Tijdschrift voor Boek- en Bibliotheekwezen. Jaargang 2
(1904)– [tijdschrift] Tijdschrift voor Boek- en Bibliotheekwezen– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 171]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
[Nummer 4]Iets over de oudste Amsterdamsche drukken, en verwant drukwerkDe drukken van het begin der 16e eeuw trekken terecht meer en meer naast de incunabelen de aandacht van de boekenvrienden. Hunne belangstelling heeft echter met eene groote moeielijkheid te strijden: de studie der incunabelen heeft lang de uitsluitende aandacht in beslag genomen, en het gevolg is dat men over de Nederlandsche uitgaven vóór 1500 zich gemakkelijk en volledig kan inlichten, maar daarna op eens nagenoeg alle hulpmiddelen mist. In afwachting van de voltooiing der beide breed opgezette werken van W. Nijhoff die hier hulp zullen moeten brengen, past het ons des te dankbaarder te zijn voor wat op dit gebied ten minste hier en daar gedaan is. Bepaaldelijk voor de kennis der oudste voortbrengselen van de Amsterdamsche pers liggen de gegevens reeds nu geordend voor ons: Tiele, Rogge, de Roever hebben veel belangrijks opgeteekend, en in het werk van Moes vinden we overzichtelijk bijeen wat de beschouwing van de boekjes zelve en de bestudeering van andere bronnen over dit onderwerp aan het licht gebracht heeft. Naarmate men nu de gegevens gemakkelijker kan overzien, treft het des te meer hoe gebrekkig onze kennis nog is. Van vele dier oude boekjes is slechts een enkel, dikwijls alleen een geschonden exemplaar over, min of meer toevallig door een boekenvriend voor ondergang bewaard en nu een kostbaar document geworden. De geschiedenis van deze exemplaren zelve wekt natuurlijk op hare beurt weer belangstelling, en zoo trof mij ten zeerste de achttiende-eeuwsche beschrijving van een exemplaar van den oudsten gedateerden Amsterdamschen druk, door J.W. Enschedé in den vorigen jaargang van dit tijdschrift aan het licht gebracht. In een handschrift van van Oosten de BruynGa naar voetnoot(1), waaruit hij omtrent een aantal incunabelen wetenswaardige meedeelingen afschreef, had ook de beschrijving van een bandje met 16e-eeuwsche drukken zijne aandacht getrokken. Het eerste stuk van den bundel was namelijk een Amsterdamsche druk van 1506, een boekje zonder titel, maar als ‘getijdenboek’ aangeduid. Maar het zou jammer zijn, die oudste beschrijving van een zeer merkwaardig verzamelbandje niet wat vollediger mee te deelen. Ziehier dan wat van Oosten de Bruyn - meest Joh. Enschedé navertellende - schrijft, met weglating van een en ander dat minder ter zake doet. | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 172]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
‘Getijden-boek, gedrukt t' Amsterdam in den jaare 1506 volgens de tekening op 't einde van dit boek-deel, luidende aldus: Gheprent tot Aemstelredam Bider heijligher stede Int iaer ons heren MCCCC (sic) ende VI, den XVIII dach in december. Dit Exemplaar van den Heere Enschedé is ten hoogste seldzaam, maar mist den titel, en d'eerste blad-zijden van het eerste vel. Het is gedrukt met de letteren van Hendrik, den Delftsen letter-snijder, welker matrijzen noch in de lettergieterij van den Heere Enschedé bewaard worden. Het is zeer raar, omdat de naarstige onderzoeker Iz. le Long geen ouder druk van Amsterdam heeft kunnen vinden dan van 1525, zijnde een aflaat boekje,.......... ‘De Heer Enschedé zegt, dat in dit zijn oude boekje niets gemeld word van het mirakel van de H. Stede,.... In den zelven band met dat voorgem̄. boekje word noch gevonden: Een devoot boekje I van de bekering der menschen. II Het sterfboec van St. Ancelmus. III Litanien, enz. Gedrukt te Scoenhovē in dē cōvente der regulierē butē Scoenhovē In dē Hem int iaer ōs herē MCCCCC en̄ III opten lesten dach in Augusto. Noch volgt daar op een zeer seldzaam tractaatje van niet meer dan 32 zeer kleine blad-zijden, onder den titel van Commendacien die men voor dē sieken leest, zijnde van Anselmus, Aartsbisschop van Kantelburij, die in den jaare 1107 is overleeden. Het is in 't zelve klooster, en op den zelven tijd, als 't voorige, buiten Schoonhoven gedrukt: nochtans leest men op de 32ste blad-zijde deeze twee regelen: gheprent tot Delff in Hollant bi die nieu kerc bi mi Henric lettersnijder. De heer Enschedé meent, dat deeze Hendrik de vader is geweest van Cornelis Henricx, mede eene letter-snijder van Delft,......’
