Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde. Jaargang 9
(1890)– [tijdschrift] Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 13]
| |||||
vroeger opgemerkt. De juiste verhouding van die tooneelstukken onderling en tot andere bewerkingen derzelfde stof in het Latijn, het Duitsch en het Engelsch werd nog niet in het licht gesteld. Daaromtrent ga ik hier iets mededeelen. De twee Nederlandsche tooneelstukken, hier bedoeld, zijn getiteld: Den Spieghel der Salicheit van Elckerlijc en Een Comedia ofte Spel van HomulusGa naar voetnoot1). Het eerste stuk dagteekent uit de laatste jaren der 15de eeuw; de eerste uitgave van het tweede stuk is van het jaar 1556. De samenhang tusschen die stukken blijkt duidelijk, als men de uiteenzetting nagaat, welke Schotel gaf in zijne Gesch. der Red. (I, 30-47). Op sommige plaatsen, b.v. in den monoloog van God, herkent men zelfs enkele regels, die ten naaste bij denzelfden vorm hebben. Men vergelijke:
Homulus: Nu sie ick hier af uyt mijnen hooghen Throon,
Hoe al watter is in 's menschen persoon
Niet anders begheert dan in wellust te leven.
Elckerlijc: Ic sie boven ut minen throne,
Dat al dat is int 's menschen persone
Leeft ut vresen onbekent.
Homulus: Sy leven gheheel sonder allen sorgen,
Hoe wel sy weten nochtans geenen morgen.
Waer ick de Roede ende straffe lange spare,
Soo wert den Mensche boser van jaer tot jare.
| |||||
[pagina 14]
| |||||
Elckerlijc: Elckerlyc leeft nu buten sorghen,
Nochtan en weten sy ghenen morghen.
Ic sie wel, hoe ic tvolc meer spare,
Hoet meer arghert van iare te iare.
Serrure, die het spel van Elckerlijc niet kende, hield Homulus voor een oorspronkelijk stuk. De eerste Nederlandsche uitgave van dit tooneelstuk zag in het jaar 1556 het licht; reeds in 1536 echter had eene Latijnsche bewerking, waarschijnlijk van Christianus Ischyrius, het licht gezien, die in 1538 en 1546 herdrukt werdGa naar voetnoot1). Daar nu in den titel der Latijnsche bewerking staat: ‘Homulus Petri Diesthemii Comoedia..... Antverpie quondam etc. acta’, heeft Serrure daaruit opgemaakt: dat aan de Latijnsche bewerking een Nederl. stuk ten grondslag ligt, dat ook Homulus heette en dat de tegenwoordige oudste druk van 1556 slechts een herdruk is van vroegere, ons onbekende, uitgaven. Dit nu is onjuist, gelijk ook Serrure zelf zou ingezien hebben, indien hem het spel van Elckerlijc slechts bekend ware geweest. Wie den Latijnschen Homulus vergelijkt met het Nederlandsche spel van Elckerlijc, ziet dadelijk, dat het eerste eene omwerking is van het laatste. Trouwens de Latijnsche omwerking zelve levert ons daarvoor de bewijzen: 1o. leest men daar een ‘Ogdoasticon Eusebii candidi in Homuli comoediam de nominis ratione extemporaliter lusum’:
Quilibet, heus, quondam fuit ista comoedia dicta,
Nam trepidat mortis quilibet ire vias;
Nunc Homulus passim bene scribitur en quod in ipsa
Pingitur ad vivum vita fugax hominis.
en een Distichon Ischyrii:
Quilibet ante fui, mutato nomine, dicor
Nunc Homulus, per me nam resipiscet homo.
