Tijdschrift voor Boek- en Bibliotheekwezen. Jaargang 2
(1904)– [tijdschrift] Tijdschrift voor Boek- en Bibliotheekwezen– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 292]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
KroniekMededeelingen over bibliothekenAlkmaar. -De heer C.W. Bruinvis, gemeente-archivaris, heeft in het licht gegeven dl. III van den Catalogus der Bibliotheek van het Stedelijk Museum te Alkmaar. Aan het slot van dit derde deel geeft de bewerker eene inleiding tot den geheelen catalogus waarin hij de geschiedenis der bibliotheek schetst, van de vroegste tijden af, toen zij nog verbonden was aan de Parochiekerk, voordat deze aan de hervormden was overgegaan. Tijdens den oorlog raakte zij in verval, maar in 1594 werd ze op haar oude plaats hersteld en daarna voortdurend met boekwerken vermeerderd, hetzij door aankoop of schenking, welke boekwerken echter niet alle zijn behouden gebleven. De belangstelling in de bibliotheek verflauwde allengs, totdat in het reglement der Latijnsche scholen in 1764 de bepaling werd opgenomen, dat de rector de bibliotheek ‘ten minsten viermaal in het jaar bezoeken (moet) en maken dat dezelve in een welgestelde orde zij’. De toenmalige rector Adrianus Kluit bracht in den bestaanden catalogus vele verbeteringen aan. In 1799 werd door den rector mr. Isaac de Leeuw een nieuwe catalogus gemaakt, terwijl den 22 Juni 1817 besloten werd de archieven der stad en de boven het kerkportaal bewaarde boeken te inventariseeren, en de bibliotheek over te brengen naar de charterkamer ten stadhuize. Daar bleven de boeken ongeveer 50 jaar zoo goed als vergeten, totdat dr. J.J. de Gelder zich opgewekt gevoelde tot het vervaardigen van eenen bibliographischen en wetenschappelijken catalogus der oude bibliotheek, welke in 1868 het licht zag. In 1875 werd de bibliotheek toevertrouwd aan de commissie van toezicht op het stedelijk museum, en sinds dien is de aanwas steeds bevorderd, zoodat deze, hoe onvolledig ook in sommige vakken, voor de beoefening der geschiedenis en topografie van ons vaderland reeds een keur van hulpmiddelen biedt Sedert 1896 is de onderscheiding tusschen oud en nieuw opgeheven. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Amsterdam. - Uit het verslag omtrent den staat van de Bibliotheek der Universiteit van Amsterdam, over het jaar 1903. -Het voorstel tot vergrooting van het bibliotheekgebouw, waarvan reeds in de twee vorige verslagen sprake was, werd eindelijk, na bijna twee jaren aanhangig te zijn geweest, den 17den October 1903 door den Gemeenteraad aangenomen. Het vastloopen der bibliotheekwerkzaamheden is daardoor voorkomen, de in het voorgaande jaar aangebrachte rekken, die intusschen vrijwel vol gezet zijn, gaven toch zooveel ruimte dat met veel overleg alles wel zal kunnen worden gaande gehouden. Het nieuwe gebouw begint reeds te verrijzen, en zal, wanneer geen onvoorziene ongevallen plaats hebben, in 1905 ter beschikking komen. Overleg bij de plaatsing is echter noodiger dan ooit, want de stroom van boeken staat geen oogenblik stil, en alles moet natuurlijk zoo geplaatst en gecatalogiseerd worden, dat het te allen tijde te vinden is. Dit geldt niet slechts van die boeken, die dadelijk na de plaatsing gevraagd worden en verder bijna steeds van hand tot hand gaan, maar nog veel meer van de groote massa's waarnaar in den regel geen vraag is, maar die des te welkomer zijn, wanneer iemand ze onverwachts noodig heeft en ze nergens dan juist in eene openbare boekerij kan vinden. