Tiecelijn. Jaarboek 13 (jaargang 33)
(2020)– [tijdschrift] Tiecelijn– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 159]
| |
Dag, lieve kijkbuiskinderen...
| |
[pagina 160]
| |
Maraboe, afkomstig uit het Derde Dierenbos, hun intrede. In totaal zijn er vanaf 1968 tot 1989 1.612 afleveringen uitgezonden. De derde serie werd in oktober 1989 door de commerciële tv-zender RTL Véronique opgekocht. Tot 1996 zond het RTL 4-kinderprogramma Telekids het programma uit. Helaas sloop sluikreclame in de serie. Willem Bever bouwde bijvoorbeeld een schotelantenne om ook RTL 4 te kunnen ontvangen. Joop van den Ende bracht begin 1969 De Fabeltjeskrant als theaterstuk voor kinderen op de planken. De avonturen van de dieren in Het Grote Dierenbos werden ook verfilmd. In 1970 werd Onkruidzaaiers in Fabeltjesland uitgebracht en in 2018 verscheen de bioscoopfilm De Fabeltjeskrant: De Grote Dierenbosspelen. Regionale omroepen lieten zich ook niet onbetuigd. RTV Oost bracht in 2007 De Fabeltjeskrant in Streektaal uit en RTV West kwam in 2008 met een eigen versie: oude afleveringen werden nagesynchroniseerd met Zuid-Hollandse dialecten. In 2007-2008 ten slotte brachten Ruud de Graaf en Hans Cornelissen De Fabeltjeskrant als musical op de planken. Naast de bekende liedjes als Drink meer prik en Hup daar is Willem met de waterpomptang schreef Jon van Eerd ook de nieuwe teksten die door Ruud Bos werden getoonzet. De informatie voor deze inleiding haalde ik uit het boek Hallo Meneer de Uil. Fabeltjeskrant 50 jaar!, geschreven door Patrick Bremmers.Ga naar eind2 Veel informatie haalde ik ook van de website die volledig gewijd is aan De Fabeltjeskrant.Ga naar eind3 Op deze website zijn alle dieren terug te vinden die hier besproken worden. | |
Personages in De Fabeltjeskrant geïnspireerd door dieren in de fabels van La Fontaine?Zoals gezegd zijn de eerste dieren in De Fabeltjeskrant geïnspireerd op de dieren in de fabels van La Fontaine. Het is daarom interessant om na te gaan in hoeverre zij lijken op de dieren in de fabels. Het zou te ver voeren om hier alle bekende dieren (ik telde er 67 op de website) te bespreken. Ik beperk me tot de dieren die in 1968 optraden in De Fabeltjeskrant. | |
[pagina 161]
| |
Meneer de UilNatuurlijk allereerst Meneer (Jacob) de Uil. Hij is de verteller die diverse scènes aan elkaar praat door het nieuws dat hij in De Fabeltjeskrant aantreft, voor te lezen. Het personage is gebaseerd op Jan Staaijer (o1926), de beroepsouwehoer van de plaatselijke toneelclub die Leen Valkenier kende uit zijn jeugd.Ga naar eind4 De ontwerpster was Marie Troost (o1936). De oehoe in Artis was haar inspiratiebron. Frans van Dusschoten (1933-2005) sprak vanaf het begin de stem van Meneer Jacob de Uil in. In de fabels van La Fontaine komen twee uilen voor: een nachtuil en een katuil.Ga naar eind5 In ‘De arend en de nachtuil’ worden de arend en de nachtuil vrienden en zij beloven dat zij elkaars kroost zullen ontzien. De nachtuil schetst op verzoek van de arend hoe knap en mooi haar jonge uiltjes wel niet zullen zijn. Nadat zij moeder is geworden, gaat zij voedsel voor haar kleintjes zoeken en moet zij de kuikentjes in het nest alleen achterlaten. De arend treft de kuikentjes toevallig aan, maar hij herkent ze niet omdat ze zo lelijk zijn: ‘Dat zijn de kindren der vriendin niet, zulke draken.’ Als de uil terugkomt op het nest, treft zij slechts de botjes van haar kroost aan. Iemand, onbekend wie, zegt tegen de uil dat zij dit aan haarzelf te wijten heeft. In een vlaag van eigenliefde beschreef zij haar kinderen als engeltjes. ‘Wie had gegist, in duizend jaren, / Dat zulke monstertjens die engelbeeldtjens waren?’ In ‘De muizen en de katuil’ wordt verhaald over een katuil, die La Fontaine omschrijft als de ‘Lieveling van Atropos’. Atropos of de Onafwendbare is de oudste van de Schikgodinnen. Zij knipte de levensdraad van de persoon door wanneer zijn of haar tijd om was. De uil werd beschouwd als haar heraut.Ga naar eind6 Als een oude boom wordt omgehakt, treft men een holte aan waarin de katuil haar nest had gemaakt en een muizennest. De muizen waren vet maar zeer slecht ter been. De katuil had de muizen gevangen en hun pootjes verminkt, zodat ze niet konden vluchten. Omdat hij maar enkele muizen per dag kon eten, voerde hij ze tarwekorrels, zodat hij een levende voorraadschuur had. La Fontaine vraagt de lezer, die hij aanspreekt met Cartesiaan (een verwijzing naar René Descartes), of hij/zij dit niet een intelligente redenatie van de uil vindt. ‘Gaven Aristoteles en zijn aanhang beter les?’ Zowel de nachtuil als de katuil hebben niets gemeen met Meneer de Uil. In De Fabeltjeskrant is hij een langdradige en vergeetachtige uil die soms de draad van zijn verhaal kwijtraakt. De nachtuil is geen toonbeeld van wijsheid, zij is zo dom om haar kroost als beeldschone engeltjes de hemel in te prijzen, waar- | |
[pagina 162]
| |
De afbeelding komt uit Hallo Meneer de Uil. Fabeltjeskrant 50 jaar!, Patrick Bremmers, Amsterdam, 2018, naast de titelpagina. © Robin de Levita Productions BV.
| |
[pagina 163]
| |
door de arend zich vergist. Ook de gemene katuil die de pootjes van de muizen breekt, lijkt niet op de wijze, aardige en ietwat verstrooide uil. Toch komt de katuil met zijn logische redenatie en de verwijzingen in de fabel naar Descartes en Aristoteles het meest in aanmerking als inspiratiebron voor Meneer de Uil, al denk ik niet dat Leen Valkenier een van deze twee uilen voor ogen had toen hij naar een wijze, oude uil zocht. | |
Lowieke de VosLowieke de vos kwam samen met Meneer de Uil en Meneer de Raaf in de allereerste uitzending voor.Ga naar eind7 Hij is de Bourgondiër onder de dieren. Gevleugelde uitspraken van hem zijn: ‘Mmm, lekkere hapjes. Dat wordt weer smikkelen en smullen’ en ‘Hatsekidee!’ Net als Meneer de Raaf daagt hij andere dieren uit met plagerijen, valse sneren of streken. Hij is vaak in het Praathuis te vinden, samen met Meneer de Raaf. De vos behoeft nauwelijks introductie voor de lezer van dit jaarboek. Maar liefst negentien fabels van La Fontaine gaan over de vos. In het artikel ‘De vos in de fabels van La Fontaine’ besprak ik ze allemaal.Ga naar eind8 Niet alle fabels gaan over lekkere hapjes. De streken van de vos ten nadele van andere dieren komen wel steeds ter sprake in de vele afleveringen van De Fabeltjeskrant. De vos die met gevlei de kaas uit bek van de raaf wist af te troggelen was wellicht voor Valkenier aanleiding om Lowieke de Vos vanaf het begin als een gewiekste smulpaap neer te zetten. | |
