Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde. Jaargang 12
(1893)– [tijdschrift] Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdBladvulling.Griep in het Nederlandsch en Grippe in het Duitsch houdt men voor uit het Fransch overgenomen; en van den naam grippe in den zin van ‘catarrhe épidémique’ zegt Littré: ‘Ainsi dit, parce qu'il grippe, saisit une foule de gens’. Blijkens een der door hem aangehaalde voorbeelden gaf men die verklaring reeds vroeger, zij ligt ook voor de hand. Maar is het ook soms eene volksetymologie? Bij den naam van eene ongesteldheid is het zeker niet onwaarschijnlijk. Kan grippe soms afstammen van een der talrijke oudere of jongere Slavische woorden, afgeleid van den stam waartoe b.v. russ. chripětĭ en chripota behooren? Zij beteekenen kuchen, heesch zijn en wat daarmede in verband staat. De stam chrip- is verwant met chrap-, waartoe b.v. behoort poolsch chrapać (snorken). De geschiedenis der medische wetenschap zal deze vraag wellicht kunnen beantwoorden. De benaming Russischer CatarrhGa naar voetnoot1) is opmerkelijk. a.k. |
|