Tiecelijn. Jaarboek 13 (jaargang 33)
(2020)– [tijdschrift] Tiecelijn– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 114]
| |
Een unieke Deense ‘Reynaert’-druk
| |
[pagina 115]
| |
een moralisatie. Vrij vaak vinden we ook een samenvatting van het betreffende deel van de handeling, soms in de hoofdstuktitel, soms als een apart onderdeel van elk hoofdstuk. De moralisaties vertonen enorme verschillen, niet alleen naar de inhoud maar ook naar de vorm. In sommige drukken staan alleen enkele regels op het eind. Andere bevatten verscheidene punten met (soms lange) moraliserende opmerkingen en er zijn er ook die zowel moralisaties in de marge als op het eind hebben. Ook in de aard van de illustraties kunnen de verschillen groot zijn. De traditie kent dus een grote variatie, maar tegelijkertijd een zeer stabiele basisvorm.Ga naar eind3 Een buitengewoon opmerkelijke en afwijkende realisatie van deze basisvorm vinden we in een Deens boekje uit 1748 dat tot nu toe buiten de overzichten van de Europese Reynaerttraditie gebleven is.Ga naar eind4 Het gaat om: Moralisk Billed-Bog, Jndeholdende Et Udtog af tvende moraliske Skrifter, Nemlig: Den fordanskede Reynike Foß og Esopi Levnet og udvalde Fabler. Hvorudi ved 190. smukke Figurer de fyndigste Moralia Og Dyds-Laerdomme forestilles og Ungdommen indprentes. Til unge Gemytters Forlystelse og sande Nytte (afb. 1).Ga naar eind5 Het is in 1748 in Kopenhagen uitgegeven door Christoph Georg Glasing. Afb. 2. Moralisk Billed-Bog (Kopenhagen, Glasing, 1748), eerste opening (ex. Kopenhagen, Det kongelige bibliotek, 14,-336 8o).
Dit Deense boek omschrijft zichzelf als een moraliserend platenboek. Het heeft een oblongformaat en op elke opening vindt de gebruiker op de rechterpagina een afbeelding en op de linkerpagina tekst die betrekking heeft op die illustratie (afb. 2). De inhoud is gebaseerd op twee bronnen: de eerste is een verdeenste versie van het verhaal van Reineke vos, de tweede een versie van het Leven en de fabels van Esopus. Er zijn in West-Europa (in diverse talen) heel veel | |
[pagina 116]
| |
boeken verschenen met deze laatste combinatie.Ga naar eind6 Voor zover ik weet is echter de combinatie van Leven en fabels van Esopus met het Reineke-verhaal in één band uniek voor deze Deense druk. De twee oorspronkelijke bronnen samen in één band zouden ook een onhanteerbaar dik boek opleveren. Deze Deense combinatie blijft hanteerbaar omdat zij wat de tekst betreft volstrekt rudimentair is. Afb. 2 maakt dat glashelder. Bovenaan p. 2 staat Den 1. Figur gecentreerd en daarop volgt een prozatekst van zes regels die begint met Forestiller. Die twee tekstdelen moeten samengenomen worden, want ze betekenen: ‘de eerste afbeelding verbeeldt’... Door de opmaak van Den 1. Figur functioneert dit tekstdeel enerzijds als een ‘hoofdstuktitel’, anderzijds als een standaardonderdeel van de prozatekst waarmee elke tekstpagina opent. In dit geval deelt dat prozadeel mee dat koning Nobel een hofdag bijeengeroepen heeft. Vervolgens vinden we een couplet van vier verzen dat bestaat uit alexandrijnen (versregels van zes jamben). Inhoudelijk herhaalt dat wat in het prozadeel staat, maar op meer poëtische wijze. Ten slotte vinden we een couplet van twee alexandrijnen dat de moralisatie bevat. Het begint met het woord Laer, de imperatief van het werkwoord laere (= leren). Het maakt duidelijk wat de lezer moet doen, maar het woord komt op elke tekstpagina terug, dus is ook een structurerend signaal, hoewel het tevens onderdeel is van de eerste alexandrijn. Qua functie is Laer vergelijkbaar met het kopje Morael dat we in de meeste Nederlandstalige Reynaertvolksboeken terugvinden aan het eind