Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde. Jaargang 5
(1885)– [tijdschrift] Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdI.A.F.'s Gedicht op Huygens' ‘Voorhout ende cost. Mal’.
| |
[pagina 309]
| |
55[regelnummer]
Want, dat met vermaken sticht
Houd' ick voor het beste dicht.’
Bij vs. 50 ‘wenschen’ teekent mijn vriend Verdam (want de 1ste uitgave van Verwijs verklaart hier niets) aan: ‘toewenschen. De bedoeling dezer niet zeer heldere regels is wellicht: ‘Dan zal ieder aan uwe kloeke verzen toewenschen, dat zij steeds in den smaak mogen vallen, en dat zij nooit uit hun verband worden gerukt, hetzij alleen om het liefelijke (de vijgen), hetzij om het scherpe er van (de peper) te doen uitkomen, want het zoet-scherpe behoort bij elkander. De dichter denkt hier aan het Horatiaansche: ‘Omne tulit punctum, qui misquit utile dulci’: tot hiertoe de aanteekening. ‘Lepidius quam verius’ gezegd, geloof ik; niet wat betreft de laatste woorden, die ongetwijfeld juist zijn; ‘met vermaken sticht’ doet aanstonds aan de aangehaalde Latijnsche woorden denken even als de regel: ‘Want vrucht en vreughd is 't wit dat ick hier schick te raken’,
uit Huygens' Hofwijck. Maar voor de vijgen en de peper zou ik voor mij liever verwijzen naar Hor., Epist., II, I, vs. 264, seqq.: ‘ac neque ficto
265[regelnummer]
In pejus voltu proponi cereus usquam,
Nec prave factis decorari versibus opto:
Ne rubeam pingui donatus munere, et una
Cum scriptore meo capsa porrectus operta,
Deferar in vicum vendentem tus et odores,
270[regelnummer]
‘Et piper, et quidquid chartis amicitur ineptis.’
Ik geloof niet, dat de geleerde uitgever een oogenblik zal twijfelen aan de toepasselijkheid van deze aanhaling. Deze woorden van Horatius kwamen J.A.F. ongetwijfeld in de gedachte, toen hij den wensch uitsprak, dat Huygens' Costelick Mal niet mocht verzeilen naar den kruidenierswinkel om te dienen voor vijgen-zakjes en peperhuisjes, waartoe ook in de dagen van een meer en min verwijderd ‘olim’ menige bundel pruldicht, tot geluk voor het nageslacht, is bestemd geworden.
Utrecht, '86. 2. 5. h.e. moltzer. |
|