Het bandje bevatte dus drie boekjes, gedrukt te Amsterdam, in het klooster de Hem, en te Delft, waarvan het tweede weer eene verzameling van kleinere werkjes was. Aan het eerste kan, dank zij de nauwkeurige dateering, met zekerheid de ontbrekende titel, ‘een wandelinghe der kersten menschen’ worden teruggegeven. Dit werkje is niet alleen de oudste gedateerde Amsterdamsche druk, maar men kan het met groote waarschijnlijkheid met Moes houden voor den allereersten Amsterdamschen druk. Immers de vestiging van den drukker Hugo Janszoon van Woerden ‘bi der heiligher stede’ te Amsterdam had zeer kort voor den datum van dezen druk plaats gehad - in den zomer van 1506 was hij nog te Leiden, zie Moes blz. 16 en 22 - en er is geenerlei aanwijzing dat hij te Amsterdam een voorganger zou gehad hebben. Deze meening is trouwens ook reeds uitgedrukt in den catalogus der typographische tentoonstelling bij gelegenheid van het Coster-feest te Haarlem in 1856 gehouden, waar het boekje aldus beschreven is: 188. Getydenboeck. Amsterdam, H.J. van Woerden, 1506, 8o. Waarschijnlijk het eerste boek dat te Amsterdam gedrukt is. [Inzender] Enschedé, Haarlem. Er kan geen twijfel zijn dat dit hetzelfde boekje geweest is; toch is de onjuiste aanduiding als ‘getydenboeck’ oorzaak geworden dat Moes naast de twee drukken van de ‘Wandelinghe’ nog een ‘getydenboeck’ als uitgaaf van 1506 vermeldde; door de beschrijving van v. Oosten de Bruyn bleek de onjuistheid hiervan overtuigend. | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 173]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
Weinige jaren na de typografische tentoonstelling heeft het boekje eindelijk zijn juisten titel gekregen. Aan Tiele die de verzameling-Enschedé beschreef, toen die onder den hamer zou komen, kon het niet ontgaan welk werkje het wasGa naar voetnoot(1). We vinden dan ook in den verkoopcatalogus van 1867 de volgende beschrijving.
540. Wandelinghe der kersten menschen. (Ouvrage ascétique auquel 7 ff. manquent au commencement.) A la fin: ‘Gheprent tot Aemstelredam Bider heiligher stede’ (par Hugo Janssoen van Woerden) ‘Int iaer o.h. 1506 den 18 dach v. dec.’ - 2. In desen boeke salmen vijnden dese nauolgende deuote materien... In den eersten: Een boexken van die bekeringhe der menschen. Item van die konste om te leren steruen (et plusieurs autres traités.) A la fin: ‘Ghedruckt... inden Conuente der regulieren buten Scoenhouen Inden Hem int jaer o.h. 1503. opten lesten dach van Aug.’ - 3. Dit sijn Commendacien diemen voorden sieken leest. A la fin: ‘Gheprent tot Delff in Hollant bi die nieu kerc bi mi Henric littersnijder.’ 1 vol. 8vo. vél. Le premier ouvrage, quoique incomplet, est remarquable comme étant le premier livre connu, imprimé à Amsterdam avec date. Il est orné, ainsi que le suivant, de quelques gravures sur bois.
