Tijdschrift voor Boek- en Bibliotheekwezen. Jaargang 2
(1904)– [tijdschrift] Tijdschrift voor Boek- en Bibliotheekwezen– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 301]
| |||||||||||||||||||||
Nieuwe uitgavenErnst Voulllième. Unbeschriebene nie-derländische Inkunabelen der Berliner Königlichen Bibliothek: Ein VI. Supplement zu Campbells Annales de la typographie Néerlandaise. (Sonderabdruck aus dem ‘Zentralblatt für Bibliothekswesen’). Leipzig, Otto Harrassowitz. 1904. 8o.De Koninklijke Bibliotheek te Berlijn bezit, zonder de doubletten, ± 4500 incunabelen, waaronder omstreeks 160 Nederlandsche drukken Daar echter de meeste incunabelen niet tot eene bijzondere afdeeling bijeengebracht, maar, volgens hun inhoud, over de verschillende afdeelingen verspreid werden, en een typografische kataloog tot nog toe ontbreekt, valt het niet licht een algemeen overzicht te geven van wat de instelling aan vroege drukken bezit. De heer Ernst Voullième is met de zware onderneming begonnen eene nieuwe catalogiseering der incunabelen te Berlijn, naar het model van Proctor's Index, samen te stellen. Terecht meent hij dat, zoo eens zijn arbeid mag voleindigd zijn, onze kennis van den rijken boekenschat der 15e eeuw er merkelijk zal bij gewonnen hebben. De eerste vruchten van zijn onderzoek heeft hij nedergelegd in de onderhavige brochuur. Hij beschrijft hier uitvoerig 20 Nederlandsche incunabelen, die bij Campbell ofwel ontbreken ofwel minder nauwkeurig zijn aangehaald. Het zijn drukken van Matthias v.d. Goes, Adriaan vaa Liesvelt (Antwerpen), Chr. Snellaert (Delft), Rich. Paffroet (Deventer), Hugo Janszoen (Leiden), Arend de Keysere (Oudenaarde) en Pieter van Os (Zwolle). De heer Voullième heeft met zijn opzoekingen een gewichtigen dienst bewezen aan de Nederl. bibliographie en berechigde aanspraak verkregen op onze erkentelijkheid. | |||||||||||||||||||||
Os Incunabulos da Bibliotheca do Porto por Arthur Carvalho. Porto, Imprensa Portugueza, 1904, 4o.Met een vriendelijk ‘Homenagem da Bibliotheca do Porto’, ontvingen wij dit net verzorgde boek, waarin de 206 incunabelen die in de bibliotheek der groote Portugeesche stede bewaard worden, zorgvuldig beschreven zijn. De Italiaansche - met name de Venetiaansche drukpers viert hier hooggetij: verreweg de meeste der hier gecatalogiseerde wiegedrukken (143) stammen uit het land der Alden. Van Portugeesche drukken zijn er slechts een viertal voorhanden: in Lissabon werd dan ook voor het eerst slechts in 1495 gedrukt. Spanje is vertegenwoordigd door een groote tien uitgaven, wat betrekkelijk weinig heeten mag. Dan volgen Frankrijk (Parijs en Lyons) met 18, Duitschland met 14, en Bazel met 3 drukken. Aan Nederlandsche incunabelen bezit de bibliotheek niets. Eene eigenaardigheid van dezen catalogus is dat daarin een boek beschreven wordt dat men te vergeefs in de Bibliotheek zoeken zou. Het is eene zeldzame, te Barcelona in 1497 gedrukte uitgave van den beroemden ridderroman Tirant lo Blanch in het Catalaansch. Het boek was in de bibliotheek aanwezig tot 1859: dan werd het te leen gevraagd door het Ministerio de Reino, en door dit ministerie toevertrouwd aan een aanzienlijk edelman die er eene nieuwe uitgaaf van bezorgen zou. Het boek bleef weg. In 1861 werd in het ‘Jornal do Porto’ door iemand geklaagd dat hij het werk in de bibliotheek niet had kunnen bekomen: dat het verdwenen was. En nu gingen de poppen aan 't dansen: de stedelijke raad eischte opheldering; in de Eerste en in de Tweede Kamer werden keer op keer interpellatiën gericht tot den bevoegden minister, die eindelijk bekennen moest dat de teruggave meer en meer twijfelachtig werd... dat hij eigenlijk zelf niet goed meer wist waar het verdoolde schaap zich mocht bevinden. De zaak baarde vrij wat opzien, maar, als steeds: ‘le combat finit faute de combattants!’ Sedertdien heeft men meermalen gemeend op het spoor te zijn van Tirant lo Blanch: het boek werd achtereenvolgens gesignaleerd te Parijs en te Londen; maar nimmer vermocht de | |||||||||||||||||||||
