Verevenhouten.
Jan Knol (Sp. Brab. vs. 1183 vlg.) geeft zijne verontwaardiging te kennen over het geven van aalmoezen aan lieden
die 't verkaetsen met de bal,
Sundaechs 's morgens voor de poort, of daer yewers buyten.
Of verdobb'len met rabauwen en met guyten.
Of ver-evenhoutent, of hutselen met mekaer
Of in 't kuyltje, of opschieten, of lechtseme daer.
Wat beteekent hier ver-evenhouten? Oudemans meent: ‘aan zeker spel, evenhouten genoemd, zijn geld verkwisten.’ Verwijs verklaart het eveneens door: met evenhouten verspelen. Welk spel met evenhouten wordt bedoeld, is niet uit te maken; Moltzer verklaart het op dezelfde wijze. Terwey evenwel zegt, dat het verdobbelen beteekent, en voegt er aan toe: ‘het spel heette dus evenhouten, misschien uit: even houdt het = even wint het’, terwijl Nauta met Verwijs van meening is, dat het niet is uit te maken, wat met dit spel bedoeld wordt. Hij voegt er de vraag aan toe, of er soms mede bedoeld zijn kan het spelen met ‘daggelhoutjes’, dat in Friesland nog bekend is. Alle uitgevers, behalve Terwey, zijn het er derhalve over eens, dat het niet is uit maken, wat Brederoo onder dit evenhouten verstaat, en toch hadden zij de verklaring er van kunnen vinden in Winschooten's Seeman, bl. 88, waar we lezen: ‘Hout beteekend ook aldat van Hout gemaakt werd: gelijk in het besonder het Keegelspel, somtijds eeven Houten, genaamd werd, om dat men aan neemt een effen getal van Keegels of Houten om ver te werpen.’ Hieruit blijkt, dat we onder evenhouten eene soort van kegelen moeten verstaan. Een paar plaatsen, waar van zulke even houten sprake is, mogen volgen. De eerste vinden we bij Six v. Chandelier, bl. 541:
Men laat ze duisend dooden smaaken.
De suigelingh, een teeder lam
Gegreepen, als van graage doggen
Werd doorgescheurt, voor elk een ham,