Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde. Jaargang 17
(1898)– [tijdschrift] Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 84]
| |
Spaansche Brabander vs. 12 en 13.Een voldoende verklaring van Jerolimo's woorden, wanneer hij van de Schelde zegt, dat die ‘(hem) supporteert tot over Meyr’, is nog steeds niet gegeven. De bedoeling zal zeker zijn, dat de rivier nog verder stroomt dan tot Antwerpen, nog doorstroomt. Dit begrip doorstroomen uit hem supporteeren te destilleeren is mogelijk omdat ‘zich staande houden, volhouden’ daar, waar 't op het stroomen eener rivier wordt toegepast, gelijkstaat met doorgaan, doorstroomen. Maar nu tot over Meyr. Waar blijft 't woordje over als men verklaart: tot in zee, gelijk de heer Terwey deed? Over kan tot zijn recht komen in de beteekenis voorbij, verder dan, wanneer wij in Meir een eigennaam mogen zien. A priori geeft de hoofdletter ons hiertoe, zij 't dan ook niet zonder eenig voorbehoud, het recht en heeft het den Scheldemonden, dien wijden waterboezems, vroeger noch later aan tal van namen ontbroken voor hunne onderdeelen en van plaatsen er aan gelegen. Wie kent niet nog uit zijne schooljaren Wielingen, Spleet en Deurloo, Sloe, Roompot, Banjaard enz., die uit den tijd toen Zeeland uit nog meer door water gescheiden brokken land bestond, zooals in Bredero's tijd, gemakkelijk te vermeerderen zouden zijn. Is 't dus mogelijk een naam Meir, Mere, Mare aan te wijzen als dien van een plaats gelegen aan de Schelde of als dien van een gedeelte der Scheldearmen dan zouden wij op een niet al te gezochte wijze verlost kunnen worden van een der cruces, die de lezing van den Spaanschen Brabander nog steeds bemoeilijken. A posteriori. Op oude kaarten vinden we op het oudtijds nog veel meer verbrokkelde Zuid-Beveland bij Rilland en fort Bath een plaatsje MareGa naar voetnoot1), Mere en op kaarten van nieuweren | |
[pagina 85]
| |
datum Maire. Dit kan bedoeld zijn; want de Schelde stroomt immers door tot voorbij Mere! Of bedoelt Bredero met Meyr, de watervlakte tusschen Vlissingen en Vlaanderen, die om haar uitgestrektheid ook mere genoemd werd? Men vgl. hiervoor Mertens en Torfs, Geschied. v. Antw. II, 328; Melis Stoke VII, 1117; VIII, 46.
Der vermelding waard met 't oog op vs. 13 van Spa. Brab. is 't feit, dat blijkens bovengenoemde Geschiedenis van Antwerpen (VI, 470/71) in die stad een herberg de Beer bestaan heeft. Dat logement was in 1797 nog in aanzijn en daar 't in een der oudste gedeelten van Antwerpen, op de Meir, stond, is 't heel wel mogelijk dat ook reeds in Bredero's tijd een herberg ‘de baar’ bestaan heeft.
Warffum. g.a. nauta. |
|