Gezwicht.
‘Enghien molenair en zal noch en moet des nachtes malen, alzet vier reve gezwichte wayet,’ O.W.v. Amst. 45, 21; zie Mnl. Wb. 2, 1723. Bij de herinnering, dat zwichten de term is voor het ‘oprollen van de zeilen eener molen’ blijft deze plaats niet langer ‘duister’, en wat er in ‘bedorven’ is, laat zich herstellen door gezwichtet te lezen. ‘Het waait vier reven gezwicht’ is dan in den mond van een molenaar eene soortgelijke overdrachtelijke uitdrukking als de ‘gereefde, dubbelgereefde, of: dichtgereefde marszeilskoelte’ in dien van den zeeman. - Zie voorts: Spiegel der Jongers p. 3 (ook p. 18?), Van Beaumont's Ged., p. 15, en de Wdbb. van Plantijn, Van Lennep, Van Dale, Ten Doornkaat Koolman.
L., 1891.
a. beets.