Tiecelijn. Jaarboek 11 (jaargang 31)
(2018)– [tijdschrift] Tiecelijn– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 140]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
‘De belachelijke en kinderachtige fabel van de maag’
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1Niet iedereen is het ermee eens dat het verhaal van de maag en de ledematen een verstandige boodschap heeft. In de Lof der Zotheid wordt deze fabel belachelijk en kinderachtig genoemd. De Zotheid is daar echter aan het woord. Dat wil nog niet zeggen dat de schrijver, Erasmus, zelf ook fabels niet nuttig vond. Van zijn hand zijn negen fabels ad communem puerorum fructum (voor het algemene nut van jongens) opgenomen in de immens populair geworden Aesopus van Dorpius.Ga naar eind2 De fabel van de maag en de ledematen kent vele varianten en verschillende toepassingen. De kern is een heel populair gegeven: een van de delen van het lichaam komt in conflict met een ander lid of andere leden.Ga naar eind3 Dat kunnen alle mogelijke lichaamsdelen zijn. Een Nederlands voorbeeld: in Vondels liedje De noortschen nachtegael vraagt het keelgat de maag om voor hem bij de ledematen te pleiten: het had te veel gebrast en zou daarom gehangen worden. De maag wil graag het lijf overhalen om de keel te redden, want ‘Laet gy de keel ophanghen / Wat zal de maegh, uw kock / En keuckenmaeght, ontfangen?’Ga naar eind4 | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 141]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Het conflict kan ook voorkomen in het lichaam van een dier. Zo is er een fabel over de staart en het lijf van de adder.Ga naar eind5 Het thema is van alle tijden en streken. Er is een heel oude versie in Indië, waarin de ziel en de zintuigen onenigheid hebben, en in het Egypte van de twintigste dynastie: de buik en het hoofd staan tegenover elkaar voor de rechtbank.Ga naar eind6 Vaak is de fabel ingekort tot alleen maar een vergelijking: het lichaam staat voor de eenheid van een volk of een gemeenschap. De apostel Paulus heeft deze gedachte, die hij ontleend heeft aan de filosofische stroming van de stoa, graag en vaak gebruikt.Ga naar eind7 Verre echo's van dit idee zijn nog steeds te horen in het dagelijks taalgebruik, als men het heeft over het hoofd van de staat, de lidmaten van de kerk, het hart van de samenleving en de onderbuik van Nederland. Terwijl de meeste fabels in de loop der tijden tot verhaaltjes voor kinderen zijn geworden, heeft de fabel van de buik en de voeten het ver gebracht. Dat is voornamelijk te danken aan Livius, die ingenieus gebruik heeft gemaakt van deze fabel: ze speelt bij hem een dramatische rol in de vroege geschiedenis van Rome. Het was het jaar 494 voor Christus en het volk van Rome werd steeds sterker onderdrukt door de patriciërs. Op een gegeven ogenblik hadden de plebejers daar genoeg van. Ze vertrokken met heel hun hebben en houden naar de naburige Heilige Berg om daar een eigen stad te stichten. De senaat stuurde een man, in wie het volk vertrouwen had, Menenius Agrippa, naar de Heilige Berg om te onderhandelen. Het enige wat deze gezant deed was de fabel van de maag en de ledematen vertellen. Het volk begreep de boodschap en kwam terug naar Rome.Ga naar eind8 De fabel is ook te vinden bij andere geschiedschrijvers die dezelfde episode behandelen, waaronder PlutarchusGa naar eind9 en Florus.Ga naar eind10 De laatste heeft van het werk van Livius een uittreksel gemaakt dat in de middeleeuwen bekender was dan het werk van Livius zelf.Ga naar eind11 Er is ook een Griekse versie die aan Esopus werd toegeschreven. De vertaling van die fabel staat aan het begin van dit artikel afgedrukt. Ze is niet overgeleverd in de bekende fabelverzamelingen van Phaedrus, Babrius of Avianus. Toch heeft deze fabel een plaats gekregen in de middeleeuwse prozabewerking, die gebaseerd is op de fabels van Phaedrus, de Romulus vulgaris (3, 16).Ga naar eind12 In de vele middeleeuwse varianten loopt het conflict steevast uit op de ondergang van beide partijen, maar er zijn uitzonderingen.Ga naar eind13 Bij Alexander Neckam eindigde de fabel met het herstel van de status quo.Ga naar eind14 Dat heeft dit gedicht gemeen met een bewerking die op naam staat van Philippe de Grève.Ga naar eind15 Ook eerder al in een prozaversie die voorkomt in de Policraticus van Johannes van SalisburyGa naar eind16 overleven de maag en de ledematen de opstand.Ga naar eind17 Net als ten slotte in het ano- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 142]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
