en dus eene afleiding van een der vormen van sp. calabaza. Ook marmelade is afgeleid van den naam eener vrucht, en wel van port. marmelo, ontstaan uit melimelum. Doch marmelade krijgt in later tijd eene veel ruimer beteekenis, en indien sukade zich met deze woorden laat vergelijken en het grondwoord ook hier de naam van eene vrucht is, dan zou het nog niet juist de Citrus medica (Oudemans, Leerb. 2, 541) behoeven te zijn, waarvan de schil tegenwoordig voor de bereiding der sukade wordt gebruikt. Mijne gissing was deze, dat het stamwoord van sukade zou zijn ital. zucca (in sommige dialecten ook suca: zie Mahn, Etym. Unters. 179), dat is eene kalebas, en daarvan zou dan in het Italiaansch moeten gevormd zijn zuccata. Die uitgang kon in talen waar men dergelijke woorden kende op -ada of -ade, licht aan dien meer inheemschen uitgang worden geassimileerd, evenals wij b.v. zeggen chocolade, dat wel een geheel anderen oorsprong heeft, maar waarin ook -ade in plaats gekomen is van -ate; in het Utr. Placaatb. 3, 481 vindt men uit het jaar 1687 den vorm chocolati (‘coffi, chocolati, thee’). In het Nederlandsch echter bestond vroeger niet alleen sucade, maar ook sucate, zooals men ziet uit Conste der Minnen 83:
Wilt my versolaceren wt charitaten,
Uwen adem is doch soete boven sucaten.
En evenzoo vindt men Hand. d. Amour. 2, 89: ‘Zuyckergheback .... en sucaten.’
Mij dunkt, dat ook deze vorm met t eene Italiaansche afkomst eenigermate kan bewijzen. In 1893 echter kon ik niet verder gaan, daar ik een woord zuccata in den hier bedoelden zin uit het Italiaansch niet kende: in geen der door mij geraadpleegde woordenboeken kwam het voor, en het staat zelfs niet in het groote woordenboek van Scarabelli; het is dus thans zeker verouderd. Wel vindt men zuccata in den zin van ‘een stomp met het hoofd;’ de woorden voor kalebas nl. worden ook op het hoofd toegepast, vandaar zucca pelata, een kaalkop, en uitdrukkingen als non aver sale in zucca, geen verstand