Meneer de RaafMeneer (Crox) de Raaf staat bekend om zijn sarcastische opmerkingen en weet daarmee Juffrouw Ooievaar geregeld op stang te jagen. Soms valt hij in voor Meneer de Uil wanneer deze door ziekte of anderszins verhinderd is. In de fabels van La Fontaine treedt de raaf driemaal op. Allereerst natuurlijk in de overbekende fabel van ‘De raaf en de vos’. In de fabel ‘De raaf die voor arend wil spelen’ ziet de raaf een arend een lammetje oppakken en ermee wegvliegen. Dat wil de raaf ook wel, zo'n lekker hapje. Maar het loopt verkeerd voor hem af. Hij krijgt het lammetje niet van de grond en blijft met zijn klauwen in de wol van het lam haken. Hij wordt gevangen door een herder, in een kooitje | |
[pagina 164]
| |
gestopt en aan kinderen gegeven om ermee te spelen. Ook hier is de moraal, net als in de fabel van de raaf en de vos: ‘Bezint eer gij begint’. De laatste fabel, ‘De raaf, de wilde geit, de schildpad en de rat’, is gezien de lengte meer een anekdote. De dieren wonen samen in een huis. Op een dag raakt het geitje, op de vlucht geslagen voor een hond, in een net. De raaf wordt gevraagd om te gaan kijken waar het geitje is gebleven. Hij vindt hem en de rat en de raaf gaan hem bevrijden. De schildpad moet maar op het huis passen, maar ook zij gaat onderweg naar de geit. De rat knaagt het net door, zodat het geitje kan ontkomen. De jager ontdekt dat het geitje verdwenen is, maar ziet de schildpad aankomen en wil er een schildpadsoepje van maken. Hij stopt de schildpad in zijn jagerstas. Het geitje komt de schildpad te hulp door zich kreupel voor te doen. De jager werpt zijn tas af om het geitje te vangen. De rat bevrijdt dan de schildpad uit de tas. Het geitje weet weer te ontsnappen en zo komt alles toch nog op zijn poo tjes terecht. ‘Het Denkbeeld van mijn Epos weêr: / De Macht der Vriendschap aan te toonen’ is aan het eind de boodschap. De ‘Heer van Ravenstein’ wordt in de fabel voorgesteld als bode en spion. De raaf in deze fabel komt het meest in aanmerking voor het personage van Meneer de Raaf. Hij levert commentaar op de gebeurtenissen in het dierenbos en is soms de nieuwslezer. | |
Juffrouw Cato OoievaarDe deftige dame in Het Grote Dierenbos is gebaseerd op Jopie Kullberg-Donkervoort (1925-2018). Valkenier en Donkervoort kenden elkaar van de MULO en de naoorlogse toneelgroep. Juffrouw Ooievaar ziet het als haar plicht om alles op rolletjes te laten lopen. Hiertoe richt zij diverse culturele instellingen op, maar ook liefdadigheidsverenigingen voor nooddruftige dieren. Zo is zij Beschermvogel van de Dierenbosse Rampendienst, Voorzitster van de Dierenbosse Vrouwenclub maar ook van de Dierenbosse Vereniging ter bevordering van het Oprichten. In de fabels van La Fontaine komt de ooievaar in twee fabels voor, in de vertaling van Ten Kate steeds ‘lepelaar’ genoemd. In ‘De vos en de oijevaar’ (sic) wordt zij door de vos als tafeldame uitgenodigd voor een fijn souper. Helaas voor haar zet de vos een platte schaal met soep neer die zij onmogelijk met haar lange snavel naar binnen kan krijgen. Vrouw Ooievaar neemt wraak door de vos op haar beurt uit te nodigen. Dit keer wordt het souper opgediend in een vaas met een lange hals waar de vos nooit bij kan komen. | |
[pagina 165]
| |
