lomiti, lámati, lomívati, Poolsch lamać, breken, kraken. Identisch met het werkwoord lomiti in vorm is het Oudnoorsche lemja, hetwelk ook in beteekenis zeer dicht bij lomiti staat; ik verwijs hiervoor den lezer naar het Woordenboek van Cleasby-Vigfússon. Verder behooren tot denzelfden stam in 't Baktrisch rāma (stam rāmā), verminking, en in 't Nieuw-Perzisch ramīdan, slaan. Vermoedelijk is ook het Pâli lāmaka, lamzalig, slecht, gemeen, eene afleiding van denzelfden stam, als ook IJsl. lómr, gemeenheid, laagheid; lóm-hugaðr, gemeen van zin.
De klinker in loeme vertoont denzelfden graad van versterking als Tsjechisch lámati, Baktrisch rāma en Pâli lāmaka. In beteekenis is loeme krachtens zijn afleiding synoniem met wak, vök.
h. kern.