| |||||
[pagina 15]
| |||||
De Latijnsche bewerker heeft het stuk echter hier en daar gewijzigd en uitgebreid. Het aantal personen is zeer vermeerderd en het stuk naar klassieken trant in vijf bedrijven verdeeld; die bedrijven (het hadden er evengoed vier of zes kunnen zijn) hebben echter geen ‘raison d'être.’ Het aantal vrienden en verwanten is zeer groot en zij worden met name genoemd; verder is Maria in het stuk gebracht en twee ‘cacodaemones: Larvicola en Crambarabus. Het Latijnsche stuk moest dienst doen tegen de stukken van Plautus en Terentius ‘quae licet syncerae latinitatis flosculis et egregie dicendi phaleris abunde cunctis praemineant, latet tamen saepicule sub decoris herbis frigidus et noxius anguis, nempe amoris vehemens aestus.’ De Homulus was niet de eenige Latijnsche bewerking dezer stof; ook in den Hekastus van den bekenden Macropedius (Van Langhveldt) zijn dezelfde gegevens verwerkt in het jaar 1538Ga naar voetnoot1). De Homulus diende nu weer als voorbeeld voor eene Duitsche bewerking. Deze werd vervaardigd door den Keulschen boekdrukker Jaspar van Gennep, bij wien ook eene uitgave van het Latijnsche stuk het licht had gezien. Van Gennep voegde aan zijn voorbeeld het een en ander toe; o.a. eenige tooneeltjes, waarin het liederlijke leven van Homulus wordt geschilderd. De stof voor deze tooneeltjes ontleende hij weer aan andere stukken: aan den Hekastus van Macropedius en aan een paar Duitsche stukken van Culmann en Gengebach. Over het geheel valt er in Van Gennep's werk eene anti-Luthersche strekking op te merkenGa naar voetnoot2). Zoo was dus het Nederlandsche tooneelstuk van ‘Elckerlijc’ in den loop des tijds gemetamorphoseerd in het Duitsche stuk Homulus. | |||||
[pagina 16]
| |||||
Keeren wij nu terug tot het Nederlandsche spel van Homulus, dan blijkt reeds dadelijk de algeheele overeenkomst tusschen het Nederlandsche en het Duitsche stuk. Men behoeft niet lang in twijfel te staan, welk der twee voorbeeld en welk vertaling is. De taal van het Nederlandsche stuk bewijst bovendien, dat het uit het Duitsch vertaald is. Dat had ook Serrure, onafhankelijk van den ‘Elckerlijc’ kunnen zien. De rijmwoorden in het Nederlandsche stuk wijzen dat ten duidelijkste aan. Men oordeele: ghedenckt ‖ hanckt; alderbeste ‖ Gaste; klaghen ‖ saghen (zeggen); ghesacht (gezegd) ‖ nacht; sage ‖ beklagen; bidt ‖ met; begeer ‖ heer (‘waerom zijt ghy gekomen heer);gasten ‖ beste; toeghericht ‖ nicht (niet); weere (ware) ‖ leere; saert (zart) ‖ gespaert; slemmen ‖ bestemmen; packt u van hinnen ‖ winnen; brassen ‖ op den Gassen; hy gaet hen wegh (hinweg); trecken ‖ verschricken; verschricken ‖ wicken (wekken); hen in (hinein) ‖ zijn; staet ‖ haet (heeft); begheer ‖ heer (her); spil (spel) ‖ wil; wecken ‖ doorsteken; ghenamt (genoemd) ‖ bekant (bekend); holden ‖ spolden; ghestalt (gesteld) ‖ ghewalt; ghewalt ‖ bald; wereldt ‖ bevelt (beveelt); wol (wel) ‖ vol; solt (soudij) ‖ wolt (wilt); Christ ‖ ist (is); sacramenten ‖ eenden; ghehenckt ‖ ghekrenckt; halen ‖ bevolen; gheslecht ‖ knecht; ellende ‖ hande (pluralis); ten deele ‖ wijle. De rijmwoorden zijn niet aan een deel van het stuk ontleend, maar bevinden zich zoowel aan het begin, als in het midden en aan het eind van het stuk. In het Nederlandsch zijn al deze rijmen onzuiver; slechts als men ze in het Duitsch overbrengt, worden zij zuiver. Bovendien treft men verschillende Duitsche vormen, woorden en uitdrukkingen aan, die ook op vertaling uit het Duitsch wijzen. Zoo b.v.: sich ghesellen (tot iem.); erdacht; gegangen; Ick hebbe te schaffen in mijne keucken; du soldest; du bist; du woldest; henwegh (hinweg); hertse (hart); vrijlich (freilich); vervreugden (erfreuen); laden (einladen) enz. | |||||
[pagina 17]
| |||||
Over de veranderingen, welke de, oorspronkelijk Nederlandsche, Elckerlijc op zijne omzwervingen onderging - veranderingen van uiterlijken en innerlijken aard - zal ik hier niet spreken. Nog twee punten verdienen echter onze aandacht.