In ‘De wolf en de ooievaar’ heeft de wolf een botje in zijn keel. Hij vraagt aan de ooievaar of hij hem van dit botje wil verlossen. De ooievaar steekt zijn bek in de keel van de wolf en haalt het botje eruit. Als hij om een vergoeding vraagt, wordt de wolf boos: ‘Is 't niet veel, dat gij den bek / Strafloos in mijn muil mocht wagen?’. Meer dan bij Ten Kate is de ooievaar in de editie van Jan van den Berg een deftige tafeldame die de vos twee weken later inviteert voor een tegenbezoek.Ga naar eind9 Gezien het deftige woordgebruik in de editie van Van den Berg, waarvan in de vertaling van Ten Kate geen sprake is, heeft Valkenier zich niet op de fabel uit de editie van Ten Kate gebaseerd maar op een andere fabelverzameling. De fabel van ‘De ooievaar en de vos’ is zeer populair en komt steevast in bijna alle fabelverzamelingen voor. Het is heel goed mogelijk dat Valkenier Juffrouw Ooievaar als personage heeft gekozen uit een van de toentertijd bekende fabelverzamelingen waarin de ooievaar als een deftige dame wordt opgevoerd.Ga naar eind10 | |
Bor de WolfBor de Wolf is de eigenaar van het Dierenbosse café Het Praathuis waar glaasjes grenadine en porties beukennoten worden geserveerd. Hij is bekend om zijn gebrul dat voorafgaat aan veel van zijn uitspraken. Als hij van slag is, vlucht hij naar het Enge Bos om bij te komen. Valkenier baseerde Bor de Wolf op zichzelf. Ger Smit sprak zijn stem in, een van de favoriete karakters van Ger Smit. De wolf komt in vijftien fabels van La Fontaine voor. Ik volsta dan ook met de karakterschets van de wolf zoals hij zich in de fabels laat kennen. Hij is vraatzuchtig, nurks, onbetrouwbaar, dom, zichzelf overschattend en egoïstisch. Merkwaardig is dan ook dat Valkenier Bor de Wolf een veel menselijker karakter meegeeft dan je gezien zijn slechte karakter in de fabels zou verwachten. Bor is, hoewel soms sikkeneurig, juist vreedzaam en emotioneel. | |
Stoffel de SchildpadStoffel de Schildpad heeft veel last van allerlei kwalen, maar daar blijkt bij een van de vele consultaties bij dokter Meindert het Paard geen sprake van te zijn. De hypochonder is traag in alles, loopt langzaam, praat langzaam en is | |
[pagina 166]
| |
daarom blij dat de gebroeders Bever een stoommobiel voor hem bouwen, dit tot verdriet van Zoef de Haas, die daardoor niet meer de snelste van het Grote Dierenbos is. De schildpad komt in de fabels van La Fontaine driemaal voor, met name in ‘De schildpad en de twee eendvogels’, ‘De haas en de schildpad’ en ‘De raaf, de wilde geit, de schildpad en de rat’. In de eerste fabel wordt de schildpad op zijn verzoek door twee eenden mee de lucht in genomen door zich vast te bijten aan een tak. De eenden houden die tak in hun snavel en vliegen omhoog. De schildpad, hangend tussen de twee eenden in, trekt veel bekijks en bewondering: ‘Kijk, naar 's hemels blauwe tinne / Vliegt de schildpad-koninginne!’ De schildpad zegt dat zij dat inderdaad is, maar door haar bek open te doen dondert ze naar beneden en valt ze dood neer. ‘Hoogmoed komt voor den val!’ De tweede fabel is een populaire fabel die in bijna alle fabelboeken voorkomt. De schildpad daagt de haas uit voor een hardloopwedstrijd. De haas neemt de uitdaging aan en beide zetten het op een lopen. De haas, die natuurlijk veel sneller is dan de schildpad, denkt dat hij het wel rustig aan kan doen en doet onderweg zelfs een dutje. De schildpad loopt traag maar gestaag door en komt tot verbazing van de haas eerder over de finishlijn dan de haas. De hardloopwedstrijd tussen de haas en de schildpad was het onderwerp van een van de eerste uitzendingen van De Fabeltjeskrant. De laatste fabel, ‘De raaf, de wilde geit, de schildpad en de rat’, behandelde ik al bij ‘Meneer de Raaf’ hierboven. | |
