Tijdschrift voor Boek- en Bibliotheekwezen. Jaargang 1
(1903)– [tijdschrift] Tijdschrift voor Boek- en Bibliotheekwezen– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 259]
| |
[Nummer 5]Twee Bijbels met miniaturen der Nationale Bibliotheek te ParijsIn het Bulletijn der Maatschappij van Geschied- en Oudheidkunde te Gent, 11e jaargang, nr 4, blz. 194-195, haalt de heer G. Hulin, op voorgang van de heeren A. de Champeaux en P. Gauchery (Les Travaux d'art exécutés pour Jean de France, duc de Berry, Parijs, Champion, 1894, in-fol., p. 138) een rekening aan van Hertog Filips den Stoute van Bourgondië, van 1402-3, waarin wordt gewaagd van een Bijbel met miniaturen, op dat oogenblik voor den hertog bewerkt door Polequin Manuel en Janequin Manuel, enlumineurs; hij brengt, even als de Fransche schrijvers, dien Bijbel in verband met een Bijbel op de Nationale Bibliotheek te Parijs (franç. 167) en voegt er bij: ‘sa décoration permettrait, par de multiples rapprochements avec une autre Bible, attribuée à bon droit aux Limbourc (f. fr. 166) d'y voir une oeuvre de début de ceux-ci. Personnellement, je n'ai pas vu l'ouvrage, et ne fais que rapporter l'opinion d'autrui.’ Dat de miniaturen der twee Bijbels van dezelfde handen zijn was reeds de meening der heeren de Champeaux en Gauchery. Deze gissing wordt belangrijk voor de kunstgeschiedenis, daar de Limbourcs, als men weet, de verluchters zijn der beroemde Heures, thans te Chantilly. De twee Bijbels (geen eigenlijke Bijbels, maar bijbelsche prentenboeken met bijgevoegden tekst) waren, reeds vóór het werk dier heeren verscheen, uitvoerig beschreven en beschouwd door den heer L. Delisle, in deel XXXI der Histoire littéraire de la France (Paris, 1893), in het stuk getiteld: Livres d'images, blz. 237 vgg. De heer Delisle reeds had gegist dat de Bijbel nr 167 was de bible en latin et en françois, welke Filips de Stoute en Jan zonder Vrees van 1401 tot 1406 deden verluchten door Polequin en Janequin Manuel, ten einde hem te doen aanbieden aan Jan, Hertog van BerryGa naar voetnoot(1); maar de heer Delisle drukt zich zeer voorzichtig uit: ‘Il y a tout lieu de supposer, zeide hij (blz. 240), que c'est | |
[pagina 260]
| |
la bible en latin et en français que Philippe le Hardi avait fait commencer vers l'année 1401... Quoiqu'il en soit...’ - Wat den Bijbel nr 166 betreft, gist de heer Delisle, ondanks het zwijgen der inventarissen van den Hertog van Berri, dat hij eveneens voor dien Hertog bestemd was, en dat de uitvoering van het handschrift (wij zullen zien dat de eerste verluchters hun werk niet voltooiden), evenals die van de Heures van Chantilly, werd onderbroken door het overlijden van dien vorst, in 1416 (blz. 247). Daar de heer Hulin het vraagstuk opnieuw ter sprake bracht, maar in het voorbijgaan, en zonder, gelijk hij zelf betreurt, in de gelegenheid te zijn geweest de twee Bijbels te zien, heb ik, op verzoek der Redaktie van dit tijdschrift, de twee handschriften vergeleken, zoowel onderling als met de fotogravures der miniaturen der Heures van Chantilly, gevoegd bij de verhandeling van den heer Delisle les Livres d'heures du duc de Berri (Parijs, 1884, gr. in-8o, ook verschenen in de Gazette des Beaux-Arts van dat jaar, deel XXIX). Nr 167 van het fonds français (ik verwijs voor dit handschrift, even als voor nr 166, naar de uitvoerige beschrijving van den heer Delisle, boven aangehaald) is geheel versierd met miniaturen, acht per bladzijde; deze miniaturen zijn zeer weinig gekleurd, bijna grisailles, zeer fijn uitgewerkt, lief maar stijf, en nog geheel middeleeuwsch. Ware het niet dat een zoo ervaren paleograaf als de heer Delisle het handschrift op het einde der veertiende of het begin der vijftiende eeuw plaatst (Hist. littér. XXXI, 237), men zou het, oordeelend naar de miniaturen, een halve eeuw vroeger stellen (deskundigen door mij geraadpleegd, waren geheel van deze meening). In ieder geval kunnen de miniaturen niet van dezelfde hand of van dezelfde school zijn als die van de Riches Heures van Chantilly: men vergelijke de tafereelen van de Paradijsgeschiedenis in nr 167 met de overeenkomstige op de vijfde plaat gevoegd bij de bovengenoemde verhandeling van den heer Delisle over de Heures van den Hertog van Berry: niet alleen de stijl en de uitvoering, ook de motieven zijn geheel verschillendGa naar voetnoot(1). Zij kunnen ook niet | |
