Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde. Jaargang 17
(1898)– [tijdschrift] Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 68]
| |
De Alfreda van P.A. Codde en Lope de Vega's La Hermosa Alfreda.In Te Winkel's studie over Den invloed der Spaansche letterkunde op de Nederlandsche in de zeventiende eeuw wordt medegedeeldGa naar voetnoot1), dat Alfreda, Droef-eyndend'-tooneel-spel, Gerijmt door Dr. P.A. Codde (1641) eene vertaling is van Rotrou's La belle Alfrède (1639), die weer op zijne beurt eene bewerking zou hebben gegeven van La hermosa Alfreda van Lope de Vega. Deze mededeeling steunt voor een deel op eene bewering van Von Schack in zijne Geschichte der dramatischen Literatur und Kunst in Spanien (dl. II, 683), die Rotrou's drama eene bewerking noemt van Lope's tooneelspel, maar die bewering is niet juist; La belle Alfrède heeft een geheel anderen inhoud dan La hermosa AlfredaGa naar voetnoot2). Het Fransche stuk kan dus geheel buiten beschouwing blijven, wanneer wij de verhouding tusschen het Spaansche tooneelspel en het Nederlandsche willen bepalen. Codde's Alfreda heeft den volgenden inhoud. De koning van Engeland, Edgar, zal op verzoek zijner onderdanen trouwen, omdat hij kinderloos is. Nu vertelt men aan het hof, dat graaf Marcomir, die op grooten afstand woont, eene schoone dochter heeft; graaf Arthur, een vertrouwde van den koning, wordt er heengezonden met de opdracht, om, wanneer hij het meisje waarlijk schoon vindt, haar uit 's konings naam ten huwelijk te vragen. Arthur vindt Alfreda zoo schoon, dat hij zijne opdracht niet volvoert; hij wordt op haar verliefd, trouwt haar en laat den koning bij zijne terugkomst het portret van een leelijk meisje zien. Dan neemt hij afscheid van het hof en gaat | |
[pagina 69]
| |
met zijne jonge vrouw ver weg op het land wonen. Maar één der edelen, die vroeger de schoonheid van Alfreda zeer had geprezen, weet den koning te bewegen op de jacht te gaan in de buurt van graaf Arthur's woonplaats. Koning Edgar noodigt ook Arthur uit tot de jacht en deze, die voorziet, dat zijne trouweloosheid nu aan het licht zal komen, biecht zijn bedrog aan Alfreda en smeekt haar, zich zoo leelijk mogelijk aan te kleeden, om niet in het oog te vallen en geen indruk te maken op den vorst. Alfreda belooft dat te doen, maar uit toorn over Arthur's verraderlijke handelwijze kleedt zij zich prachtig. Koning Edgar ziet haar, ontvlamt in liefde en spant samen met de schoone vrouw, om haren echtgenoot voor zijn bedrog te straffen. Arthur wordt op de jacht gedood. Maar nu stelt de koning zijn huwelijk met Alfreda uit; zij is woedend en beraamt met den edelman Ridzard, die haar vroeger bemind heeft, een plan om den koning te dooden. Ridzard verraadt haar echter en Alfreda wordt genoodzaakt zelve den giftbeker te ledigen, dien zij voor koning Edgar had bereid. In La hermosa AlfredaGa naar voetnoot1) ziet koning Frederik het portret van de prinses Alfreda van Cleve en wordt op haar verliefd. Hij zendt graaf Godofre naar het hof van Cleve, om te zien, of de prinses zoo schoon is als haar portret, en om haar, wanneer dat het geval is, voor den koning ten huwelijk te vragen. Godrofre wordt verliefd op Alfreda en vraagt hare hand; de prinses neemt hem tot echtgenoot, omdat haar vader het verlangt. De graaf keert naar het hof van koning Frederik terug en verzekert hem, dat het portret volstrekt niet gelijkt; daarna dwingt hij zijne vrouw zich zeer eenvoudig te kleeden en met hem in een afgelegen dorp te gaan wonen. De koning verdwaalt, terwijl hij aan het jagen is in de buurt van dat dorp; hij ziet Alfreda en vat liefde voor haar op, die van hare zijde beant- | |
[pagina 70]
| |