Zoef de HaasZoef de Haas wil de snelste, de handigste en de beste in alles zijn in het Grote Dierenbos. Hij is echter het goedbedoelende knechtje en de voetveeg van Juffrouw Ooievaar en roept veel ergernis op bij de andere dieren. Zij vinden hem maar een opschepper, een ‘zenuwlijer’ en een hielenlikker. Hij wil zich voortdurend bewijzen en zet daarom een politiepet en later een boswachterspet op en slingert de ene na de andere bosbewoner op de bon wegens het overtreden van een paragraaf uit het Dierenbosse-wetboek, dat nog altijd geschreven moet worden. De haas komt in vier fabels voor: ‘De haas en de kikvorschen’, ‘De haas en de patrijs’, ‘De haas en de schildpad’ en ‘De oren van de haas’. Het hoeft geen betoog dat de fabel ‘De haas en de schildpad’ model heeft gestaan voor Zoef de | |
[pagina 167]
| |
Haas. Ook in deze fabel van La Fontaine denkt hij de snelste te zijn, maar komt hij van een koude kermis thuis (zie hierboven: ‘Stoffel de Schildpad’). Overigens komt de snelheid van de haas ook in ‘De haas en de patrijs’ ter sprake. De fabel opent met de oproep om geen mensen in nood te bespotten: ‘Bespot geen broeder in den nood! / Wie is van geluk verzekerd tot zijn dood? / Geen sterveling! Sophocles heeft dit met kracht bewezen. / Ook Esopet. Ik geef zijn fabel u te lezen.’ Een haas en een patrijs wonen samen vredig in een bos. Op een dag komt een jachtstoet door het bos en vlucht de haas naar zijn leger, waar hij door honden uit verjaagd wordt. Terwijl de haas uitgeput op sterven ligt, bespot de patrijs de haas ‘Zeg eens, snuggert! / Waarom gebruikt ge uw voetjens niet? / Je zei altijd, ge waart zoo'n vluggert!’ De patrijs had dit nog niet gezegd, of daar greep een gier haar en sleurde haar mee naar zijn nest. In de ‘De haas en de kikvorschen’ en ‘De oren van de haas’ is de haas een angsthaas. In de eerste fabel wordt beschreven hoe angstig de haas is. Hij schrikt van elk geluid, zelfs van zijn eigen schaduw en hij slaapt met zijn ogen open. Als hij op een avond schrikt van een geluid, vlucht hij naar een poel waar kikkers wegspringen, omdat zij op hun beurt weer schrikken van de haas. Hij ziet nu in dat ‘op aard geen lafaart is, hoe groot, / Die niet op grooter lafaart stoot!’. In ‘De oren van de haas’ raakt een vorst in een woud gewond door een dier met horens. De vorst verbant alle dieren met horens - stieren, rammen, herten, bokken - van zijn grond. Een haas ziet in zijn schaduw zijn oren rechtop staan en is bang dat men hem dan ook als een dier met horens ziet. Hoewel een krekel hem gerust wil stellen, gaat de haas toch op de vlucht. In de beide fabels is er sprake van een nerveuse haas, en dat komt aardig overeen met het karakter van Zoef de Haas. | |
Juffrouw Truus de MierTruus de Mier is een nerveus, haastig en gejaagd typetje, de ijverige huisvrouw die de godganse dag aan het poetsen en het boenen is. Zij is bekend om haar interjectie ‘tuut-tuut-tuut-tuut!’. Volgens dokter Meindert het Paard lijdt zij aan ‘Furia Limpidus’. De vroegere buurvrouw van Truus is Irma de Krekel die, anders dan in de overbekende fabel, na het zingen van een liedje tijdens het schoonmaken, drie hapjes van Truus de Mier krijgt. In de fabels van La Fontaine komt de mier driemaal voor: ‘De duif en de mier’, De vlieg en de mier’ en ‘De krekel en de mier’. In de eerste fabel valt een | |