De beschrijving stemt, behoudens den verbeterden titel van het eerste boekje, volkomen met die van v. Oosten de Bruyn overeen. De drie werkjes waren dus nog in één bandje vereenigd gebleven, en we komen als van zelf voor de vraag te staan: Waar zijn deze zeldzame boekjes na 1867 terecht gekomen? Moes vermeldt van de ‘wandelinghe’ vier exemplaren, waarvan slechts één, in de Koninklijke Bibliotheek, compleet isGa naar voetnoot(2), terwijl de drie andere, twee in de Amsterdamsche Universiteits-bibliotheek, een in het Bisschoppelijk museum te Haarlem, de eerste bladen missen. Een van deze drie moet dus het exemplaar-Enschedé zijn, en we kunnen al dadelijk zeggen dat het in de Amsterdamsche bibliotheek is. In 1883, dus niet lang na de nieuwe organisatie dezer boekerij is een catalogusje verschenen van eene tentoonstelling in het gebouw gehouden, en daarin vindt men niet slechts de ‘wandelinghe’ vermeld als oudste gedateerde Amsterdamsche druk, maar ook de ‘deuote materien’ van 1503, en de ‘Commēdaciē die men voordē sieken leest’, het laatste werkje onder de incunabelen.Ga naar voetnoot(3) De drie boekjes waren toen klaarblijkelijk niet meer in een band vereenigd, maar toch gezamenlijk in de Amsterdamsche boekerij opgenomen. Wel mag het | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 174]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
een buitenkans voor onze bibliotheek genoemd worden dat deze boekjes niet voor haar verloren gegaan zijn, want tijdens den verkoop in 1867 was er stellig niemand die in dezen voor het belang van Amsterdam waakte. Onlangs kwam mij nog een zeldzaam pamflet, een Amsterdamsche druk van 1599, onder de oogen, dat den stempel van onze bibliotheek heeft, afgestempeld met het woord vendidit, en als no 590 van de collectie Meulman in de Gentsche bibliotheek is opgenomen; een geval dat, zooals de heer van der Haeghen mij meedeelt, niet alleen staat. Aan de Amsterdamsche bibliotheek, waar men zich enkele jaren daarna toelegde op het verzamelen van alle brochuretjes, strooibiljetten en pijpjes die betrekking hadden op de feesten van 1 April 1872, was niemand die waarde hechtte aan de oude monumenten van de Amsterdamsche pers; voor een ijverig verzamelaar die er geld voor bood, waren deze klaarblijkelijk zelfs in de bibliotheek niet veilig. Eerst het optreden van Rogge als bibliothecaris bracht hier eene gelukkige verandering. In weinige jaren is door hem eene rijke verzameling van zestiende-eeuwsche Amsterdamsche drukken bijeengebracht; wat nu, bij de toenemende belangstelling voor deze zeldzame boeken, reeds nauwelijks meer mogelijk zou zijn. Onder de kostbaarste stukken van deze collectie behooren de twee oudste gedateerde Amster - damsche uitgaven, de beide drukken van de ‘wandelinghe der kersten menschen.’ Welk van beide is nu het exemplaar-Enschedé? Het is dadelijk te herkennen, want bij het uit elkaar nemen van den bundel is met pieteit het oude schutblad bewaard dat, zooals eene vergelijking met het facsimile op blz. 85 van den vorigen jaargang van dit tijdschrift dadelijk doet zien, door Joh. Enschedé is volgeschreven. Zoowel het schrift als de inhoud van het geschrevene, waar be- | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 175]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
paaldelijk van het laatste stuk, het Delftsche drukje van Henric Lettersnijder gehandeld wordt, bewijzen dat we hier inderdaad het door van Oosten de Bruyn als ‘getijdenboek’ beschreven exemplaar hebben. Nu doet zich echter eene onverwachte moeilijkheid op: ik kan niet aangeven welke van de twee door Moes onder no 14 en no 15 beschreven drukken het is; eene noodlottige verwisseling heeft verwarring gesticht, het boekje beantwoordt deels aan de eene, deels aan de andere beschrijving. Het komt geheel overeen met het compleete exemplaar der Koninklijke BibliotheekGa naar voetnoot(1); de titel kan dus nauwkeurig worden opgegeven: Hier beghint een wandelinghe der// kersten menschē mit Jhesu den brude// gom der sielen inden hof der bloemen//