woord wordt; hij hoort van het bedrog van Godofre, verklaart het huwelijk voor onwettig en voert Alfreda mee, om haar te huwen. De graaf wordt bijna krankzinnig van smart; hij gaat met de beide kinderen, uit zijn huwelijk geboren, naar het paleis en stort voor den troon neer. Alfreda krijgt medelijden, verzoekt den koning vergiffenis voor haren echtgenoot en wil hem weer volgen, maar het blijkt, dat Godofre van aandoening is gestorven. Er is, bij eenige overeenkomst, zooveel verschil tusschen het Spaansche en het Nederlandsche drama, dat men van eene bewerking van Codde niet mag spreken. De sage van Alfreda is meermalen door Engelsche dichters gedramatiseerd. De drama's van Ravenscroft (1667), Rymer (1677), Aaron Hill (1710) en Mason (1752) kunnen hier buiten beschouwing blijven, maar een ouder tooneelspel moet worden vermeld, nl. A Knack to Know a Knave (1594)Ga naar voetnoot1). Koning Edgar zendt Ethenwald, graaf van Cornwall, om Alfrida, Osrick's dochter, ten huwelijk te vragen. Ethenwald trouwt Alfrida zelf. Als de koning hem later een bezoek brengt, stelt Ethenwald de keukenmeid aan hem voor als zijne vrouw en Alfrida als zijne keukenmeid. Edgar bemerkt het bedrog, veroordeelt den graaf ter dood, maar schenkt hem later vergiffenis. Codde's Alfreda is zeker niet ontleend aan het Engelsche drama, waarin deze sage maar eene kleine plaats beslaat; wij merken echter op, dat de koning, evenals bij Codde, Edgar heet. Volgens kenners van het Engelsche drama, als CollierGa naar voetnoot2) en WardGa naar voetnoot3), is A Knack to Know a Knave ontleend aan de ballade Kinge Edgar, die gedicht is door Thomas Deloney en later opgenomen in zijn Garland of Good Will (1604). In die balladeGa naar voetnoot4) | |
[pagina 71]
| |
heet de koning Edgar, de jonge schoone Estrild, haar vader Orgarus en de graaf Ethelwold. Aan het slot van het gedicht doodt de koning Ethelwold en trouwt Estrild. De ballade Kinge Edgar staat weer in verband met het verhaal van eene oude kroniek. William of Malmesbury, een schrijver uit de 12de eeuw, vertelt in zijne kroniek De gestis Regum Anglorum libri V van koning Edgar (957-975) het volgendeGa naar voetnoot1): ‘Athelwoldus quidam erat sui temporis Comes egregius et a secretis; huic Rex iniunxerat negotium, vt ElfthridamGa naar voetnoot2) filiam Ordgari ducis Deuonensium, quae forma sui oculos relatorum pellexerat, quatenus eam Regiis auribus commendarent, huic, inquam, praeceperat vt illam adiret speculatum, nuptias conciliaturus si veritas famae conquadraret. Ille viam celerans, nihilque praeter opinionem comperiens, celato apud parentes nuncio, suis potius vsibus puellam applicuit. Rediens ad Regem, quae suis partibus conducerent, allegat speciei vulgaris et quotidianae, pusiolam esse, nec tantae maiestati conuenire. Reducto ab his animo et aliis amoribus intento, delatores nunciant, quanta illum Ethelwoldus astutia emunxerat. Ille clauo clauum expellens, fraude scilicet eludens, frontem serenam Comiti ostendere, diem quo visitaret tam laudatam mulierem quasi ioco edicere. Qui iam terribili ioco exanimatus, praecurrit ad coniugem, rogans, vt suae saluti consuleret, et quantum posset vestibus se deformaret, tunc primum aperiens facti sui consilium. Sed quid non praesumit foemina? ausa est primi amatoris et primi coniugis fidem fallere, et speculo vultum comere; nihil omittens, quod ephoebi et potentis lumbos pertentaret. Nec citra propositum accidit. Visam enim adeo inarsit, vt dissimulato odio Comitem | |
[pagina 72]
| |
in syluam Warewelle (quae vocatur Harewoode) gratia venandi accitum iaculo traiiceret..... (Edgarus) legitimam vxorem accepit Elfridam filiam Ordgari.’ Andere lezingen van deze sageGa naar voetnoot1) kunnen hier buiten beschouwing blijven, daar zij meer afwijken van den inhoud der drama's van Lope en van Codde dan het verhaal van William of Malmesbury. Maar er kan wel geen twijfel zijn, of deze kroniek is de bron geweest van Codde's Alfreda, al heeft hij ook een geheel ander slot aan zijn drama gegeven dan de geschiedenis vermeldt. Of William of Malmesbury ook aan Lope de stof heeft geleverd voor La hermosa Alfreda, waag ik niet te beslissen. Misschien heeft hij de sage van koning Edgar en Alfreda uit de tweede hand leeren kennen, misschien ook uit het verhaal van den Engelschen monnik slechts eene enkele situatie overgenomen en zich overigens laten leiden door zijne onuitputtelijke verbeeldingskracht. Het laatste komt mij waarschijnlijk voor, maar alleen zij, die Lope's wijze van werken volkomen kennen, mogen in eene zaak als deze het laatste woord spreken.
Groningen, November 1897. j.a. worp. |
|