geheele regel luidt Liof Liudio uuard so he thô that Land afstôp. De l van land kon hem hier meer dienen dan de uu van uuatar. Niemand kan echter den dichter voor zoo kortzichtig houden, dat hij, terwijl hij vs. 982 (Krist up giuuêt fagar fon them flôde) verhaalde hoe de Heiland het water verliet, hem nu weder van het land in den vloed zou laten stappen.
De zin der woorden moet dus zijn: zoodra hij op het land kwam, openden zich de deuren des hemels.
Geheel ongelijk had Behaghel dus niet afstôp in atstôp te veranderen. Toch heb ik eenig bezwaar tegen deze lezing. Alleen in Anglosaksisch komt dit verbum voor met ät saamgesteld nl. Beow. 745. In deze taal zijn meer verba met ät saamgesteld, verder vindt men ze geregeld in het Gotisch en eenige in het Oudhoogd., doch in het Oudsaksisch en bepaald in den Heleand worden er geen gevonden. Als praepositie komt at voor in de beteekenis van by, aan, doch niet als praefix met die van op.
Er is echter een ander praefix, dat èn in Ags. èn in Os. zeer dikwijls gebruikt wordt om datgene uit te drukken, wat in Gotisch en Ags. door at wordt aangeduid.
Met ohd. ar, er en ir komt in Os. en Ags. het voorvoegsel a overeen.
Door Kern is, Taal- en Letterb. II, 297, III, 1, de verhouding van dit praefix tot Ohd. ur, Got. us en Got. at, ags. ät en Ohd. az aangetoond, hierheen verwijs ik voor de geschiedenis van het woord. Aan het slot van dit artikel is uiteengezet hoe twee beteekenissen als van en uit kunnen samenvallen met die van aan, vlak by, en verder dus in op of naar overgaan. Terwijl dus het woord aan den eenen kant is gaan aanduiden het verwijderen van een plaats of voorwerp, is het aan den anderen kant in gebruik gekomen voor zich bewegen in eene bepaalde richting, het naderen tot iets.
Het Oudsaksische a heeft dus eenigermate de beteekenis van verwijderen, weg- of van iets gaan of doen in: adômian afehian, aslahan, atiohan, awardian awerpan, ageƀan e.a.; in sommige van deze versterkt het slechts het stambegrip, zoo als ook