[pagina 302]
| |||||||||||||||||||||
bibliotheek het weer in haar bezit te krijgen. En de schrijver heeft nu moeten besluiten - om ten minste het aandenken van den verloren schat voor zijne stad te bewaren - den titel af te schrijven van een tweede exemplaar, dat te Barcelona is, en dien ‘faute de mieux’ in zijne lijst op te nemen. D. l. M. De bibliografie der incunabelen wordt tegenwoordig ijverig beoefend. Eerst verleden jaar is het omvangrijke werk van Copinger compleet gekomen, waardoor het Repertorium Bibliographicum van Hain belangrijk werd aangevuld, en thans is weer een nieuw supplement van de hand van prof. Dr. D. Reichling verschenen onder den titel: Appendices ad Hainii-Copingeri Repertorium bibliographicum. De schrijver, die door zijn bewerking van het Doctrinale van Alexander Gallus zich reeds als een uitstekend bibliograaf had doen kennen, beschrijft in het zooeven verschenen gedeelte 365 drukken, die aan Hain en Copinger onbekend gebleven zijn, terwijl hij talrijke opgaven van deze bibliografen verbetert. Blijkens den titel kunnen er meer supplementen verwacht worden. De jongst verschenen derde publicatie van de Gutenberg-Gesellschaft behandelt, in studies van Prof. Edw. Schröder, Dr. G. Zedler, H. Wallau en Prof. Dr. Fr. Falk, Das Maimer Fragment vom Weltgericht en Der Canon Missae vom Jahre 1458. In de oudste geschiedenis der boekdrukkunstuitvinding, beschouwt Wallau het eerste fragment als ‘die älteste, in mühevoller Arbeit gewonnene, richtig gegriffene, wenn auch nach der ästhetischen Seite nicht vollstandig gelungene Lösung des Problems’ (S. 35); Zedler stelt het tusschen 1444 en 1447 (S. 10). De Canon Missae (ex. in de Bibl. Bodleiana te Oxford) behoort tot de meesterwerken der jonge kunst en is vooral merkwaardig om eenige initialen, die blijkbaar behooren bij de welbekende groote B uit het Psalterium van Fust-Schöffer. In afwijking met de jongste Nederlandsche geschriften houdt Wallau het voor zeer waarschijnlijk, dat voor de vervaardiging van deze oudste Gutenberg-druktypen naar het schijnt reeds stalen stempels. koperen matrijzen en de handvorm gebruikt zijn (S. 34). De facsimile's zijn uitgevoerd in lichtdruk (Weltgericht) en zincographie (Canon Missae). Ware de desbetreffende passus niet te lang, dan zou ik hier overschrijven wat Wallau oordeelt over betrekkelijke waarde van ieder dezer procédés (S. 41-42). Geen van beide geven een absoluut betrouwbaar facsimilé; beide hebben hun eigenaardige voor- en nadeelen. Het jaarverslag over 1903/4 spreekt met voldoening over een, zij het ook geringe, vermeerdering van leden. J.W.E. | |||||||||||||||||||||
Catalogus der Stedelijke Volksbibliotheek van Antwerpen. Catalogue de la Bibliothèque Populaire de la ville d'Anvers. 15e vermeerderde uitgaaf. Antwerpen, drukkerij de Vos & van der Groen. 1905, 16o. 538 blz.Het wordt stilaan een dik boekje, die catalogus der Antwerpsche Volksboekerij! Is het niet een tastbaar bewijs dat deze instelling vooruitgaat, aan een echte behoefte van ons leesgierig volk beantwoordt? Ik heb vóor me de 2e uitgave (de oudste die ik onder oogen kreeg) van 1872: het boekje bevatte toen maar 132 bladzijden. Maar er is dan in de laatste jaren, onder de leiding van den heer H. Schepmans, en met milde ondersteuning van het stadsbestuur, ook heel wat voor de Volksboekerij gedaan. Het aantal aanwezige boeken bedraagt thans, zooals hier reeds meegedeeld werdGa naar voetnoot(1), het getal 22.000. Daarbij gerekend werd de reserve (de boeken die de versletene bij gelegenheid vervangen). Er is daar werkelijk ‘van alles wat’ voorhanden. Niet minder dan twaalf afdeelingen worden door den catalogus vermeld, en daarinbegrepen zijn ook de onderafdeelingen. Ik schrijf de hoofdingen af:
