De donkere nacht zal nog donkerder worden,
Het regenachtige weder zal nog regenachtiger worden:
Waar nachtverblijf vinden?
Eene variëteit van darg is in darkus, leelijk, afschuwelijk, derkiu, derkti, bezoedelen, bewaard gebleven. Naar het mij voorkomt, is de grondbeteekenis van darg, derg (dark, derk) in Ags. deorc, Eng. dark te zoeken: de Litausche woorden dergti, dargana, dargus werden uitsluitend van het donkere, betrokkene luchtruim gebezigd en wijzigden daardoor hunne oorspronkelijke beteekenis. In darkus heeft zich het begrip ‘leelijk, afkeerwekkend’ uit dat van ‘donker, zwart, afzichtelijk’ ontwikkeld, terwijl derkti, bezoedelen, eenmaal een algemeen woord voor ‘donker maken’ moet geweest zijn. Vgl. voor de bet. Lit. apsiniaukti, zich betrekken (van den hemel), zich bemorsen.
3. Wolk. Ndl. wolk, Hd. wolke, oorspr. neutr. Ouds. wolkan, Ags. wolcen, Ohd. wolchan, zoude in het Sanskrit, indien het er bestaan had, valgana-m geluid hebben. Men heeft wolk met Slav. vlaga, vochtigheid, vlĭgŭkŭ, vochtig, Lit. wilgyti, ‘befeuchtend glätten’ in verband gebracht, welke etymologie echter te gezocht is om te worden aangenomen. Waarschijnlijk beteekent wolk oorspr. ‘het trekkende, zwervende’ en is het eene afleiding van den wortel welg, walg: Ags. wealcan, Eng. walk, Hd. walken. De oudere beteekenis van dezen wortel vinden wij bij den wisselvorm welk, walk in Lit. welku, wilkti, Slav. vlěka̮, vlěšti, Grieksch ἕλϰω, trekken. Het is opmerkelijk, dat eene afleiding van Lit. welku, wilkti, namelijk walkunas, vagebond, evenals de Germaansche woorden het begrip van ‘zwerven’ bevat. Hoe gemakkelijk de beteekenis van ‘trekken’ in die van ‘zwerven’ overgaat, getuigt trouwens het woord trekken zelf, alsmede het Hd. ziehen, Mnl. tien.
c.c. uhlenbeck.