Het titelblad is bij Moes onder no 14 verkleind afgebeeld, ook het adres is onder no 14 gefacsimileerd; maar het derde woord van blz. 5, ‘heerē’, en de houtsnede aan het einde, de mis van den H. Gregorius, komen overeen met de beschrijving onder no 15, de signaturen zijn in afwijking van beide beschrijvingen deels hoofdletters, deels kleine letters (B - G, h - n, O - R, s). Van den anderen druk, waarvan geen compleet exemplaar bekend is, kan de titel die ontbreekt, natuurlijk niet beschreven wordenGa naar voetnoot(2) - Moes heeft onder no 15 de beschrijving van no 14 herhaald -, het derde woord van blz. 5, ‘herē’, en de houtsnee aan het einde komen overeen met no 14, de slotwoorden ‘vā// december’ met no 15, het jaartal in de dateering is in afwijking van beide beschrijvingen foutief: m// cccccc ende vi (zie het facsimile hieronder), de signaturen zijn alle met kleine letter (b - s). De tekst van beide drukken komt regel voor regel overeen, maar heeft overal spelling-verschillen. Dit boekje is later in de Universiteits-bibliotheek gekomen dan het andere. Op het schutblad van het exemplaar der Koninklijke Bibliotheek staat eene uitvoerige aanteekening van de hand van Campbell, waarin deze afwijkende druk beschreven wordt; hij had het boekje op 21 Juni 1886 gezien, het behoorde toen aan den Leidschen boekhandelaar J.W. van Leeuwen. Hij eindigt na bespreking van de overeenkomst en het verschil der beide drukken met de vraag: Welke van beide is de oudste? | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 176]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
Wij behoeven deze vraag niet onbeantwoord te laten. De houtsneden naast elkaar bekijkende komt men tot het inzicht, dat het laatst beschreven drukje, waarvan geen compleet exemplaar bekend is, ouder is: de randen der prentjes zijn minder afgebrokkeld dan in het andere. De geeseling (blz. 83) geeft hiervan een aardig voorbeeld. Oudste druk (exemplaar-van Leeuwen)
Herdruk (exemplaar- Enschedé)
Volkomen zekerheid krijgt men natuurlijk eerst door vergelijking, niet van een enkel prentje in gebrekkige reproductie, maar van de geheele reeksen der prentjes zelve. Mij stonden daarbij niet slechts de twee Amsterdamsche exemplaren ten dienste, maar ook die uit den Haag en Haarlem, mij welwillend te leen gezonden. Dat van het Bisschoppelijk Museum komt geheel overeen met het exemplaar-van Leeuwen, zoodat ook de oudste druk dubbel vertegenwoordigd is. Alleen het Haarlemsche boekje heeft nog het oorspronkelijke geperst lederen bandjeGa naar voetnoot(1). | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 177]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
Resumeeren we de hoofdkenmerken dan krijgen we dit overzicht:
Bijzonder merkwaardig schijnt mij het hier geconstateerde feit, dat men bij een nieuwen druk de dateering van den vorigen slaafs overnam. Dit feit moet ons waarschuwen voor gevolgtrekkingen als die in den verkoopcatalogus-Enschedé sub n. 377 gemaakt, waar twee ongedateerde drukken van Hugo Janszoon op grond van den minder afgesleten staat der letters voor ouder dan de gedateerde druk van 1506 verklaard worden. Waar toch blijft de grondslag voor zulk eene gevolgtrekking, wanneer de mogelijkheid bestaat, dat de vergelijking niet gemaakt is met den werkelijken druk van 1506, maar met een herdruk van jongeren datum? Hier is dit vrij zeker het geval geweest, want Tiele had het exemplaar-Enschedé bij de hand en zal den anderen druk niet gekend hebben.
Het tweede werkje van den door van Oosten de Bruyn beschreven bundel verdient eene nadere beschouwing niet minder dan de besproken Amsterdamsche drukjes, waarmede het in formaat en letter ten nauwste overeenstemt. De bladzijden zijn eenigszins kleiner, en hebben elk 20 regels ook waar eene signatuur voorkomt; terwijl die van de zoo even beschreven boekjes er 21 hebben maar de eerste bladzijde van ieder vel slechts 20, ter wille der signatuur. Het boekje is op zich zelf weder eene verzameling van verschillende werkjes, tezamen 240 bladzijden. De signaturen nopen ons m.i. aan te nemen dat de werkjes eerst afzonderlijk gedrukt, en later door toevoeging van een eerste stuk met inhoudsopgave, en van een slotvel met dateering en adres tot een geheel vereenigd zijn. Ziehier de beschrijving van de zes afzonderlijke werkjesGa naar voetnoot(1).