Wij, die Every-man en Elckerlijc kunnen vergelijken, hebben beter gegevens. Uit eene vergelijking bleek mij, dat beide stukken bijna letterlijk overeenkomen; het eene moet eene vertaling van het andere zijn, tenzij er een gemeenschappelijk voorbeeld bestaan hebbe. | |||||
[pagina 18]
| |||||
Alleen de korte Proloog en het slotwoord door den ‘Doctour’ uitgesproken, worden wel in het Engelsche niet in het Nederlandsche stuk gevonden. Voorzoover ik er nu over kan oordeelen, moet men het voor waarschijnlijk houden, dat het Engelsche stuk eene vertaling is van het Nederlandsche en niet omgekeerd. Het Engelsch is gewoonlijk breedvoeriger dan het Nederlandsch; dat maakt de prioriteit van het laatste stuk waarschijnlijk. Evenzoo is het m.i. waarschijnlijker, dat de proloog en het slotwoord door een Engelschen vertaler zijn toegevoegd, dan dat een Nederlandsch vertaler ze heeft weggelaten. Meer innerlijke bewijzen aan te voeren, zou eene nauwkeuriger vergelijking der beide stukken eischen. Een enkelen keer vind ik in het Nederlandsche stuk regels, die een goeden zin geven, terwijl ik er aan twijfel of diezelfde goede zin ook gevonden wordt in de overeenkomstige Engelsche regels. Zoo lezen wij b.v. de volgende regels die aan ‘Gheselscap’ in den mond worden gelegd: Want men doet int ghemeen ghewach,
Dattet bloet cruypet, daert niet wel gaen en mach.
Den laatsten regel, die een bekend middeleeuwsch spreekwoord bevat, vinden wij in het Eng. stuk vertaald: (vs. 316): ‘For kynde wyll crepe where it may not go.’ Is dat wel juist? Heeft de Engelsche bewerker hier die zelfde gedachte in goed Engelsch weergegeven? Goedeke wijst op een regel in den Latijnschen Homulus, die volgens hem kan strekken om eene duistere plaats in Every-man te verklaren. Ik laat hier zijne woorden volgen: ‘Im Every-man heisst es vs. 777-779: Now set eche of you on this rodde your honde And shortely folow me I go before there I wolde be. Ischyrius übersetzt: Omnes hanc manibus contingite crucem Et sequaci properate pede, primus ibo Quo me ducit suprema necessitas, und verordnet dazu in der Randglosse: Habebit Homulus crucem in manibus. Uebereinstimmend damit gibt die | |||||
[pagina 19]
| |||||
lat. Randglosse in vs. 824 dem Homulus durch Confessio ein Kreuz in die Hand und lässt ihn, wovon das Englische nichts sagt, des Kreuzes eingedenk sein. Jenes on this rodde your honde bedeutet aber nicht on this rood your handes sondern on this route your hunt, nun verfolge jeder diese Spur, ein von der Jagd hergenommener Ausdruck, der dem niederländischen Lateiner unverständlich war.’Ga naar voetnoot1). Indien Goedeke een Engelsch woordenboek had opgeslagen, zou hij bovenvermelde bewering niet hebben geuit. Rodde is, volgens Skeat, een wisselvorm van rood (Ndl. roede) en hond een wisselvorm van hand; beide vormen komen in het M.E. voor. De vormen rodde voor rood (route) en hond voor hound daarentegen komen niet voor. In ‘Elckerlijc’ lezen wij op de overeenkomstige plaats: Slaet aen dit roeyken alle u hant,
Ende volghet mi haestelic na desen.
Het Nederlandsch en het Engelsch dekken elkander hier dus volkomen. Een bewijs voor de prioriteit der Nederlandsche bewerking meen ik verder nog te vinden in het verschil van den tijd der vervaardiging der twee stukken. Every-man is, gelijk Goedeke - naar het schijnt, terecht - aanneemt, gedrukt omstreeks 1529Ga naar voetnoot2). Het spel van ‘Elckerlijc’ werd reeds in 1495 gedrukt. Ook hier dus bestaat waarschijnlijkheid voor de prioriteit van het Nederlandsche stuk. Indien hier werkelijk een Nederlandsch tooneelstuk in het Engelsch vertaald is, dan hebben wij daarin eene nieuwe bijdrage tot de kennis der ‘litteraire relaties’ tusschen Engeland en NederlandGa naar voetnoot3). | |||||
[pagina 20]
| |||||
Dat deze bestaan hebben, is ons reeds gebleken uit de geschiedenis van ‘Marieken van Nimwegen’. Het blijkt ook uit de stukken van den Haarlemschen Rector Schonaeus, die in Engeland werden gedruktGa naar voetnoot1). Zeker valt hier echter nog vrij wat te ontdekken en aan te wijzen. Wie een onderzoek zou willen instellen naar de betrekking tusschen ons land en Engeland ten opzichte der letterkunde, zou, dunkt mij, geen onnut werk verrichten. Het is wel tijd, daarmede een aanvang te makenGa naar voetnoot2).
g. kalff. |
|