Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde. Jaargang 5
(1885)– [tijdschrift] Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 94]
| |
woorden. Immers terwijl de zin slechts eene grootere of kleinere schade zal lijden, als men een naamwoord niet goed vat, kan men zeggen, dat met het juiste begrip van de partikels het begrip van den geheelen zin ten nauwste verbonden is. Ten bewijze van de waarheid hiervan, wil ik een paar mnl. partikels behandelen, die in eene thans niet meer daaraan eigene opvatting werden gebruikt, en die, verkeerd opgevat, ons gevaar zouden doen loopen, den geheelen zin verkeerd te verstaan. Het mnl. voegwoord want had, gelijk bekend is, in den regel de (nauw aan want verwante) beteekenis van omdat, die o.a. duidelijk uitkomt in de gewone verbindingen ende want en maer want, doch daarnaast komt want voor in eene eenigszins gewijzigde opvatting, nl. die van zoodat. In de Aant. op Aiol-fr. 170 dorst ik nog slechts met een vraagteeken deze bet. aan want toekennen; in mijne beoordeeling van Franck's AlexanderGa naar voetnoot1), op VI, 1238, en in het Mnl. Wdb. op bedi heb ik mij met meer zekerheid over dit verschijnsel uitgelaten, doch het kan zijn nut hebben, dat feit nog iets nader toe te lichten. Vooraf eenige voorbeelden, waar want de bet. heeft van zoodat. Aiol-fr. 168: Alori brochte sinen steke op Ayoele verbolgenleke, want sijn scacht brac ontwee (zoodat, niet omdat, zijne lans door midden brak); 475: De hermite starf cortelike, want hi voer te Gods rike (zoodat hij voer of en toen voer hij; vgl. bl. 96); 695: Het was donker van der nachte, want (zoodat; omdat zou hier en elders onzin zijn) hijt niet gesien en mochte; Aiol 478: God hi gemaked oeren lijf, want si was eine vrouwe scone; Alex. I, 425: Hine was out maer twalef jaer..., want hine hadde an sinen kin baert no dunst (V, 981 en VI, 1238 komen mij thans minder geschikt voor, om daaruit de vooropgestelde beteekenis op te maken); Wal. 1403: Over die scoudere was hi breet, want hem sijn leven (?) wale steet; Wap. Mart. 1, 413: Dese (minne van goede, geldzucht) scuwet der eren pat, want soe moet int helsce vat; | |
[pagina 95]
| |
Nat. Bl. III, 2530: Hi es al der vogele viant, want si na hem stekens plien; Sp. III8, 40, 66: Daer heeft mi mijn ledere gelaten alleene, want ic sijns daer daerf (zoodat ik hem daar miste; daerf staat te onrechte voor derfde). Hoe is nu deze beteekenis van want te verklaren? Ik begin met op te merken, dat ook het mnl. bedi (een synon. van want) nu en dan door ons zoodat kan worden weergegeven. Zoo b.v. Ferg. 1431: Bedi hadsijs te meerren pant, zoodat zij er des te meer verdriet van had; Alex. III, 523: Rijcheit ende die aventure deden verkeren sijn nature; bedi die eer (vroeger) sine viande so hoveschlee hadde in sine hande, hi waert daerna sinen vrienden... so wreet, dat hise slouch te doot; 597: Onweert hadden si die boden, bedi daden sise doden; 676: het dinct (Hs. dochte) mi sijn die scoonste doot, bedi si haddens ere vele groot, enz. Men bemerkt uit de aangehaalde voorbeelden, wat de oorzaak van het verschijnsel is. Bedi beteekent niet alleen omdat, maar ook als (voegwoordelijk) bijwoord: daarom of daardoor, of, als relatief vertaald, waarom of waardoor. Bij eene andere constructie, nl. als bedi bij het andere zinslid stond, zou het door omdat moeten worden vertaald en conjunctie zijn, doch nu moet het door daarom worden weergegeven. Een duidelijk voorbeeld levert Alex. III, 597: ‘Onweert hadden si die boden, ‘bedi (daarom) daden sise doden’; hetzelfde zou uitdrukken ‘bedi (omdat) si hadden onwert die boden, daden sise doden’ of ‘bedi (daarom) daden sise doden’; zie vooral Mnl. Wdb. 1, 636, waar op dit verschijnsel opmerkzaam gemaakt is, en waar in de Aanm. een paar voorbeelden gegeven zijn van het tweemaal gebruiken van bedi in denzelfden zin, eens als bijw. omdat en eens als voegwoord daarom. Dat bedi werkelijk in de bovenbedoelde bet. als bijwoord is op te vatten, blijkt duidelijk uit Alex. III, 676: ‘bedi si haddens ere’; ware bedi een voegwoord, dan zou er staan ‘bedi sijs hadden ere’. Zoo heeft ook naast het voegwoord want, met de bet. omdat, gestaan het bijwoord want, met de bet. daarom of daardoor. Een duidelijk voorbeeld van deze bijwoordelijke opvatting van want in het mnl. levert Wap. Rog. 90 : ‘want spreect, ict zeere | |
[pagina 96]
| |
begheere’, d.i. daarom spreek, of spreek daarom, ik verlang er zeer naar’. Dit daarom nu staat in opvatting met ons zoodat gelijk, alleen met dit onderscheid, dat men bij daarom meer op de reden let, bij zoodat meer op het gevolg. Een zin als ‘daarom wil ik maar zeggen,’ of ‘waarom ik maar zeggen wil’, verschilt zeer weinig van ‘zoodat ik maar zeggen wil.’ En in de regels van Huygens, Korenbl. I, 383 (Hofwijck): Mijn bloed was noyt verbeurt, ‘k en hebb’ es geen gespilt,
Daerom my yemant wensch' gerabraeckt of gevilt,
kan men voor daerom (ons waarom), zonder de bedoeling van den zin te veranderen, zoodat in de plaats stellen. Het is niet zonder belang, hier tevens op te merken, dat het mnl. so dat zelf herhaalde malen in de bet. van een bijwoord van tijd voorkomt, nl. in den zin van ons en toen (vgl. bl. 94, waar ook want op ééne plaats aldus vertaald is); het dient den alleen, om den voortgang in het verhaal uit te drukken, en staat als zoodanig meest aan het begin van den zin. Zoo b.v. Amand I, 5092: Dat een gheselscip vergadert was in eene stede,.... so datter een was die seide (en toen (aan het begin van den zin bet. het ook alleen toen) was er een die zeide); Stoke II, 415: So dat Koenraet xv iaer coninc wort: VIII, 1288: So datten ghenen, de dat wacht, ontfiel dat vier (men lette op de afwijkende constr. voor dat vier ontfiel); Troyen 610129: So dat Pirrus eens seide.., dat hi enz.; 9989: So dat Tetis die mare vernam; Franc. 4979: So dat hi in een scip quam...; so dat de wint hem.. dreef int lant van Slavenie; 5139: So dat die here hem dede vragen, wat si wilden; 6179: So dat een.. ontseide de discipline; 9076: So dat vel de storem groot; Lanc. II, 19001: Hare dochte.., dat si met enen lupart in een land makede hare vart, ende si dat lant en kinde niet, soe dat si (en dat zij toen) ute hare geselscap sciet, ende soe datsi allene ginc; enz. - Geheel op dezelfde wijze als in het mnl. so dat wordt in de 17de eeuw sulx gebruikt; zoo b.v. Hooft, N. Hist. 183: Zulx hy... met de knien op 't kussen zitten ging en.. met de zelve woorden als Egmondt... 't zwaardt verwachtte en de doodt ontfing. |
|