| |||||||||||||||||||||
[pagina 303]
| |||||||||||||||||||||
Zooals men ziet, er is keuze voorhanden in ruime mate, en blijkt het ook, dat, naast belangstelling voor werken over ambachten, nijverheid, zonder te spreken van literatuur ‘van allen aard’ - meestal genoemd: uitspanningsliteratuur - er in de handelsmetropool ook voor oorspronkelijke uitgaven van Italiaansche en Spaansche letteren liefhebbers bestaan. Het zou mij verwonderen, indien er, in Noord of Zuid, nog een instelling van dien aard bestond, die van zooveel bloei getuigt. In Zuid-Nederland is de Antwerpsche Volksboekerij in ieder geval nummer éen. Nu zou 't waarlijk interessant zijn ook wat naders te vernemen omtrent de wijze hoe die boeken gelezen worden, welke voorkeur uit de meest gelezen werken blijkt, en dergelijke. Zoo zouden wij te weten komen of de Volksbibliotheek, buiten het stillen van den leeshonger - die ons volk gelukkig nog in hooge mate blijkt te bezitten (er waren in 1903 niet minder dan 13.600 ontleeners (of liever: personen die het recht hebben boeken te ontleenen) die 84.441 werken naar huis meenamen, en er kwamen in de leeszaal des avonds 1.262 lezers, die 2 267 werken raadpleegden). Over de opvatting van den catalogus, acht ik het onnoodig critische aanmerkingen te maken. De systematische indeeling - waarbij over 't algemeen de oude orde gevolgd wordt - blijkt nog steeds uitstekend. Een uitmuntend denkbeeld was een ‘algemeene en alphabetische lijst der schrijvers’ aan de titellijst toe te voegen: dat zoo iets van tastbaar nut is hoeft geen betoog, en de lezers zullen het ongetwijfeld dagelijks waardeeren. Wat nu de redactie der titels en de keuze der aangekochte werken betreft, daarover ware wel een en ander in 't midden te brengen. Maar het ware gewenscht, dat iemand, die in ons volksboekerij-wezen geheel opgaat, ons eerst wat nader inlichte omtrent die ‘beweging’: een bijdrage daarover werd ons destijds vast toegezegd, en wij zullen met genoegen zulke mededeelingen in dit tijdschrift een plaats verleenen. Werken van Adolphe Belot, Henri de Kock, A. de Pontmartin, Ernest Feydau, Emile Gaboriau, Emm. Gonzalès, Léon Gozlan, Georges Ohnet (!) (= n'appartient pas à la littérature, zei Jules Lemaître), enz. enz. behooren, mijns inziens, niet in een volksboekerij. Dat is hoogstens... spoorwegliteratuur, en kan geen beschaving verspreiden in ons Vlaamsch midden, waar het toch in onze Volksboekerij vooral om te doen is. Dat werken als van Emile Zola, de Goncourt, Flaubert, Guy de Maupassant voorzichtiglijk weggeborgen, of maar gedeeltelijk in den catalogus opgenomen worden, kan - door overvoorzichtige lieden wel gebillijkt worden. Ik meen ook dat die werken niet zoo maar in aller handen mogen gegeven worden - maar meen tevens wel als mijn overtuiging te mogen zeggen, dat die werken, als alle kunstwerk, minder kwaad zullen stichten dan al dat feuilleton-knoeiwerk dat den geest en den smaak van 't volk vergiftigt, wijl het in wezen leugenachtige conventie ophemelt en, onder zoetsappig uitzicht, de meest vieze kern bergt. Het weze bestuur en commissie der Volksboekerij ten zeerste ter bedenking aanbevolen de aangehaalde werken uit den catalogus en uit de boekerij te verwijderenGa naar voetnoot(1). | |||||||||||||||||||||
