Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde. Jaargang 12
(1893)– [tijdschrift] Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 281]
| |
Fosete, fosite, foste.Zoo heette een der goden van de Friezen. Dien vereerden ze vooral op het eiland, dat naar hem heet. Ziehier eerst de meedeelingen uit oude schrijvers, waar die namen in voorkomen, en wat zij omtrent die godheid melden. Vita Willebrordi ab Alcuino († 804), cap. X. (Willebrordus) pervenit in confinio Fresonum et Danorum ad quandam insulam, quae a quodam deo suo Fosite ab incolis terrae Fositesland appellabatur, quia in ea ejusdem dei fana fuere constructa. Qui locus a paganis in tanta veneratione habebatur, ut nihil in ea vel animalium ibi pascentium vel aliarum quarumlibet rerum quisquam gentilium tangere audebat, nec etiam a fonte, qui ibi ebulliebat aquam haurire nisi tacens praesumebat. Quo cum vir Dei tempestate iactus est, mansit ibidem aliquot dies, quousque sepositis tempestatibus opportunum navigandi tempus adveniret. Sed parvipendens stultam loci illius relegionem vel ferocissimum regis animum qui violatores sacrorum illius atrocissima morte damnare solebat, igitur tres homines in eo fonte cum invocatione Sanctae trinitatis baptizavit; sed et animalia in ea terra pascentia in cibaria suis mactare praecepit. Quod pagani intuentes, eos vel in furorem verti, vel eciam veloci morte perire quos cum nihil mali cernebant pati, stupore perterriti regi tamen Rabbodo quod videbant, factum retulerunt. Qui nimio furore succensus in sacerdotem Dei vivi suorum injurias deorum ulcisci cogitabat. Jaffé, Bibl. Rer. Germ. VI, 47Ga naar voetnoot1). Vita Liudgeri († 809), ab Altfrido cap. 19. (Liudgerus) transfretavit in confinio Fresonum atque Danorum ad quandam insulam, quae a nomine Dei sui falsi Fosete, | |
[pagina 282]
| |
Foseteslant est appellata .... Pervenientes autem ad eandem insulam, destruxerunt omnia eiusdem Fosetis fana que illic fuere constructa ... Cumque habitatores terrae illius fide Christi inbueret, baptizavit eos ... in fonte qui ibi ebulliebat, in quo sanctus Willibrordus prius homines tres baptizaverat, a quo etiam fonte nemo prius haurire aquam nisi tacens praesumebat. Cuiusdam etiam eorum principis filium, Landricum nomine, accepit a fonte ... Mon. Germ. SS. II, 410Ga naar voetnoot1) ook uitgeg. door W. Diekamp in de Geschichtsquellen des Bisthums Münster IV (1881).
Wie is deze Fosete, Fosite. Mogk in de Germ. Grundriss I, 1065-66 vereenzelvigt hem met Forseti, een noordsche godheid; die daar echter geimporteerd is. ‘Forseti (ist) weiter nichts wie Baldr als Rechtsgott oder wie der Mars Thingsus der Twianten, eine Seite des alten Tiwaz, des Ζεῦς ἀγοραῖος der Griechen’. Zoo ook Grimm, die het er voor houdt (Mythol. 212), dat het woord uit Forseti geassimileerd is. Hij stelt de godheid met Wodan gelijk. Von Richthofen doet dit net zoo, maar wil liever aannemen dat het woord zelf door een afschrijver verminkt is. Hij zou de ʿprincepsʾ wezen, de voorzitter; ook die in de sage van de 12 Aesgen aanwees wat Recht wasGa naar voetnoot2). Zeker is het de Oppergod. Dit blijkt uit de bovengeciteerde gedeelten, waarin breed uiteengezet wordt hoe men hem vreesde. Wat hem geheiligd was, durfde men niet aanraken. Een bron was hem gewijd - men zweeg, als men er water uit putte. Men was overtuigd dat hij elke oneerbiedigheid streng strafte. Het lot moest uitmaken wie der euveldaders op gruwlijke wijs hem moest geofferd - want ook menscheoffers nam hij -, | |
[pagina 283]
| |
wie dadelijk het land moesten verlaten. Hij is de ontzagwekkende, de vreeselijke. Maar waaruit blijkt dat hij gelijk Mars Thingsus was; dezelfde die in de sage het recht aan de Aesga wees? Alleen omdat hij de opperste god was? Maar die sage is een christelijke sage. Misschien met heidensche bestanddeelen. Wie is echter bij de Friezen de Opperste god? Wodan? Die bij de Nederduitschers algemeen zoó werd vereerd? Zeker, de Friezen hebben hun Werns-dei, Warns-dei. Maar verder is geen spoor aantewijzen dat Wodan hun hoofdgod, niet een ander dit was. Zij hebben ook hun Thius-dei. En hun Thonres-dei. Dan - in veel komen de oude Friezen met de Noren