nieme gedicht Dyalogus lingue et ventris, dat ook vaak Carmen de ventre wordt genoemd.Ga naar eind18 Dat is het gedicht dat centraal staat in dit artikel. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2De Dyalogus lingue et ventris is een gedicht in elegische disticha, een dichtsoort die veel werd gebruikt door Ovidius voor zijn amoureuze en didactische poëzie. In de handschriften die dit werk bevatten, wordt Ovidius dan ook meermalen genoemd als schrijver.Ga naar eind19 Dat heeft het gedicht gemeen met vele andere in de middeleeuwen geschreven pseudo-ovidiaanse gedichten. Het dichtwerk, dat honderd disticha bevat, bestaat in hoofdzaak uit twee monologen. De tong spoort de lichaamsdelen aan om in opstand te komen tegen de tirannie van de maag (v. 7-100). Wanneer door de staking de leden te gronde dreigen te gaan aan zwakte, vraagt de tong waaraan ze dat te danken hebben (v. 123-146). De maag legt dan geduldig uit wat zijn functie is (v. 149-192). Het gedicht werd vanwege deze controverse tussen tong en maag door H. Walther ondergebracht bij het genre van het strijdgedicht.Ga naar eind20 In oudere literatuur wordt het gedicht ten onrechte toegeschreven aan Johannes van Salisbury. Dat komt omdat het een plaats heeft gekregen in de eerste gedrukte editie van zijn werk. Het staat tussen een gedicht, de Entheticus (ook in elegische disticha) en een prozawerk over de staat en de staatsman, de Policraticus.Ga naar eind21 Het is heel goed mogelijk dat in het handschrift dat voor die eerste editie werd gebruikt, de Dyalogus op een lege pagina door een kopiist of lezer was toegevoegd.Ga naar eind22 In de eerste druk staat voorafgaand aan het gedicht over de tong en de maag vermeld, dat de verzen dezelfde stof bevatten die ook in de navolgende Policraticus wordt gebruikt, en wel in boek VI, 24. Er staat niet expliciet bij dat het gedicht ook daadwerkelijk van Johannes van Salisbury is,Ga naar eind23 maar dat werd wel voetstoots aangenomen door de verzorgers van latere uitgaven.Ga naar eind24 In de handschriften met de Dyalogus lingue et ventris wordt echter Johannes van Salisbury nergens genoemd als auteur. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3Wanneer het gedicht geschreven is, is onbekend. Er zijn nogal wat overeenkomsten met het werk van Johannes van Salisbury.Ga naar eind25 Dan is de vraag welke | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 143]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
versie de vroegste is. Volgens Lenz zou de prozaversie van de fabel die Johannes van Salisbury in zijn Policraticus geeft, een reactie kunnen zijn op de Dyalogus lingue et ventris en tegelijk ook een correctie.Ga naar eind26 Dan zou het gedicht ontstaan zijn voordat Johannes van Salisbury de Policraticus schreef en dat werk moet omstreeks 1159 gedateerd worden.Ga naar eind27 De fabel wordt in de Policraticus door paus Adrianus IV, een persoonlijke vriend en een landgenoot van Johannes,Ga naar eind28 verteld in een vertrouwelijk gesprek. Johannes verwoordt tegenover de paus de kritiek van het gewone volk op de machthebbers van de wereld en de kerk. Vooral de hebzucht en omkoopbaarheid van sommige hoge kerkelijke functionarissen moeten het ontgelden. De fabel die de paus dan vertelt, is een antwoord op deze klacht en heeft als moraal dat je de overheid gehoorzaam moet zijn, ook al maakt die veel fouten en is er aanleiding tot gerechtvaardigde kritiek. Dat de prozafabel een correctie is op de Dyalogus lingue et ventris, zou vooral op te maken zijn uit de rol die de ratio speelt in de fabel die door de paus verteld wordt. Als de ledematen worden opgesomd die door de staking niet meer kunnen functioneren, wordt de tong als laatste genoemd. Zelfs de krachteloze tong (ipsa lingua iners) waagde het niet de gemeenschappelijke zaak te bepleiten, schrijft Johannes. Dit wijst erop dat Johannes een versie kent waarin de tong wel functioneert. In het gedicht kan de tong inderdaad, hoewel met moeite, nog wel tegen de maag spreken. Bij Johannes wordt de rol van de tong overgenomen door de ratio. De ratio is wel nog fit genoeg om de opstandige ledematen weer bij zinnen te brengen. Immers, volgens een door de paus aan het eind van de fabel aangehaalde