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 293]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Onder de bestaande omstandigheden is liet bijna als een geluk te beschouwen dat er niet, zooals dikwijls gebeurt, geheele bibliotheken geschonken werden met de bepaling, dat de boeken bijeen geplaatst moeten worden. Zelfs de voorloopige plaatsing zou in zulk een geval niet wel mogelijk geweest zijn. Eene groote partij, meest 18e-eeuwsche boeken, werd aan de bibliotheek geschonken uit de nalatenschap van wijlen onze stadgenoote Mejonkvr. Warin; verder kregen wij weder het een en ander van de Heeren J.B. Planten, te New-York, John E. Grevers, van onzen sedert overleden stadgenoot Dr. H.F.A. Peijpers, en anderen. Door Dr. C.E. Daniels werden eenige boeken en tijdschriften, uit het opgeheven koloniaal-geneeskundige museum van wijlen Prof. Stokvis afkomstig, aan de Bibliotheek geschonken; Prof. van Hamel kon een belangrijk tijdschrift en eenige boeken over crimineele anthropologie aankoopen voor een daartoe aangewezen kassaldo van een gehouden congres; de vruchtbare en veelzijdige schrijver Raoul de la Grasserie zond zijne eigene werken, die op zich zelve eene boekerij vormen; de Theosophische Vereeniging gaf een aantal harer publicaties tengeschenke. De tallooze vereenigingen en bijzondere personen, die geregeld het een en ander zenden, behoeven hier niet opgenoemd te worden. Wat belangrijkheid en kostbaarheid betreft, staan, als doorgaans, de schenkingen van den heer Baron G. Rosenthal voor de Bibliotheca Rosenthaliana bovenaan. Naast dezen stroom van aanwinsten moest helaas weder, evenals het vorige jaar, de aankoop erg achterblijven; weder kon niet meer dan 8000 gulden besteed worden. Nu is gelukkig wel door eenige verhooging van het budget voor 1904 de toestand voor het vervolg iets verbeterd, maar de beide veel te schrale jaren hebben intusschen zoovele aankoopen, juist van dure en belangrijke werken, doen uitstellen, dat het nadeel nog langen tijd zal gevoeld worden. Een verzoek aan heeren Curatoren om onder deze omstandigheden uit het restant van het fonds-Willeumier eenige dringend gewenschte en voor de gewone middelen niet bereikbare werken aan te koopen, vond slechts in zoover een gunstig onthaal, dat de Collectio conciliorum, die onlangs compleet geworden is, nu geheel uit dat fonds wordt betaald. (Zie Verslag 1901). Dat zoo weinig voor aankoop kon besteed worden lag weder, evenals het vorige jaar, aan de stijging van alle andere uitgaven, deels ten gevolge van de krachtig voortgezette catalogiseering, deels van het toenemende bezoek. Deze laatste toeneming, die zeker én met de ruimere openstelling sedert den zomer van 1902, én met de meerdere bekendheid van de bibliotheek bij het publiek samenhangt, blijft nog steeds doorgaan; het jaarlijksche aantal bezoeken is nu reeds boven de 50.000 gestegen, wat neerkomt op eene verdubbeling in vijf jaren. Merkwaardig is daarbij, al ziet men het niet aan de hierachter opgegeven jaarcijfers, dat het aantal bezoekers van bureel en leeszaal, en in verband daarmede het getal uitgeleende boeken den laatsten tijd geene rijzing meer vertoont. Veel gevraagde boeken kunnen dan ook, wanneer ze elk oogenblik in het gebouw noodig zijn, moeilijk meer worden uitgeleend, in vele gevallen is ook uitleening minder noodig, nu men bij dag en bij avond in de bibliotheek zelve kan lezen en werken. Dat intusschen de eindcijfers toch blijven rijzen, bewijst wel dat de instelling in toenemende mate in eene werkelijke behoefte voorziet. Het avondbezoek blijft sterk toenemen: vóór de uitbreiding was het reeds een drukke avond, als er tien bezoekers kwamen, nu zijn avonden van dertig menschen reeds niet ongewoon, nu en dan komen er veertig of meer. Voor de Bibliotheca Rosenthaliana was bij de nieuwe regeling in 1902 niets gedaan, nu is ook voor deze belangrijke afdeeling onzer bibliotheek een ruimere openstelling ingevoerd, dank zij den heer Baron G. Rosenthal, die door schenking van een fonds zorgde dat, zonder al te groot geldelijk bezwaar voor de Gemeente, aan den Conservator eene bezoldiging van ƒ 2000. - kon worden toegelegd, zoodat de betrekking niet meer voor hem eene bijzaak behoeft te zijn. Vijf dagen in de week is deze boekerij nu voor bezoekers open, en het gevolg is, dat ook hier | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 294]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