[pagina 168]
| |
mier in het water. Een duif ziet het miertje spartelen en werpt haar als een reddingsboot een grassprietje toe waarmee de mier zich redt. Een boerenkinkel op blote voeten ontdekt de nietsvermoedende duif en wil hem doodschieten. De mier ziet dat en steekt de jongen in een hiel. Hij schrikt en slaakt daarbij een kreet waardoor de duif opschrikt en wegvliegt. In de ‘Vlieg en de mier’ twisten de twee wie van hen het meeste waard is. Ze gaan naar Jupiter om hun geschil voor te leggen. De vlieg snoeft dat hij in hogere kringen verkeert. Hij kan zich in paleizen aan grote dissen zetten en zelfs het gezicht van prinsen, koningen en schone maagden strelen, terwijl het miertje armzalig op een strootje zit te knagen dat het bovendien ook nog naar zijn nest moet slepen. De mier verdedigt zich door te stellen dat de vliegen gehaat, weggejaagd of doodgeslagen worden en bovendien in de winter sterven. De overbekende fabel van ‘De krekel en de mier’ heeft model gestaan voor Truus de Mier, dat kan niet anders. Kriek de krekel komt er na de zomer achter dat hij de hele zomer gezongen heeft, maar vergeten is een wintervoorraad aan te leggen. Als hij in de winter aanklopt bij de vlijtige mier om wat ‘kruimtjens’ te lenen, krijgt hij nul op het rekest. De mier heeft de hele zomer gewerkt aan een wintervoorraad, terwijl de krekel zorgeloos aan het sjirpen was. Zij heeft maar een goede raad: ‘Zingen deedt ge? Dans dan nu!’ | |
Irma de KrekelIrma de Krekel is de vrolijk zingende buurvrouw van Truus de Mier. Zij zingt de hele tijd dansliederen, zoals: ‘tjirp tjirp hopsake’, en ‘tjirapie tjirapie bom’. Irma zingt voor het hele dierenbos, tot ergernis van velen. Vooral haar buurvrouw Truus de Mier werkt ze hiermee op de zenuwen. Irma kwam enkel in 1968 en 1969 in de serie voor, dit had misschien te maken met al dat gezang. Zij behoort tot de oerfabeldieren. De krekel komt maar eenmaal voor in de fabels van La Fontaine en wel in de hierboven beschreven fabel over de krekel en de mier. | |
Meindert het PaardMeindert het Paard is de arts in het Grote Dierenbos. Hij is een deftig heerschap en praat geaffecteerd. Hij bemiddelt vaak in grote en kleine conflicten. | |
[pagina 169]
| |
Hij opent een dokterspraktijk in het voormalige huis van Isadora Paradijsvogel, eerst zonder doktersbul, omdat hij voor zijn examen gezakt was, later met de juiste papieren. Eind jaren tachtig trouwt hij met zijn Buitenbosse collega Zaza Zebra. Viermaal komen wij het paard in de fabels van La Fontaine tegen: ‘Het paard dat zich op het hert wilde wreken’, ‘Het paard en de ezel’, ‘Het paard en de wolf’ en ‘Het paard, de wolf en de vos’. In de eerste fabel wil een paard een hert de loef afsteken door het in te halen. Als dat niet lukt vraagt het een ‘mensch’ om hulp. Deze geeft het paard een bit en teugels. Paard en mens halen het hert in en het hert wordt gedood. Als het paard er weer vandoor wil gaan, houdt de mens het paard vast en ontneemt het daarmee zijn vrijheid. In ‘Het paard en de ezel’ bezwijkt de ezel bijna onder zijn last en vraagt aan het paard om een deel van zijn last over te nemen. Het ‘onhoflijk