overeen. En de opperste god der Noren was ponar. Die wordt vaak met Jupiter en Hercules gelijkgesteld. Dit is bekend. En nu is merkwaardigGa naar voetnoot1), dat in de Vita Suiberti, dat in de XIIe eeuw geschreven heetGa naar voetnoot2), meegedeeld wordt: Insula Fostelandiae quae a quodam deo suo, dicto Foste tunc Fostelandia appellabatur ... (in qua) ... delubra Iovis et Foste. Worden hier twee goden, of maar één aangeduid? Mij dunkt van één. Jupiter wordt hier eerst genoemd, is ook de hoofdgod. Foste in de tweede plaats. En toch is hij op dit eiland, dat naar hem heet, de hoofdgod. Zij moeten dus wel dezelfde wezen. En daar Jupiter = Thonar is, zal ook Foste dezelfde zijn. | |
[pagina 284]
| |
De vraag komt bij me op of et wel richtig is. Moet het niet wezen - staat er misschien in het handschrift? - iets als vł of ł (= vel); of i of i.e. (= id est) of . (= i.e.), of zoo iets. Of is 't van de uitgevers? Die mogelijk een . of een afkorting oplosten? De varianten kan ik ook niet nazien. Dan stond er Jupiter (.) Foste, waarbij het laatste een explicatiefglosse kan wezen. Of is het Jupiter Foste, Ζεῦς Φοβερός? Op het eiland stond meer dan een tempel van Foste; vgl. ‘omnia eiusdem Fosetis fana que illic fuere constructa’, boven, blz. 281. Fosteland is Helgoland, zooals men aanneemt. Dit zou blijken uit de boven aangehaalde regels. Ook merkt men daar nog de piëteit in, die men nog jaren later had voor 't eiland, aan den God geheiligd.
Adamus Bremensis (1069 in Bremen dom-scolasticus), Histor. ecclesiast. IV, cap. 3. Archiepiscopus (Adalbertus Bremensis † 1072) ... ordinavit .. in Funem Eilbertum, quem tradunt conversum a pyratis, Farriam insulam, quae in ostio fluminis Albiae longo secessu latet in occeano, primum repperisse, constructoque ibi monasterio fecisse habitabilem. Haec insula contra Hadeloam sita est; cuius longitudoGa naar voetnoot1) vix octo miliaria panditur, latitudo quatuor .... Piratae .. solent heremitis ibi viventibus decimas praedarum offerre .. Haec insula .... collem habet unicum, arborem nullam, scopulis includitur asperrimis, nullo aditu praeter unum, ubi et aqua dulcis, locus venerabilis, omnibus nautis, praecipue vero pyratis, unde accepit nomen, ut HeiliglandGa naar voetnoot2) dicatur. Hanc in vita Sancti Willibrordi Fosetisland appellari discimus, quae sita est in confimio Danorum et Fresonum. Mon. Germ. IX, 369. | |
[pagina 285]
| |
Toen de bewoners zich lieten overhalen tot het christendom, verloor het eiland, dat niet meer het middelpunt van een godsdienstige vereering bleef, wel zijn algemeene bekendheid. Het heet opnieuw ontdekt; heeft een andere naam, die 't echter ook vroeger gehad kan hebben. Was dit de eenige plaats waar Foste vereerd werd? Ocko van Scharl is een niet zeer geloovenswaardig historicusGa naar voetnoot1). Hij verhaalt met andere woorden, bekort, hetzelfde als het uit de Vita Willibrordi hier boven geciteerde; alleen het eiland wordt ‘Ameland, hoewel de Koning (Radbodus) het by de zynen Fosteland hiette’Ga naar voetnoot2). ‘Ao 806Ga naar voetnoot3), is op Ameland de Afgodt Foste omgeworpen, en zijn tempel is weder tot een Bedehuys der Christenen geconsacreert, daar namaals nog een Klooster af wierde gestigt van S. Benedictus Ordre, en wijl dit Klooster, of deze Tempel wat alleen stond, en nog geen naam en hadde, zo gebeurde het dat er iemand hene ging, die bij geval ofte anderzins gevraagt wierde, waar hy hene woude? Daar op straks geantwoord wierde, na Fostewert, want vermits des Afgodts naam nog in versche memorie bij hen-lieden was, en konden ze zo schielijk tot veranderinge van dien niet geraken, waar door het voort die gewoonte bleef, doen 't KloosterGa naar voetnoot4) daar al gestigt, en gebouwt was, dat men 't voortaan Fostewert hiete, hoewel het met 'er tijd na veranderinge van sprake, Foswert genoemd word. (Anna, de Edele Heer van Ameland zijn Dochter).. liet verzetten uit zonderlinge ijver die ze tot Godt en zijnen dienst hadde, het Klooster Foswert, dat bij haar tijd op Ameland stond, over in Friesland, want het daar veel aanstoot hadde, en zeer gekweld wierde van de kwade Schelmen, Pyraten, en | |
[pagina 286]
| |