het bezoek in de laatste maanden van het jaar ruim vedubbelde. Het Vondelmuseum, dat twee dagen in de week toegankelijk is, blijft geregeld bezoek trekken. De heer Diferee gaat met de catalogiseering voort, hij bracht de groote verzamelingen platen, portretten en kleinere stukken in eene overzichtelijke orde, en hield aanteekening van de aanwinsten. Het verslag over 1904 zal hierover denkelijk meer kunnen melden, daar na het overlijden van den heer Unger ook de verzameling-A.D. de Vries in het lokaal geplaatst is en dus de beschrijving der planodrukken en die van de portretten en platen nu eerst goed zal kunnen geschieden. Het verslag besluit verder met de volgende mededeelingen: De noodig geworden verplaatsingen, waarvan in het vorige verslag spraak was, werden voortgezet, de handschriftenverzameling kreeg een veel betere opstelling in de zoogenaamde Conservatorenkamer. Hinderlijk is het echter dat deze kamer geregeld eenige weken onbruikbaar wordt door opstelling van stemstalletjes voor verkiezingen voor den Raad, de Provinciale Staten en de Tweede Kamer der Staten-Generaal. De plaatsing van een stembureau in de Bibliotheek, vroeger weinig hinderlijk, toen er ruimte in overvloed was, is nu wel geheel uit den tijd. Behalve de handschriften werden ook de atlassen en plaatwerken beter geplaatst, de berging der kaarten, waaraan sinds jaren niet meer dan de strikt noodige zorg was gewijd, werd verbeterd, die van de oude en zeldzame boeken eveneens. Verder noodige verplaatsingen moeten natuurlijk op de voltooiing van den aanbouw wachlen. De druk der catalogussen ging voort, deel III van den handschriften-catalogus (schenking-Diederichs, Fransche afdeeling) werd voltooid en verzonden, wat reeds verscheidene aanvragen van elders naar Fransche brieven ten gevolge had. De beschrijving van de brieven niet tot de verzamel.-Diederichs behoorende, kwam voor den druk gereed, maar de uitgeputte geldmiddelen maakten het noodig, den druk van een nieuw catalogusdeel nog wat uit te stellen, wat juist bij de belangrijkheid van deze brievencollectie zeer te betreuren is. Intusschen gaat de heer Hellendoorn voort met het rangschikken en beschrijven der brieven, de ordening van de zeer groote en lastige Duitsche afdeeling is reeds een heel eind gevorderd. De heer Mendes da Costa werkte geregeld aan de catalogiseering der andere handschriften, zoodat ook van de belangrijke collecties der Remonstrantsche kerk eerlang eene betere beschrijving te wachten is. Hij bezorgde ons bovendien eene aanwinst, die afzonderlijke vermelding verdient, omdat zij van eenig belang is voor de beweging op het gebied van letteren en tooneel in onze stad in de jaren tusschen 1880 en 1890, nl. de verzamelingen van archiefstukken van de letterkundige vereeniging Flanor (1887-1886) en van ‘de Tooneelvereeniging’ (1888-1889). Afgedrukt werd de catalogus van de boekerij van wijlen Prof. J.C.G. Boot, met andere aanwinsten op het gebied der classieke letteren, en daarna werd de druk begonnen van de titels over koloniale onderwerpen, waaronder die van de aanwinsten uit de Koloniale boekerij van Jhr J.K.W. Quarles van Ufford. Statistiek der Universiteitsbibliotheek van 1 Januari tot 31 December 1903, vergeleken met het vorige jaar.Ga naar voetnoot(1)
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 295]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Antwerpen. - Stadsbibliotheek.Bij besluit van 3 Oct. jl., heeft de Antwerpsche Gemeenteraad de opening der Stadsboekerij op Zondag morgen het geheele jaar door besloten. Er werd daarvoor als vergoeding aan het (overigens reeds duchtig aangesproken) personeel, de wel wat minieme globale som van 1200 fr. uitgetrokken. Een minder gepast voorstel mocht het heeten, den eenigen halven dag vrijheid die in de week nog bleef, den Zaterdag namiddag, te willen afschaffen! De heeren raadsleden zijn daar voorloopig wijselijk niet op ingegaan. - Van de Swedenborg Society te Londen werd een belangrijk geschenk ontvangen: een vijftigtal boekdeelen van en over Swedenborg. Deze werken volledigen de reeds ter Antwerpsche boekerij aanwezige werken van den Zweedschen mysticus. - Volksbibliotheek. Er is sprake dat ook in de Volksbibliotheek de leeszaal des Zondags morgens van 9 tot 12 toegankelijk zou gemaakt worden voor het publiek. Wij kunnen dit plan niet genoeg toejuichen: te velen zijn op de gewone werkdagen verhinderd van de voordeelen dezer instelling te genieten, en daaraan zal door bedoelden maatregel, binnen de palen van het mogelijke, tegemoet gekomen worden. Men zie verder onze rubriek Nieuwe Uitgaven, waar de pas verschenen catalogus der Volksbibliotheek besproken wordt. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Berlijn. -In de Nieuwe Rotterdamsche Courant (nr van 12 Aug. 1904, 2de bl.), komt het volgende schrijven voor: ‘De Koninklijke Bibliotheek te Berlijn heeft dezer dagen een handschrift aangekocht, dat vooral voor Nederland van belang is. Het is een klein boekje, op perkament geschreven, uit de 15de eeuw, en bevat, behalve verschillende mystieke werkjes van anderen, de komplete Nederlandsche vertaling van de Zeven Boetpsalmen en de Litanie van Alle heiligen van Geert Groote, waarvan er slechts eenige door W. Moll, in de werken der Kon. Akademie van Wetenschappen, 1880, werden uitgegeven; bovendien een tractaat of een brief: Prologus in der epistelen, blijkens het daarachter volgend vers ook van Geert Groote, en waarvan tot heden een Dietsche vertaling volstrekt onbekend was, terwijl van den Latijnschen tekst waarschijnlijk geen handschrift in Nederland bewaard wordt. De ambtenaar, die mij deze aanwinst, | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 296]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
waarmee hij zeer in zijn schik was, liet zien, betuigde er zijn verwondering over dat het boekje, dat nota bene uit Holland aangekocht was, niet door de Koninklijke Bibliotheek te 's Gravenhage was aangekocht, waaraan het toch stellig wel aangeboden zou zijn. Of dit laatste het geval is weet ik niet, maar mocht zijn vermoeden waarheid bevatten, dan vind ik het in hooge mate te betreuren, dat aan die instelling een dergelijke onverschilligheid heerscht ten aanzien van hoogst-merkwaardige, zelfs unieke, Nederlandsche handschriften’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Berlijn. - Volksbibliotheken en Lesehallen.Van de stedelijke volksbibliotheken werd, gedurende het dienstjaar 1903/04, toenemend gebruik gemaakt. Er werden 1.285.942 deelen uitgeleend, 88.000 meer dan het vorig jaar. Het grootste getal der ontleende boeken valt op de 20e Bibliotheek (Ravenéstrasse), ofschoon zij twee maanden lang, wegens vertimmeringswerken, gesloten bleef. Hier werden op 10 maanden tijds 144.962 deelen uitgeleend. In de tweede plaats komt de 1ste Bibliotheek (Mohrenstrasse) met 132.912 uitgeleende deelen. Van de 23e Bibliotheek (Olivaerstrasse) werd het minst gebruik gemaakt (13.098 deelen). In het thans door het Stadsbestuur uitgegeven jaarverslag van het Bibliotheks-Kuratorium, worden nevens de cijfers van het verloopen jaar ook die van vóór tien jaar gesteld, ten bewijze van den gedanen vooruitgang. Tijdens het dienstjaar 1893/94 bezaten de alsdan bestaande 27 bibliotheken 95.768 deelen en er werden 375.887 deelen uitgeleend. Thans zijn in de 28 bibliotheken 146.478 deelen voorhanden en het cijfer der uitleeningen beliep 1.286.942 deelen. Het gebruik is dus beduidend meer toegenomen dan de voorraad aan boeken. Vóór 10 jaar werd ieder deel gemiddeld slechts vier maal uitgeleend, thans negen maal. Ook de stedelijke Lesehallen, thans 11 in getal, werden tijdens het verloopen dienstjaar weêr ruimer bezocht. Daar werden 125.205 boeken ter lezing verstrekt, of 4.229 meer dan in het vorig jaar. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Breda. -De archivaris der gemeente Breda, dr. J.F. Corstens, wijst in zijn over 1903 aan den raad uitgebracht verslag op de wenschelijkheid om een catalogus van de boekerij van het oud-archief te laten drukken. Op dien maatregel dringt hij vooral aan. nu in 1903 de bibliotheek verrijkt is met een paar honderd pamfletten, alle betrekking hebbende op Breda. Deze pamfletten, waaronder zeer zeldzame, zijn door den archivaris gekocht op de veiling der boekerijen van Heeswijk en Haaren en mogen als een groote aanwinst worden beschouwd. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Brussel. - Koninklijke Bibliotheek.Bij koninklijk besluit van 16 September 1904 (Moniteur belge van den 18n, nr 262) wordt een gewijzigd inrichtingsreglement voor de koninklijke bibliotheek gesteld, waarvan de voornaamste bepalingen, eenigzins van den administratieven omhaal ontdaan, hieronder volgen: (Art. 2) De Bibliotheek is in zes afdeelingen gesplitst, nl.: 1. Boeken, drukwerken en tijdschriften; 2. Het bureel voor het opmaken van den catalogus van boekwerken en tijdschriften en het bureel voor het verstrekken van bibliographische inlichtingen; 3. Handschriften en tentoonstellingzaal; 4. Prenten, gegraveerde platen, landkaarten en plattegronden; 5. Medailles, munten, penningen en teekens; 6. Secretariaat, inkomstbureel en rekendienst. (Art. 5). Personeel: De hoofd-conservator, 5 conservators, hulpconservators. beambten 1e en 2de klasse en bediendenGa naar voetnoot(1). Er kunnen tijdelijke beambten en vrijwillige beambten aangesteld worden, die vergoeding ontvangen nagelang van den door hun gedane arbeid, en die, zonder meer, kunnen afgedankt worden zoodra hun dienst niet meer noodig blijkt. (Art. 6). Om tot beambte 1e of 2de klasse | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 297]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
kunnen benoemd te worden, moet men het diploma van candidaat-bibliothecaris bezitten. De Minister van Binnenlandsche Zaken en Openbaar Onderwijs stelt de vereischten vast ter bekoming van het diploma. Kunnen ook zonder diploma worden aangesteld, zij die in oorspronkelijke werken over de wetenschap die zij wenschen verder te beoefenen, blijken van erkende verdiensten gaven. (Art. 16). De conservators zijn persoonlijk aansprakelijk voor verlies of beschadiging van tot hunne afdeeling behoorende voorwerpen, wanneer die, buiten de gewone formaliteiten om, in leen of in gebruik werden verstrekt. (Art. 17). Er zijn afzonderlijke catalogi: 1o voor gedrukte werken en tijdschriften; 2o voor handschriften; 3o voor prenten en gegraveerde platen; 4o voor landkaarten en plattegronden; 5o voor het penningkabinet. (Art. 19). Benevens die catalogi, houden de conservators van elke der eerste 5 afdeelingen een inventaris van al de binnenkomende voorwerpen. In die inventarissen zijn vermeld, behalve de aanduiding van ieder voorwerp, de naam van den verkooper of schenker, en event. de aankoopprijs. (Art. 21). Al de aangenomen voorwerpen worden, zoo zij daarvoor in aanmerking komen, met een vochtigen stempelGa naar voetnoot(1) gemerkt binnen 8 dagen na de ontvangst en na inschrijving op het inventaris. (Art. 23). De hoofdconservator doet al de aankoopen onder toezicht van den beheerraad. Er zal door den Minister een reglement van inwendige orde gesteld worden. Daarin zal nl. bepaald worden onder welke voorwaarden uitgaven mogen gedaan worden, alsook aankoopen, en ruiling van doubletten.
***
Bij koninklijke besluiten van denzelfden datum is de heer E. Fétis, hoofdconservator, op eigen verzoek eervol ontslagen, en te zijner vervanging de heer H. Hijmans benoemd. Bij een vierde besluit, is de heer J. Petit, conservator, ontzet uit zijn ambt. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Delft. -De heer Bern. J.M. de Bont, te Amsterdam, heeft aan de verzameling in de historische zaal van het Prinsenhof te Delft geschonken een uit de boekerij van den laatsten prior van het Sinte Agatha Klooster, Cornelis Musius, afkomstig werk van Mattheus Galenus, getiteld: ‘Origines Monasticae’, Ao. 1563, waarin de beroemde Delftsche prior zelf zijn naam op het schutblad plaatste, benevens den prijs waarvoor hij het boek kocht. Verder zijn de kantteekeningen van zijne hand en schreef hij den titel op den rug. Behalve de portretten van Musius en Galenus, welke later werden ingevoegd, komt achterin voor eene belangrijke aanteekening van prof. N.C. Kist, aan wien het werk ook schijnt te hebben behoord. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
's Gravenhage. -Volgens eene opgave in de Nederl. Stct. beliep, in 1903, het getal bezoekers van het Museum Meermanno Westreenianum, te 's Gravenhage, 405, wat niet bijster veel mag heeten.