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 178]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 179]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
Het slot van blz. 64, ons reeds bekend door de boven gegeven beschrijvingen volgt hier in facsimileGa naar voetnoot(1). Er onder leest men eene korte aanteekening van de hand van Joh Enschedé, waarin deze nog eens opmerkt dat de letter van dit werkje en van het Amsterdamsche drukje waarachter het gebonden was, dezelfde is. Het derde stuk van den uiteengenomen band kan in enkele regels beschreven worden. Twee vellen druks (32 bladzijden), zonder signatuur. Formaat en druk geheel overeenkomende met de beide beschreven boekjes. De bladzijde heeft 21 regels (blz. 5 slechts 20), is dus grooter dan die van den zooeven beschreven bundel; de woorden van v. Oosten de Bruyn ‘32 zeer kleine bladzijden’ zouden het tegendeel doen verwachten. Dit werkje trok meer dan de beide andere de aandacht van Joh. Enschedé; ook van Oosten de Bruyn wijdt er verscheidene regels aan. Wat deze laatste er van schrijft, toont duidelijk dat hij niet zoo in elk opzicht de meening van Joh. Enschedé weergeeft als J.W. Enschedé meendeGa naar voetnoot(2). Zijne bewering dat het boekje ondanks de woorden ‘Gheprent tot Delff’ toch in het klooster den Hem gedrukt zou zijn, is echter al zeer vreemd. Wat de dateering aangaat is hij dichter bij de waarheid dan Joh. Enschedé, het boekje is zeker niet tusschen 1480 en 1490 gedrukt, Hendrik de lettersnijder werkte vóór 1500 te Antwerpen, en eerst eenige jaren later te DelftGa naar voetnoot(3). Met juistheid wijst intusschen Enschedé vooral op de eenheid van de letter, op de overeenkomst in den druk, van de verschillende werkjes in het bandje vereenigd, die op zoo uiteenliggende plaatsen van de pers waren gekomen. Het uiteengenomen bundeltje is een sprekend staal van een belangrijk deel van de productie der Nederlandsche persen omstreeks 1500, toen naast de zwaarwichtigere werken in de Latijnsche taal al meer | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 180]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
en meer ook in de volkstaal werd gedrukt. Onze Nederlandsche bibliotheken bevatten een aantal van die devote boekjes in klein formaat, niet grooter dan 10 bij 14 centimeters, met bladzijden van 19, 20 of 21 regels. Een groot deel van deze boekjes is gedrukt met dezelfde letter als de boven beschrevene, die met recht op grond van den naam aan Hendrik den lettersnijder is toegeschreven, en waarvan de matrijzen door Joh. Enschedé in eigendom verkregen waren, en nu nog in de lettergieterij der Enschedé's zijn. Bij Holtrop vindt men specimina afgebeeld van de drie persen waar deze boekjes reeds vóor 1500 gedrukt werden, van den lettersnijder zelven te Antwerpen, van de Regulieren buiten Schoonhoven in den Hem, en van Hugo Janszoon te Leiden.Ga naar voetnoot(1) De werkzaamheid van deze drie drukkerijen begint ongeveer tegelijk, omstreeks 1494.Ga naar voetnoot(2) Na 1500 verplaatsen Hendrik de Lettersnijder en Hugo Janszoon herhaaldelijk het terrein van hunne werkzaamheid, en ook andere drukkerijen gebruiken de letter, maar een overzicht hiervan zullen we eerst na voltooiing van de beide werken van W. Nijhoff kunnen verkrijgen; in de door hem gegeven facsimiles zien we de letter reeds hier en daar. Toch blijft de verdeeling die het jaar 1500 brengt noodlottig, vooral waar het ongedateerde drukken betreft die nu door toeval of onder de incunabelen of onder de 16e-eeuwsche drukken geraken. Ook wordt in de meeste bibliographische werken aan de letter te weinig aandacht gewijd, men moet dikwijls tevreden zijn met de meedeeling: ‘caract. goth.’ of ‘gothische letter’. Wenschelijk