Zee-rovers, zo met geweld, brand, roven, als anderzins, zo dat ze daar veel te lyden hadden, 't welk de voornoemde Gravinne zeer deerde, zo dat zy het derhalve uit medelyden, Anno 1109, in Friesland liet zetten’ ...Ga naar voetnoot1). Dit alles heet men fabelen. Maar zou er in 't geheel geen historische kern in zitten? Zou het verhaal, gedeeltelijk naar de Vita Willibrordi, alleen gediend moeten hebben om Fos-wert te verklaren? Etymologisch is er volstrekt geen bezwaar dat Foswert uit Fostewert ontstaat. Wert is hetzelfde dat in tal van plaatsnamen voorkomt. Het eerste komt het woord Foswert voor in autentieke schriften van 1338: Abbas de Furswarth, Driessen, Mon. Gron. blz. 131. - Ao 1390: tha kelneran fon Furswerth, Schwartzenbergh, Charterb. I. 250. - Ao 1438: Taka susteren .. to Forswert, Schotanus, Tablin. blz. 131. Dat hier een r in staat, kan net hetzelfde geval als bij Ternaard, Lauwersee, Amersfoort, haerd (steenen hoofd in zee.) e.d. wezen. Nu was Oostergo oorspronkelijk éen marke, waartoe ook insula Amblâ hoorde. Daarin lag een plaatsje ʿTuna-werdʾ, en later een district ʿDongera-deelʾ. Dit moet zich vrij ver uitgestrekt hebben; daarnaast stond toch, naar alle waarschijnlijkheid, in den ouden tijd het binnenland. Het omsluit dus de kuststreek. Vrij zeker dus dat het eiland Ameland híer bij hoorde, evenals het latere Ferwerderadeel waarschijnlijk. Nu staat Tuna-, Donger-, wel in verband met ThonarGa naar voetnoot2). Hier dus werd meer bepaald ʿThonarʾ vereerd. Mogelijk is dus - daar Foste naar de meeste waarschijnlijkheid = Thonar is - dat werkelijk op Ameland een tempel | |
[pagina 287]
| |
van dezen stond, waar naar het klooster later Fos-(te-)werd heette. Reeds dadelijk na Bonifacius had het klooster te Fulda, waar zijn lijk begraven was, vrij wat goederen op Ameland: er was dus bebouwde grond. Zoo had ook Fos-wert zijn verklaring. Dit is niet veel meer dan een hypothese. Maar verklaart hoe Ocko Scharl aan zijn verhaal, dat hij uitwerkte, komt. Het is een oude overlevering. Men kan niet te voorzichtig wezen - ook met het beweren dat iets gefabeld is. En, indien waar, geeft het een nieuwe aanwijzing dat Thonar = Foste is.
In elk geval, ligt het eiland van Willebrordus noord van de monden van Elbe en Weser. Aan den oostelijken oever van deze laatste rivier lag een bosch, dat aan Hercules (= Thonar) gewijd was, waar Arminius zijn volk bijeen bracht tegen GermanicusGa naar voetnoot1). Maar merkwaardiger is wat Much heeft gevondenGa naar voetnoot2). Aan beide de Elbe-oevers woonden de Καοῦλκοι; Tacitus noemt die de Fosi. Deze laatste naam zou Φοβεροὶ beduiden en brengt Much in verband met het zweedsch ‘fasa schaudern, sich entsetzen, fasa (ijsl. fasi) schaudern, grausen, entsetzen, engl. (bei Halliwell) fese, to frighten, to make afraid, affesed, frightened, ags. fésian(?) fugare, fôes (Beowulf 2230) grausen, entsetzen, dän. faas, heftigen anlauf um schrecken einzujagen’. Wat is er nu tegen om met deze woorden ook Foseti, Fosite, Foste in verband te brengen? Immers, de uitval van de r, als 't uit Forseti ontstaan is, kan in zoo vroegen tijd al zeer moeilijk verklaard. Maar dan is 't geen samenstelling met sitta. Heeft niet meer met ʿprincepsʾ of Voorzitter te maken. Evenmin met Forseti in 't noorden wat uit te staan. Of met Mars Thingsus. De stam is fos(-i-ti of -ta). | |
[pagina 288]
| |
De God is de ‘vreeselijke’: Thór heeft in 't noorden de bijnaam ook van ‘Atli’, de woedende. Was Thonar-Foste een gouw-godheid? Van de mythologie der oude Friezen weten we weinig; men zal daarom elke bijdrage, ook deze poging om te verklaren, naar ik hoop, welkom willen heeten. ‘Men meent’, zegt Martinus HamconiusGa naar voetnoot1), ‘dat zijn naem (die van Foste) genomen is van 't ghene d' Friezen bij olde tijden een Fost, nu een Fest, noemen, ende 't geene de Saksische een fuyst heten ... Degenen, welcke desen gemeynt hebben te zijn Vestam, zijn bedroghen nadien men nergens leest, dat Foste voor een Godinne gheeert is’. Hij houdt hem voor éen met de Romeinschen Mars. Waarom, zegt hij niet. Evenmin wie hem met Vesta vereenzelvigen Kan iemand dit meedeelen?
Zwolle, 2 Augustus '92. buitenrust hettema. |
|