deskundige, de Romeinse arts Quintus Serenus, wordt het brein het laatst aangetast, pas als de maag faalt.Ga naar eind29 Die keuze voor de ratio wordt in wezen door het gedicht zelf aangereikt. In de verzen 87-89 zegt de tong dat de ledematen worden geregeerd door de maag, terwijl de ratio dat zou moeten doen. Er zijn meer aanwijzingen dat Johannes van Salisbury het gedicht heeft gekend. Een belangrijke overeenkomst is het aantal dagen vasten, een gegeven dat verder geen rol speelt in de verschillende versies van de fabel. Terwijl Neckam het nog wel heeft over paucos dies (een paar dagen), zijn de Dyalogus en Johannes van Salisbury het erover eens dat de honger drie dagen duurt. Beiden beschrijven heel precies de gevolgen van het vasten op de eerste, tweede en derde dag.Ga naar eind30 Verder zegt de maag in de Dyalogus met nadruk dat hij niet de meester is (dominus in v. 157) maar een dienaar (minister in 165). Hij noemt zich de kok (cocus in 166) en even later de hofmeester, flink hoger op de sociale ladder (dispensator in 185). Dat woord wordt ook door Johannes in de fabel gebezigd.Ga naar eind31 | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 144]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De boodschap van de Dyalogus lingue et ventris, dat de maag dienaar is, wordt evenwel door paus Adrianus gecorrigeerd: ‘De taak van de maag in het lichaam is dezelfde als die van de vorst in de staat... Je moet dus niet de hardvochtigheid van onze kerkelijke of wereldse vorsten meten, maar let op het nut van allen.’Ga naar eind32 En hij haalt daarbij weer Quintus Serenus aan: ‘Het ziet ernaar uit dat zij die beweren dat de maag de koning van het hele lichaam is, zich verlaten op de ware ratio.’Ga naar eind33 Opvallend is dat het gebruik van het woord cocus en de functie van de kok de dichter van Dyalogus lingue et ventris ertoe brengen om enige verzen (v. 167-172) te wijden aan de spijsvertering. Dat ligt voor de hand, want men zag in de middeleeuwen het verteren van voedsel als een kookproces.Ga naar eind34 Deze aandacht voor de vertering van voedsel is ook te vinden in de dichterlijke bewerking die Alexander Neckam gaf in De ventre et membris. Hier wordt het proces beschreven met maar liefst 25 disticha, de helft van het gedicht.Ga naar eind35 De maag verdedigt zich tegen de opstandige ledematen door te zeggen dat hij niet de meester is, maar een knecht.Ga naar eind36 Ook in dit gedicht vergelijkt de maag zich met een kok (v. 15) en beschrijft hij uitvoerig zijn werk en dat van de lever in het verteringsproces (v. 21-34). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
4De editio princeps van de Dyalogus lingue et ventris van omstreeks 1480 was door de broeders van het gemene leven in Brussel verzorgd als onderdeel van werk van Johannes van Salisbury. In die kringen bestond blijkbaar belangstelling voor dit gedicht. Geert Grote citeert er vier regels uit (v. 89-92) in een brief aan een kartuizermonnik in een pleidooi voor matigheid met eten en drinken.Ga naar eind37 Die interesse is, gezien de boodschap die het gedicht uitdraagt, niet verwonderlijk. Die komt het best tot uiting in vers 163-164: ‘Zij [de Natuur] schreef aan ons allen voor om alles gemeenschappelijk te doen, zodat niemand iets zou willen hebben dat van hemzelf is.’Ga naar eind38 Dat is overigens bijna woordelijk hetzelfde als wat Erasmus schrijft in zijn Encheiridion militis christiani: ‘Hij moet maar denken dat al zijn goederen voor allen gemeenschappelijk zijn. Christelijke liefde kent geen eigendom.’Ga naar eind39 En even verderop staat: ‘Wij zijn allen met elkaar ledematen van één lichaam; de samen verbonden leden vormen het lichaam, het hoofd van het lichaam is Jezus Christus.’Ga naar eind40 | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 145]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Van het gedicht zijn 23 handschriften bekend.Ga naar eind41 De populariteit van het werk blijkt ook uit het aantal gedrukte edities die aan het eind van de vijftiende eeuw uitkwamen en die bestemd waren voor gebruik op school. In Keulen verscheen bij Ludwig von Renchen omstreeks 1495 een uitgave met commentaar in het Latijn tussen de regels en voorafgegaan en gevolgd door citaten uit de kerkvaders.Ga naar eind42 In Engeland was kort daarvoor bij Richard Pynson al een editie verschenen, die gedrukt was voor William Horman. Deze was tussen 