van elk hoofdstuk. De hier beschreven structuur met Figur, Forestiller-proza, inhoudelijk vers en Laer-vers komt in het hele boek voor, ook bij het leven en bij de fabels van Esopus. Voor de fabels ligt dat voor de hand (al krijgt de moraal in de achterliggende traditie geen apart typografisch accent). Voor het Leven is het opmerkelijk, omdat de gebeurtenissen uit het leven van Esopus in de achterliggende traditie geen moralisering krijgen. Het is echter absoluut niet moeilijk om die eraan toe te voegen. In het nu volgende beperk ik me tot het Reineke-verhaal omdat ik de traditie van het Leven en de fabels van Esopus veel minder goed ken. De weergave van het Reineke-verhaal die we in het Moralisk Billed-Bog vinden, is opmerkelijk omdat hij geen verteldelen bevat maar uitsluitend samenvattingen van delen van de handeling. Die vorm komt, zoals al gezegd, als gedrukt boek nergens anders voor, maar is toch niet uniek, want we vinden hetzelfde procedé terug op centsprenten. Dat zijn goedkope, losse bladen waarop tekst en beeld gecombineerd zijn. Er zijn er vrij veel die een verhaal presenteren | |
[pagina 117]
| |
Afb. 3. Geschiedenis van Reinaert den vos. Centsprent, Glenisson & Van Genechten, ca. 1856.
| |
[pagina 118]
| |
via een beperkte reeks plaatjes met twee- of vierregelige onderschriften. Ook het verhaal van Reynaert de vos is enkele malen in deze vorm gepubliceerd.Ga naar eind7 Omdat het geheel op één blad moest passen, was het aantal afbeeldingen beperkt (16 à 20 maximaal), net als de hoeveelheid tekst. We vinden dus op centsprenten alleen aanduidingen van de inhoud van het verhaal (afb. 3). De presentatie in het Moralisk Billed-Bog lijkt op die van centsprenten, maar wijkt daar op twee punten van af. Het boek gebruikt 62 afbeeldingen om het Reineke-verhaal te illustreren (en heeft in totaal 190 afbeeldingen) en bevat behalve aanduidingen van de inhoud ook moralen. Gezien de titel waren die laatste zelfs de belangrijkste tekstdelen en door de reductie van het verhaal zelf tot zeer beknopte samenvattingen zijn ze ook een dominanter deel van de inhoud geworden dan in andere Reynaertboeken, want - zoals al aangegeven - alle gedrukte Reynaertboeken bevatten moraliseringen,Ga naar eind8 maar het belang daarvan wordt niet altijd even sterk benadrukt. De oudste Nederduitse Reynke-druk (Lübeck 1498) zegt zelfs op het eind dat iemand die alleen geïnteresseerd is in het verhaal, de moralisaties best kan overslaan.Ga naar eind9 Het negeren van de moraal kan in het Moralisk Billed-Bog ook wel, maar het is evident niet de bedoeling. Van de andere kant heb ik altijd de indruk gehad dat iemand die het Reynaertverhaal niet kende, het van een centsprent niet zou leren, omdat de beperkte hoeveelheid tekst op die prenten onvermijdelijk gaten in de intrige oplevert en de motivatie voor handelingen überhaupt niet weergeeft. De verhaalinhoud krijgt in het Moralisk Billed-Bog 62 stukjes samenvatting en ik denk dat daarmee een redelijk betrouwbare weergave van de hoofdlijn te geven is. Er is een laatste punt waarin het Moralisk Billed-Bog opmerkelijk is en dat is de versificatie. Reynaerts historie is geschreven in het Germaanse vierheffingenvers, dat geen vaste metrische structuur kent. De latere traditie in het Nederlands, het Engels en het Frans is in proza. De eerste fase van de Duitse traditie (tot ca. 1700) gebruikt het heffingenvers, net als de eerste Deense bewerking van Herman Weigere uit 1555.Ga naar eind10 Het Moralisk Billed-Bog is echter geschreven in alexandrijnen, dus in jamben, en kent daarom wel een vaste metrische structuur. Ook op dit punt is het Moralisk Billed-Bog echter niet uniek. Het oudste Europese Reynaertverhaal in jamben is de Latijnse bewerking van Hartmann Schopper uit 1567.Ga naar eind11 In het Nederlands zijn jamben daarnaast ook gebruikt door de anonieme auteur van Den grooten ende nieuwen Reinart de voss en Segher van Dort gebruikte trocheeën (omgekeerde jamben) voor zijn bewerking uit 1651.Ga naar eind12 En ook in het Deens staat het Moralisk Billed-Bog niet alleen. In 1747 had Christoph Georg Glasing, de uitgever van het Moralisk Billed-Bog, een Deense | |