- Uit het ‘Verslag over den toestand der Koninklijke Bibliotheek’ in het jaar 1902, blijkt wederom hoe reusachtig het gebruik der Koninklijke Bibliotheek toeneemt. Terwijl het aantal bezoekers ruim 26 000 in 1900 bedroeg, was het 36.000 in 1901 en 48.000 in 1902. Het totaalcijfer der geraadpleegde boeken bedroeg 113.519, waarvan er 28.093 uitgeleend werden. In verband met dit hooge cijfer van 113 519 gebruikte boeken is dat van de aanvragen waaraan niet voldaan kon worden, daar de boeken niet aanwezig waren, 905, zeker bijzonder laag, indien althans daaronder begrepen zijn de boeken die te vergeefs in den catalogus gezocht werden. - Na het verslag volgt de opgave der aanwinsten. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Groningen. -Aan de Universiteits-Bibliotheek is de reproductie van het | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 298]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Breviarium Grimani ten geschenke gegeven door een 28-tal vrienden der hoogeschool, waaronder ook het genootschap Pictura. Wij vermelden met ingenomenheid die milde gift: zij moge elders tot navolging opwekken. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Leiden. -Den 19n September ll. herdacht de heer Louis D. Petit den dag dat hij, nu 25 jaar geleden, conservator benoemd werd bij de Rijks-Universiteitsbibliotheek. Talrijk zijn de vrienden die de immer behulpzame conservator zich in die kwart-eeuw gemaakt heeft, en uit naam van die vele vrienden kwam hem eene commissie van twaalf leden op zijn feestdag gelukwenschen. Prof. P.J. Blok voerde het woord en overhandigde den jubilaris, met een hartelijke toepraak, een stoffelijk blijk van waardeering, vergezeld van een album met de namen der deelnemers. Daarna werd de heer Petit namens de Vereeniging voor den Nederl. Boekhandel, waarvan hij eerelid is, gelukgewenscht door den heer Boele van Hensbroek, welke Vereeniging hem een paar fraaie etsen aanbood. Vele belangrijke werken, waarvan de volledige lijst in Eigen Haard (10 Sept. 1904, nr 37) wordt medegedeeld, zijn in die 25 jaren van de hand van den heer Petit verschenen, bijna alle op bibliografisch gebied. Vooral dienen vermeld de Catalogus van de Maatschappij der Nederlandsche Letterkunde, waaraan hij 5 jaar werkte (1882-87), de Catalogus der Pamfletten-verzameling der Bibliotheca Thysiana (1882-84), de door de Vlaamsche Academie bekroonde Bibliographie der Middelnederl. Taal- en Letterkunde (1888), en de Bibliographische Lijst der werken van de Leidsche Hoogleeraars, waarvan echter, helaas, alleen de 1e afl. Godgeleerdheid 1575-1619 verschenen is (1894) en waarvan het vervolg ook niet verschijnen zal, daar gebrek aan belangstelling den auteur weerhield zijn werk voort te zetten. ‘Louis D. Petit, wordt terecht gezegd in het boven aangehaald artikel van Eigen Haard, is... geworden de vraagbaak van geleerden en ongeleerden, van professoren en studenten, van leeraren en onderwijzers en van alle heilbegeerigen naar Kunst en Wetenschap, vooral van hen die zich aan de bronnen-zelve der Wetenschap willen laven’. Ook ons Tijdschrift mocht en mag zich in de medewerking van den heer Petit verheugen; wij sluiten ons van harte aan bij de hem bewezen welverdiende hulde, en wij hopen dat de man nog lange jaren voor zijn werkkring moge bewaard blijven. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Londen. -Het British Museum heeft het oorspronkelijke handschrift gekocht van Keats' Hyperion. Het belangwekkende daarvan is dat de auteur er zeer veel in heeft gewerkt, zoodat men voor een groot gedeelte het gedicht ziet worden in den definitieven vorm en de aangebrachte wijzigingen kan waardeeren. Het handschrift is op ruw folio met het watermerk 1810, dus heeft het papier tien jaar gelegen eer 't werd gebruikt. De kopij is gaaf op een klein stukje na, dat van een half velletje is gesneden. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Parijs. - De handschriften van Emile Zola.De bladen hebben gemeld dat de weduwe van Emile Zola de handschriften der romans van haar overleden man aan de Nationale Bibliotheek had geschonken. De verzameling is opgenomen in het fonds français (nouvelles acquisitions) van het Departement der Handschriften; zij is omvangrijk en gaat van nummer 10263 tot 10355. Men kan haar verdeelen in twee afdeelingen: de eigenlijke handschriften en de gekorrigeerde drukproeven. De eerste afdeeling bevat handschriften benevens ontwerpen en aanteekeningen betreffende de volgende romans:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 299]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Een laatste bundel (no 10345) bevat nog aanteekeningen van meer algemeenen aard. - Men zal hebben opgemerkt dat in vier gevallen (Son Exc. Eugène Rougon, Nana, Un page d'amour, le Ventre de Paris) Zola, nevens of in plaats van het handschrift, het in een dagblad verschenen en door hem gekorrigeerde feuilleton heeft bewaard, wanneer de roman in boekvorm werd gezet. Een tweede reeks nummers (10346-10355) bevat de gekorrigeerde proeven van l'Argent, la Débâcle, Fécondité (1e et 2e proef), le Réve, la Terre (1e en 2e proef), Travail, Vérité (1e en 2e proef). Zoodra de verzameling gebonden is, zal zij ter beschikking worden gesteld van het publiek en meer bepaald van hen die Zola's werkmethode van nabij wenschen te bestudeeren.
G. Busken-Huet | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Rotterdam. - Leeskabinet.Aan het laatste jaarverslag dier instelling ontleenen wij hetgene volgt: Onder de geschenken die ook ditmaal de bibliotheek weder in grooten getale gewerden, vestigt het bestuur in 't bizonder de aandacht op de verzameling aardrijks- en staathuishoudkundige werken, geschonken door het lid den heer Abram Muller, te Amsterdam, en de collectie Fransche letterkundige en historische boeken, afgestaan door het lid den heer F. Koch jr., alhier. Het gebruik van de bibliotheek en de afdeeling circuleerende lectuur is in dit jaar sterk toegenomen. In 1899 werden 13.290 boeken uitgeleend; dit cijfer steeg langzaam tot 14.073 in 1902; in 1903 bedroeg het 15.091; terwijl het aantal der in de bibliotheek geraadpleegde werken - waarvan geen statistiek wordt bijgehouden - minstens even aanzienlijk is vermeerderd. Voor den aankoop van boeken is totaal besteed: ƒ 2253.33, waarvoor zijn aangeschaft 379 nieuw verschenen werken, 28 duplicaten en 14 werken, aangekocht op boekverkoopingen. De bibliotheek bestond op 31 Januari 1904 uit 25.014 boekwerken, vormende 48.609 boekdeelen. De circuleerende lectuur bestond op 31 Januari 1903 uit 2937 boekwerken, vormende 3245 neelen. In het geheel zijn er 15.091 boekwerken aan huis ter lezing verstrekt. Het aantal leden, die van de circuleerende lectuur om de 14 dagen boeken aan huis ontvingen, bedroeg 391. De rekening wijst een totaal van ontvangsten aan van ƒ 21.750 49 en van uitgaven van ƒ 21.242 83, dus een batig saldo van ƒ 507.66. Op de begrooting van 1 Februari 1904-31 Januari 1905 worden de ontvangsten op ƒ 21.279.50, de uitgaven op ƒ 21.856.01 geraamd; het geraamde tekort is ƒ 376.51 (f 200 worden n.l. uit de reserve genomen). Tijdens het jubelfeest der Ned. Ste Gregorius-Vereeniging, verleden jaar, werd besloten een bibliotheek voor algemeen gebruik op te richten en dienstbaar te maken aan de bevordering der ware kerk- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 300]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