[pagina 261]
| |
van dezelfde hand zijn als die van den anderen Bijbel tot welken wij thans overgaan. Nr 166. De inrichting van het handschrift is gelijk aan die van het vorige: op iedere bladzijde staan acht miniaturen. De verluchting is niet overal van dezelfde hand: de 48 eerste bladen onderscheiden zich gunstig van de volgende, die blijkbaar later en voor andere bezitters zijn bijgewerkt (Hist. Litt. XXXI, p. 242). De miniaturen van het eerste gedeelte zijn meesterlijk van koloriet, en, vergeleken met die van het vorige handschrift, maken zij den indruk van een veel vrijer opvatting en uitvoering. Ook wat de voorstellingen betreft is er groote afwijking, zooals reeds door den heer Delisle werd opgemerkt: ‘La plupart des sujets représentés dans le ms. 166, aussi bien par les peintres des premiers cahiers que par les continuateurs, présentent de notables différences avec les tableaux correspondants du ms. 167. Une grande latitude était laissée aux artistes, qui ne devaient pas travailler d'après les mêmes modèles.’ (Hist. Litt. XXXI, 242). - Er bestaat daarentegen groote overeenkomst tusschen deze miniaturen en die van Chantilly, bepaaldelijk wat betreft de voorstellingen uit de Paradijsgeschiedenis. Op de keerzijde van blad 3 van hs. 166 vindt men een voorstelling van Eva die aan Adam den appel reikt, welke geheel overeenkomt met de bovengenoemde miniatuur in de Riches Heures: groepeering en houding der figuren zijn geheel dezelfde. Toch is er verschil: de uitvoering, in hs. 166, schijnt minder fijn en bevallig dan in de Heures; men zou kunnen onderstellen dat blad 1-48 van ons hs. afkomstig zijn uit dezelfde werkplaats als de Heures, maar niet geheel door dezelfde handen werden uitgewerkt. Het komt mij voor dat deze uitkomst ons niet belet aan te nemen dat het handschrift 166 werd geschreven voor den Hertog van Berri en de eerste bladen werden verlucht in de werkplaats waaruit de Riches Heures van Chantilly afkomstig zijn, zooals, gelijk wij zagen, reeds door den heer Delisle is ondersteld, al blijft het vreemd, dat, zooals de heer Delisle zelf opmerkt (Hist. Litt. XXXI, 242) het handschrift niet genoemd wordt in de oude inventarissen van de handschriften van den Hertog en de eerste melding niet hooger opklimt dan de regeering van Koning Frans I. Anders is het gesteld met den Bijbel nr 167. Wij zagen dat de miniaturen van dien Bijbel niet van dezelfde hand kunnen zijn als die van nr 166 en die van Chantilly; het gaat niet aan met de heeren de Champeaux en Gauchery het verschil te verklaren door te wijzen op ‘les progrès immenses que l'art accomplit au commencement | |
[pagina 262]
| |
du quinzième siècle’; wij hebben hier te doen, niet met meer of minder volmaakte voortbrengsels eener zelfde school, maar met twee geheel verschillende scholen en richtingenGa naar voetnoot(1). Een van tweeën: of wel, men neemt aan dat de miniaturen van het handschrift nr 167 het werk zijn van Polequin en Janequin Manuel, en dan kunnen deze personen niet vereenzelvigd worden met de Limbourcs, gelijk de heeren de Champeaux, Gauchery en Hulin voorstellen; of wel, dat handschrift is niet te vereenzelvigen met dat aan hetwelk de Manuels werkten. Ik meen dat de tweede onderstelling de waarschijnlijkste is en wij wel zullen doen aan te nemen dat, welk licht verder onderzoek moge doen opgaan over de Manuels en de Limbourcs, de Bijbel 167 in ieder geval buiten het debat moet worden gehouden. Er is nog een bijzonderheid die, zonder geheel afdoende te zijn, ons in deze meening kan versterken. De Bijbel waar de Manuels aan werkten was bestemd voor Jan van Berri; maar nu heeft de heer Delisle aangetoond (Hist. litt. XXXI, 239) dat de Bijbel nr 167 wordt vermeld in een inventaris van 1420, opgemaakt te Dijon: hij is dus niet afkomstig uit den boedel van dien vorst, maar uit dien der Bourgondische hertogen. Daarentegen hebben de miniaturen der 48 eerste bladen van handschrift 166 groote overeenkomst met althans een gedeelte van de verluchting der Heures van Chantilly en verdienen in aanmerking te komen bij een nadere studie van de school waaraan men die Heures te danken heeft.
Parijs, 30 Sept. 03. G. Busken Huet. |
|