paard’ weigert dit en de ezel sterft uitgeput. Het paard moet nu en de hele vracht en de huid van de ezel dragen. Zowel in ‘Het paard en de wolf’ als in ‘Het paard, de wolf en de vos’ krijgt de wolf een flinke knal voor zijn kop. De hongerige wolf wil het paard verschalken en doet zich voor als arts. Het paard heeft hem door en vraagt of de wolf even naar zijn zweer onder zijn voet wil kijken. De nietsvermoedende wolf doet het en het paard ‘sloeg met eenen trap / Den wolf het kakement tot pap.’ In ‘Het paard, de wolf en de vos’ maakt Rein de wolf wijs dat de naam van het paard onder diens zolen te lezen is. De wolf, in de hoop op een lekkere maaltijd, vraagt aan het paard of hij die naam mag lezen. Het paard vindt het goed en geeft hem zo'n enorme hoefslag dat hij bloedend in het zand rolt. Vooral in de twee laatste fabels komt het paard als een wijs dier naar voren en kan het model hebben gestaan voor Meindert het Paard. Dit is niet het geval met de twee eerstvermelde fabels. Het paard komt daar negatief in beeld (onbezonnen en arrogant). | |
Ed en Willem BeverToen de eerste serie in 1968 van de buis dreigde gehaald te worden - de verhalen zouden te moralistisch en te gecompliceerd zijn voor de kijkbuiskindertjes - besloot Valkenier een aantal dieren te introduceren waarmee zijn kijkertjes zich gemakkelijker konden identificeren. Het werden de gebroeders Ed en Willem Bever. Zij zijn gebaseerd op Fred en Han Kullberg. Valkenier kende | |
[pagina 170]
| |
de twee broers uit zijn jeugd als de decorbouwers van de plaatselijke toneelclub. Hun stemmen werden vertolkt door Frans van Dusschoten (Willem Bever) en Ger Smit (Ed Bever). Zij spraken met een zwaar Rotterdams werkmansaccent. Willem: ‘Nou als ik nu nog een verloopsokkie kan vinden, dan is alles kits niet?’ Willem heeft enkel de technische school gevolgd en is de meest romantische van de twee. Hij wordt bewonderd door Martha Hamster, maar weet met haar geen raad. Ed is de ernstigste, hij heeft dan ook doorgeleerd voor boekhouder. Hij probeert vaak indruk te maken op Juffrouw Ooievaar door ook bekakt te praten, wat hem niet goed lukt omdat hij zijn werkmansaccent niet goed kan onderdrukken, hetgeen een komisch effect oplevert. In de fabels van La Fontaine trof ik geen enkele fabel aan waarin bevers een rol spelen en de gebroeders moeten dan ook volledig door Valkenier verzonnen zijn. | |
Oogjes dicht en snaveltjes toeMet veel plezier heb ik dit minionderzoek uitgevoerd. Ook ik was een fan van De Fabeltjeskrant en heb meer dan dertig jaar geleden vaak voor de buis gezeten. Allerlei herinneringen kwamen bij mij weer naar boven, alsof de afleveringen verleden week nog zijn uitgezonden. Dat de allereerste afleveringen gebaseerd zijn op de fabels van La Fontaine is duidelijk. Op Meneer de Uil en de gebroeders Ed en Willem Bever na waren de dieren terug te vinden in de fabels. Hun karakters kwamen min of meer overeen. In de beschrijvingen van de personages ben ik lang niet volledig geweest. Wie meer over de dieren in het Grote, Enge, Buiten of Derde Dierenbos wil weten, raad ik aan het boek Hallo Meneer de Uil. Fabeltjeskrant 50 jaar! van Patrick Bremmers aan te schaffen. Het boek zit barstensvol met wetenswaardigheden rond de totstandkoming van De Fabeltjeskrant, de medewerkers en de beschrijvingen van de personages. |
|