[pagina 304]
| |||||||||||||||||||||
Waarom niet veel meer goed Scandinaafsch, Russisch, Engelsch en Duitsch werk (in goede vertaling dan) - en men weet, wat daar voor heerlijks bestaat, dat ons volk niet kent tot nu toe! - aangeschaft en, waar 't pas geeft, bij hen die 't vragen, aanbevolen? Wel werd daaraan door aankoop van nagenoeg heel de Universal Bibliothek van Reclam vroeger te gemoet gekomen - en daarin handelde het bestuur der Volksbibliotheek wijs - maar het is in die richting dat dient voortgewerkt te worden. De andere is uit den booze. De aankoop van werken over Congo, over ambachten en handel, die in Spaansche en Italiaansche talen, zijn alleszins te prijzen. Moge de ijverige bibliothecaris, aan wiens werkzaamheid ik door deze korte aanteekening hulde meen gebracht te hebben, deze bespreking als zoodanig aanvaardenGa naar voetnoot(1). E. d. B. De firma Methuen & Co, heeft het plan opgevat nauwkeurige facsimile's te laten drukken van de 4 folio's van Shakspeare. Zij zijn begonnen met de ‘fourth folio’ en nu is ook dit belangrijk hulpmiddel voor de studie van Shakspeare binnen het bereik van velen - zij het dan ook een beperkt aantal, want er is een beperkt aantal exemplaren gedrukt. Deze editie prijkt met het Droeshout-portret en, gelijk men weet, zijn ook in deze folio (evenals in de third) gedrukt: Pericles, benevens de volgende stukken die nu niemand meer aan Shakspeare toeschrijft: ‘The London Prodigal’, ‘The History of Thomas Lord Cromwell’, ‘Sir John Oldcastle’, ‘Lord Cobham’, ‘The Puritan Widow’, ‘A Yorkshire Tragedy’, en ‘The Tragedy of Locrine.’ De bekende bibliograaf A.W. Pollard zal voor deze folio's een inleiding schrijven. Fr. P. Stephanus Schoutens heeft onlangs te Hoogstraten bij L. van Hoof-Roelans uitgegeven: Dat Bouck der Bloemen, handschrift der 15e eeuw. Het hs. berust in het Minderbroedersklooster te Reckheim (Limburg) er wordt door C.L.(ecoutere) in de Dietsche Warande en Belfort (October 1904, blz. 324) erkend als een werk van Dirc Potter van der Loo, den schrijver van den Minnenloep. Eerlang zal C.L. dit nader aantoonen in een uitvoerige studie. Dat Bouck der Bloemen was tot dusverre onbekend; het is een didactisch werk in proza. Hoepli heeft Leonardo da Vinci's Codice Atlantico, in 1637 aan de Ambrosiana vermaakt, in reproductie uitgegeven. Een ex. kost 1500 Lire. Als vervolg op zijn vroegere studie over het onderwerp heeft Dr Baillière te Parijs doen verschijnen een Chronique des Prospectus en 1902-1903. (Paris, J.-B. Baillière & fils, 1904). Vooral bespreekt schrijver de vormen waaronder de reclamekunst in Parijs zich in die jaren deed zien in reclamekaartjes, prentbriefkaarten, gefingeerde brieven en telegrammen, schijnbare bankbiljetten, enz. enz. Waren in 1901 vooral reliefdrukken en in 1902 en 1903 prentbriefkaarten gewild, in 1903 nam eene groote vlucht de sculptogravure, d.i. de reproductie, meest in autotypie, genomen naar een geboetseerd ontwerp. Facsimile's en herhalingen van origineele drukjes zijn aan het boekje toegevoegd, dat een aardigen kijk geeft op deze echt Fransche moderne kleine-boekkunst. E. De lettergieterij van Genzsch & Heyse te Hamburg zet in een brochure haar systeem eener Universal-Schriftlinie uiteen. | |||||||||||||||||||||
[pagina 305]
| |||||||||||||||||||||
Het doel is te waarborgen, dat letters ongelijk van grootte naast elkaar staande, op dezelfde denkbeeldige horizontale lijn móeten komen. Als een zuiver technisch onderwerp, kan er hier niet verder op ingegaan worden. E.
|
|