Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde. Jaargang 5
(1885)– [tijdschrift] Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdSonnet, klinkdicht?In het vorig, onlangs verschenen, nommer van dit tijdschrift heeft de heer Kok een uitvoerig en welgeschreven opstel ‘over het Sonnet en de Sonnettendichting in de Nederlandsche en Buitenlandsche Letterkunde’ geplaatst, dat, bij groote belangrijkheid, misschien vatbaar zal blijken voor aanvulling en hier en daar voor wijziging. Mij vergunne men slechts eene enkele opmerking. De geachte schrijver vermeldt, met blijkbaar welgevallen in gespatiëerde letters, dat ‘alleen in onze taal een zeer gelukkige vertaling van het uit het Italiaansch in andere talen onveranderd overgegaan woord Sonnet in gebruik is gekomen.’ Wij hebben die, zegt hij, aan Vondel te danken. Hooft hield zich nog aan het vreemde woord. De vertaling van Roemer | |
[pagina 92]
| |
Visscher, ‘Hollander in merg en been,’ met het woord Tuiters, is door niemand nagevolgd. Maar Vondel, na het eerst met Klinkert en Klinkveers beproefd te hebben, heeft later het woord Klinkdicht ter baan gebracht, en daarin ‘eene vertaling zoo gelukkig, dat er de weerga in andere talen niet van te vinden’, althans door den heer Kok niet gevónden is. Het is, gaat hij voort; ‘het is een welluidende naam en drukt volmaakt de beteekenis van het Italiaansche woord uit,’ dat, volgens hem, van sonare, klinken, is afgeleid. Ik moet verklaren dat het nadrukkelijke van deze lofspraak, mij, die, ik beken het, tot hiertoe mede in deze woordschepping van onzen hoofddichter, zonder haar nochtans over te nemen, berust hadGa naar voetnoot1), bij nadenken, over hare voortreffelijkheid aan het wankelen heeft gebracht. Zij heeft namelijk de volgende vragen bij mij doen oprijzen. Ten eerste: kan ik het den geachten schrijver wel zoo gaaf toestemmen dat die naam klinkdicht, met zijn overvloed van medeklinkers, en zijne twee gelijkluidende klinkers, beide korte i's, de minst klinkende onder alle, zich zoozeer door welluidendheid aanbeveelt? Ten andere: ‘het Italiaansche woord,’ waarvan het de beteekenis zoo ‘volmaakt’ zal uitdrukken, is het eigenlijk wel een Italiaansch woord? In het Italiaansch heet klinken sonare; van dit sonare komt sonata, fr. sonate, een bekende soort van muziekwerk, sonaglio, fr. sonnette, een schel, voorts sonabile, sonamento, in één woord, verscheidene derivaten meer, maar die alle de a behouden; hoe komt dan Sonetto aan de e? Maar behoeft; vroeg ik mij verder; behoeft Sonetto ook wel Italiaansch te zijn? Is de dichtvorm, die dezen naam draagt, ontegenzeggelijk, gelijk de heer Kok verzekert, van zuiver Italiaanschen oorsprong? Moeten wij dien oorsprong niet veeleer in Provence, bij de Trouvères zoeken? Het Fransch heeft sonner waarvan het zijn sonnette maakt, en ook regelmatig sonnet heeft kunnen maken; maar hebben wij bij het son- | |
[pagina 93]
| |
net eigenlijk wel met sonner of sonare te doen? Is het zoo zeker, wat de geachte schrijver onderstelt, dat ‘de aaneenschakeling van herhaalde rijmklanken aan deze dichtsoort den thans algemeen bekenden naam gegeven heeft?’ Is er minder aaneenschakeling, minder berhaling van rijmklanken in zoo menig andere oude dichtsoort? In de Terzinen van Dante, hem zoo wel bekend, in het Virelay der Trouvères, in de Ballade redoublée der XIVde eeuw? Klinkt het Sonnet zoo veel meer dan alle ander dicht, om zoo bij uitnemendheid naar zijn klinken benoemd te worden? Aan alle deze twijfelingen heeft bij mij een einde gemaakt, wat ik zoo gelukkig geweest ben te vinden in den ‘Dictionnaire des Noms’ van Lorédan Larchey (Paris, 1880). Daar las ik met zoovele woorden: ‘Sonnet, Petite chanson. Diminutif de Son.: chanson (oil). Volez-vous que je vos chant
Un son d'amours avenant?
dit un ancien trouvère. Son est une abr. de Canson, qui signifie encore chanson dans le Midi.’ Ik onderwerp deze afleiding aan het oordeel van den heer Kok en van alle mijne meerderen in de wetenschap der talen; maar voor het oogenblik ben ik van gevoelen dat Hooft, beter dan Vondel met het Italiaansch vertrouwd, nog zoo verkeerd niet gehandeld heeft met bij ‘het vreemde woord’ te blijven, al wensch ik ook door den hoog door mij geachten heer Kok, zoo goed als Roemer Visscher gehouden te worden voor ‘een Hollander in merg en been.’
Maart, 1885. nicolaas beets. |
|