muziek in ons vaderland. Den heer pastoor Ch. le Blanc, te Everdingen, werd in 't bijzonder de arbeid der oprichting opgedragen. Het bestuur deelt nu in het orgaan der vereeniging mede, dat de medewerking en belangstelling, bij het tot stand komen der verzameling nu reeds ondervonden, de verwachting verre overtreffen, en het zet zijn bedoeling aldus uiteen: ‘daar moet in opgenomen worden van alles: niet alleen gewijde muziek, maar ook ongewijde; niet slechts echte kerkmuziek, maar ook onechte; muzikale boekwerken van historischen, van aesthetischen, van liturgischen aard, groote en kleine leerboeken, handleidingen, enz. Wij strekken namelijk de grenzen zoover mogelijk uit, overtuigd als wij zijn van het nut, ja van de noodzakelijkheid, dat zij die zich degelijk willen bekwamen in kerkmuziek, gelegenheid moeten vinden om te weten te komen, niet alleen hoe men wèl, maar ook hoe men niet behoort te schrijven, niet alleen het goede, maar ook het niet-goede dat de geschiedenis der muziek in den loop der eeuwen heeft aan te wijzen; om te weten te komen welke muzikale schoonheden niet slechts de kerkelijke, maar ook de niet-kerkelijke grootmeesters der toonkunst wisten voort te brengen; kortom onze Bibliotheek moet zóó worden, dat zij gelegenheid geeft tot degelijke en veelzijdige ontwikkeling van de gebruikers. Ook zal het ons streven zijn om de Bibliotheek, nu de studie van het traditioneele Gregoriaansch een bijzondere belangrijkheid erlangt, te voorzien van boekwerken en muziek, waardoor men op de hoogte daarvan kan komen’. Het tijdschrift der St. Gregorius-Vereeniging maakt een begin met het publiceeren van den catalogus. (N.R. Ct.) | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Weenen. -In de mooie hofbibliotheek, een pronkjuweel van 18o eeuwsche bouwkunst, en daarom door Baedeker terecht met een sterretje aangeduid, is een tentoonstelling van 850 banden te zien, waaronder sommige van groote merkwaardigheid als kunststukken van den eersten rang. Het oudste nummer is een leerenband uit Egypte van de 6e eeuw voor Chr.. waarvan de kleuren en het verguldsel nog zichtbaar zijn. Verder mooie exemplaren uit Frankrijk en Italië. Een glazen kast vol Grolier's en twee kasten vol boeken afkomstig uit de beroemde bibliotheek van Matthias Corvinus, den kunstlievenden Hongaarschen Koning uit het midden der 15de eeuw. Verder zien wij hier exemplaren van beroemde Fransche binders uit de 17de en 18de eeuw, zooals die van Pasdeloup, Lemonnier, Derome en van Bozerian, die onder Napoleon, en van Simier die tijdens de Restauratie werkzaam was. Ook de Engelschen zijn zeer goed vertegenwoordigd, o.a. met vele boeken van Roger Payne. Aan Oostenrijksch en Duitsch bindwerk ontbreekt het evenmin. Vele boeken waren vroeger eigendom van prins Eugenius van Savoie en van Bourbonsche en Habsburgsche prinsen. Verder liggen er boeken die behoord hebben aan de Thou, Colbert, Sully, Pompadour, Mirabeau, meerendeels prachtexemplaren en zeer goed geconserveerd. Onder de uitgestalde boeken zijn er vele die tot geschenken gediend hebben, en die op die wijze van Frankrijk naar Oostenrijk gekomen zijn, met banden rijk versierd met wapens, stempels en opschriften. Daaronder een getijdenboek dat Lodewijk XII (1514) aan een aartshertog van Tirol vereerde. De Duitsche banden reiken tot ver in de middeleeuwen, waaronder een met een band van ivoor en zilver en relief. De boeken van Augsburgsche binders, de gekleurde banden uit Schwaben, de prachtstukken uit de bibliotheek van Fugger, de prachtige Hollandsche exemplaren, waaronder van Block, zijn hier te zien. Ook een oude prent, voorstellende de bibliotheek der Leidsche Hoogeschool uit het jaar 1612, trekt de aandacht. Zeer kostbaar is ook de Oostersche afdeeling met oude Arabische banden uit de 14de en 15de eeuw, die aan den binnenkant met mooi gemarmerd papier vol Oostersche arabesken beplakt zijn. De tentoonstelling is weer een nieuw bewijs van de groote menigte kunst die van eeuwen her in de handen van zoo'n beroemd en oud vorstenhuis als het Habsburgsche geraakt is. (N. Rt. Ct.) |
|