[pagina 119]
| |
bewerking uitgegeven van Schoppers Latijnse versie (afb. 4).Ga naar eind13 Die bewerking was, in navolging van het gevolgde voorbeeld, in jamben, en meer specifiek in alexandrijnen. De uitgave bevatte 62 houtsneden die Glasing zelf vervaardigd had naar de houtsneden van Jost Amman die zijn voorbeeldtekst sierden.Ga naar eind14 Ik weet niet hoe de situatie in Denemarken was, maar in Nederland werden in de zeventiende en achttiende eeuw metrische verzen gezien als een teken van goede smaak en beschaving en werd er in de betere kringen neergekeken op het oude heffingenvers. Het lijkt mij aannemelijk dat Glasing met zijn bewerking van Schoppers tekst in alexandrijnen en met nieuwe houtsneden mikte op het betere publiek. Afb. 4. Speculum vitae aulicae eller den fordanskede Reynike Fosz (Kopenhagen, Glasing, 1747), titelpagina (ex. Kopenhagen, Det kongelige bibliotek, Boghist RE 1-10918).
Afb. 5. Speculum vitae aulicae eller den fordanskede Reynike Fosz (Kopenhagen, Glasing, 1747), begin eerste hoofdstuk (ex. Kopenhagen, Det kongelige bibliotek, Boghist RE 1-10918).
En dan wordt het begrijpelijk dat hij snel daarna het Moralisk | |
[pagina 120]
| |
Billed-Bog uitgaf. Voor zo'n soort uitgave zijn de houtsneden de belangrijkste kostenpost en voor zijn eerste tekst had hij ze toch al (vergelijk afb. 2 en afb. 5). Ik neem aan dat nader onderzoek zal uitwijzen dat hij de houtsneden voor het Leven en de fabels van Esopus ook al bezat. Dan waren de extra kosten voor het drukken van dit nieuwe boekje beperkt. En door opnieuw de ‘sjieke’ vorm van versificatie te kiezen kon hij met een relatief geringe investering opnieuw mikken op een redelijk elitair publiek. Het bovenstaande is niet meer dan een eerste karakterisering van een opmerkelijke getuigenis van Reynaertreceptie. Toch laat die al zien dat de variatie in weergaven van het verhaal in Europa nog groter is dan tot nu toe bekend was. Bovendien wijst het Moralisk Billed-Bog er opnieuw op dat in de achttiende eeuw het publiek van het Reynaertverhaal niet alleen uit eenvoudige mensen bestond maar ook personen uit de betere kringen bevatte. Het laat tevens zien dat uitgevers konden investeren in nieuwe verhaalstof en vervolgens konden proberen die investering zo goed mogelijk te gelde te maken. (Glasing maakte een nieuwe serie houtsneden en recyclede die vervolgens.) Hier ligt een mooi veld voor nader onderzoek. Hopelijk krijgt het Moralisk Billed-Bog in de toekomst dan ook meer aandacht dan het boekje tot nu toe gehad heeft en wordt dan ook de tekst nader onderzocht. De houtsneden uit het Reineke-deel van het Moralisk Billed-Bog komen uit een Deense Reineke-druk die gebaseerd is op de Latijnse bewerking van Schopper, maar die ook de voorrede van Herman Weigere voor zijn Deense bewerking in heffingenverzen bevat. Weigere baseerde zich op de Rostock-versie van de Nederduitse Reynke de vos, Schopper op de Hoogduitse omzetting van die Rostock-versie.Ga naar eind15 De ‘ouder’ van het Moralisk Billed-Bog heeft dus zowel kenmerken van een ‘oom’ als van een ‘neef’ uit de traditie. Zou daar in de samenvattingen of de moralen van het Moralisk Billed-Bog nog iets van terug te vinden zijn? |
|