blijft dus eene afzonderlijke beschrijving van deze geheele literatuur. En de rijke voorraad der Koninklijke Bibliotheek, èn de kleinere collecties en de enkele exemplaren in andere boekerijen, archiven en musea bewaard, en ook de zeker zeer belangrijke verzamelingen in Zuid-Nederlandsche bibliotheken zouden beschreven en tevens zorgvuldig vergeleken moeten worden. Onze kennis van de incunabelen zoowel als van de drukken der onmiddellijk volgende periode zou er ongetwijfeld zeer door winnen. Een paar opmerkingen die de nauwkeurige beschouwing der boven beschreven boekjes en vergelijking van een enkel ander mij deed maken, mogen hier nog eene plaats vinden. Rogge heeft in zijne voorloopige lijst van 16e-eeuwsche Amstersche drukkenGa naar voetnoot(3) opgenomen: Commendatio die men leest voer een broeder die ghestorven is (?) - Z.n. en j. Bij Campbell leest men onder no 471: Commendacio. Hier begint die commendacio die men leest voir een broeder of voer een suster die ghestoruen is. Sans indication de lieu, ni de typographe. 1500. in-8o. - Cité seulement par Kloss no 4029; c'est peut-être un fragment d'un ouvrage plus considérable. | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 181]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
Hebben deze beide beschrijvingen betrekking op denzelfden druk, en zoo ja, wanneer en waar is die te plaatsen? Rogge ging zeker alleen op de gelijkheid van druk af, toen hij het werkje tot de 16e eeuw bracht, en naar Amsterdam verwees. Evenzoo zal Campbell wel geen dringende reden gehad hebben om het boekje nog tot de 15e eeuw te brengen. Na de boven gegeven beschrijving van den Schoonhovenschen bundel waarin (als no 4) hetzelfde boekje voorkomt met afwijkingen in de spelling, zou men eer aan een ander drukje van de Regulieren van den Hem denken. Ook daarmede dient men echter voorzichtig te zijn. Het boekje, waarschijnlijk het exemplaar dat Rogge reeds kende, is ook in de Amsterdamsche bibliotheek, en ligt voor mij. De titel luidt: ⁌ Hier beghint die commendatio die// men leest voer een broeder of voer eē// suster die ghestorueu (sic) is.//
Het is werkelijk een variant van den reeds beschreven Schoonhovenschen druk, bijna regel voor regel overeenkomende, maar met tallooze spellingverschillen, zooals we dit reeds bij de twee drukken van de ‘Wandelinghe der kersten menschen’ leerden kennen.Ga naar voetnoot(1) Toch zou ik in dit geval eer denken aan herdruk van een andere pers, want de hoofdletters der beide drukken verschillen, en de houtsnee van den titel, hoewel volkomen hetzelfde voorstellende, is eene andere. Eenige reden om dit exemplaar in tegenstelling van het andere tot de incunabelen te rekenen, zie ik echter niet. Eveneens zal no 1220 van de Annales van Campbell misschien ten onrechte tot de incunabelen gerekend zijn. Waar de tijdsbepaling ‘vers 1497’ op berust, wordt ten minste niet aangegeven, en de beschrijving stempelt het bundeltje geheel als een variant van den boven beschreven Schoonhovenschen druk van 1503. De inhoudsopgave van blz. 2 komt overeen met het hierboven op blz. 178 in facsimile weergegeven blaadje, behoudens alweder tal van spellingverschillen, en het slot is - eveneens met kleine afwijkingen - hetzelfde als dat van het voorlaatste vel van den bundel van 1503. Het geheele aantal bladen is echter slechts 84 in plaats van 120; behalve het laatste vel moet dus nog meer dat in het Amsterdamsche exemplaar zit, aan het door Campbell beschrevene ontbreken. Vergelijking zou zeer interessant zijn, maar waar is het boekje te vinden? De heer Vander Haeghen deelt mij mede dat het op de veiling Vergauwen voor 360 frs. gekocht is door den boekhandelaar Cohn.
Amsterdam C.P. Burger Jr. |
|