Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde. Jaargang 8
(1888)– [tijdschrift] Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 320]
| |
Amand I, 66.‘Wi bidden Gode, die es goedertiere,
Up dat hu salicheit mach sijn
Ende sijn heere (d.i. eere) in den fijn
Niet gheflankiert bi mach wesen,
Dats hu wille ghescie van desen.’
Over die plaats geeft het Mdnl. Wdb. onder Flankieren het volgende: ‘De bedoeling moet zijn: Opdat noch zijneGa naar voetnoot1) zaligheid noch uweGa naar voetnoot2) eer ten slotte verminderd, verkort, verzwakt worde. Streng genomen, maken de woorden ‘up dat hu salicheit mach sijn’ eenen afzonderlijken zin uit en de bedoeling is ‘opdat zaligheid u moge te beurt vallen.’ Op flankieren zelf wordt aangemerkt dat het ww. slechts op deze plaats voorkomt. Ofschoon de waarschijnlijke afleiding van dat flankieren door Dr. Verdam nog al uitvoerig behandeld wordt, schijnt het raadzamer aan te nemen dat de uitgever van den Amand verkeerd gelezen heeft: bij de niet zelden voorkomende verwisseling van s en f mogen wij gerust gheslankiert schrijven; immers, het bestaan daarvan wordt door Kil. betuigd: ‘Slankéren, laxare, solvere’ en die woorden sluiten uitnemend op de uitlegging van Dr. Verdam. Antwerpen. em. spanoghe. |
|