‘Noch vant ander lant.’
Door vriendelijke tusschenkomst van Prof. De Vries kreeg ik een anderen tekst in handen van het Duitsche lied in de vorige aflevering van dit Tijdschrift vermeld. Men vindt het in: Mone's Quellen u. Forschungen I Bd. 1e Abth. S. 126-133. Mone deelt mede, dat het gedicht werd overgenomen van een paar bladen perkament, waarop het geschreven was en die vóór een Martyrologium gebonden waren. Deze codex was afkomstig uit een klooster te Albergen in Westfalen. Het lied dateert volgens M. (ook naar het schrift te oordeelen) uit de 14e eeuw en is geschreven in een Westfaalsch dialect ‘gegen die frisische Gränze hin’. Eene vergelijking van den door mij gepubliceerden Middelnederlandschen tekst met deze Platduitsche redactie heeft mijn geloof aan de oorspronkelijkheid van ons lied eenigszins aan het wankelen gebracht, al kan ik evenmin waarschijnlijk maken, dat het Duitsche lied het voorbeeld van het Nederlandsche is geweest. De rijmen, waarop ik steunde, vervallen echter door deze redactie gedeeltelijk (vs. 25-26 krude // lude; vs. 119-120 leckertant // lant). De Platduitsche tekst telt 152 regels, de Middelnederlandsche slechts 116; bijna alle strofen van het laatste lied vindt men in het eerste terug, str. 17 en 21 echter niet. Zijn nu de strofen, welke het Duitsche lied meer telt, door den Duitschen bewerker er bij gemaakt, of heeft de Mnl. bewerker ze weggelaten? Ik kan het met de beide teksten voor mij niet beslissen; men staat hier voor een geval, dat in de 14e en 15e eeuwsche liederpoëzie zoo dikwijls voorkomt, al moet men erkennen, dat wij meer ontvingen dan wij gaven.
De 12e strofe van het Mnl. lied, waarop ik reeds wees als gewichtig voor de kennis der begrafenisplechtigheden, luidt in het Duitsch aldus:
(vs. 81-84).