1485 en 1535 in verschillende functies verbonden aan Eton College. Die editie was dus ook bedoeld voor gebruik op school en had tussen de regels aantekeningen in het Engels. Volgens Duff kan dit werk in 1493-1494 gedateerd worden.Ga naar eind43 Hiervan volgden herdrukken onder andere in Parijs. Voor deze uitgaven was het interlineaire commentaar vertaald in het Latijn. In twee Parijse edities zijn nog resten te vinden van de Engelse aantekeningen.Ga naar eind44 Zo staat boven miles in vers 75 a man of vvarre geannoteerd en boven ledis in vers 132 hurtyst. Het exemplaar van de Koninklijke Bibliotheek, dat hier gebruikt is, is circa 1495 gedrukt in Parijs voor Claude Jaumar, mogelijk door Etienne Jehannot.Ga naar eind45 Claude Jaumar noemde zich librarius juratus (beëdigde bibliothecaris) van de universiteit van Parijs en was werkzaam in de Rue Saint-Jacques ad intersignium du Coq (bij het uithangbord van de haan). Pierre le Dru en Etienne Jehannot werkten voor hem.Ga naar eind46 De tekst in de Franse edities was rijkelijk voorzien van aantekeningen, korte samenvattingen en vooral woord- en zinsverklaringen tussen de regels in. De jonge gebruiker kon zijn Latijnse woordenschat vergroten met een keur aan synoniemen. In de tekst van de druk die hier gebruikt is, zijn enkele drukfouten verbeterd die nog wel voorkwamen in de vorige editie:Ga naar eind47 sumnos (v. 16), colunus (v. 75), Palus (v. 91). De drukfout regnat (v. 98) is blijven staan. Er zijn kleine veranderingen: servicio (v. 49) en degero (v. 171). Bovendien is in deze editie bij elke wisseling van spreker in de kantlijn toegevoegd wie aan het woord is: Actor loquitur (de auteur spreekt), Lingua loquitur enzovoort. Zouden deze drukken van Pynson en navolgers van oorsprong nog een andere functie gehad hebben?Ga naar eind48 Het gedicht heeft dramatische mogelijkheden met de drie rollen van auteur, maag en tong (en nog een heleboel zwijgende rollen).Ga naar eind49 | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
5Het Latijn van het gedicht is betrekkelijk eenvoudig. Vooral het veelvuldige gebruik van de stijlfiguur anafora maakt dat de tekst door herhaling van | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 146]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
hetzelfde woord of verwante woorden gemakkelijk te volgen is. Zo zijn er in slechts enkele verzen de volgende voorbeelden te geven: imminet inde... imminet inde (20), Preveniasque... preveniasque (v. 22), Sic... sic (v. 23), falsa... falsum, Fallo (v. 28-30). De zinnen zijn vaak kort en parallel opgebouwd, soms staccato, zoals in de verzen 15-18; slechts zelden overschrijden ze de grenzen van het distichon. Lastiger constructies als ablativus absolutus, gerundivum en accusativus cum infinitivo komen slechts zeer spaarzaam voor. Het gedicht lijkt van meet af aan geschikt om enerzijds de kennis van de Latijnse taal te vergroten, anderzijds de kunst van controversia en suasoria voor het debat bij te brengen. Verder laat de dichter zien hoe hij de woorden rhetorico... colore (v. 5) kan versieren. Het gedicht op zichzelf is een overtuigend voorbeeld van het stijlmiddel amplificatio: de fabel van enkele regels is hier uitgebreid tot 200 versregels. Graag maakt de dichter gebruik van alliteratie (v. 151-152) en woordspel (v. 82). Een enkele keer wordt effectief rijm toegepast (v. 128, 146). De dichter houdt zich op een enkele uitzondering na aan de regels van de Latijnse poëzie wat het metrum en de prosodie betreft. Het is mogelijk dat er in de loop der tijden met het overschrijven foutjes zijn binnengeslopen. Lenz heeft in zijn editie deze metrische en prosodische uitglijders weggewerkt. De dichter is in zoverre origineel te noemen dat hij niet vaak teruggrijpt naar de klassieke Latijnse literatuur. Er zijn enige uitzonderingen. Niet voor niets citeert de tong aan het begin van zijn betoog in vers 7 het achtste vers uit de proloog van het epos Bellum civile van Lucanus, dat handelt over de Romeinse burgeroorlog tussen Caesar en Pompeius. Er gaat nu immers een burgeroorlog tussen de leden van het lichaam uitbreken. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
6De hiernavolgende tekst van de Dyalogus lingue et ventris is die van de incunabel in de Koninklijke Bibliotheek met de signatuur KBH 232 E 34 (zie voor verdere gegevens onder 4). De schrijfwijze van de letters is aangepast aan het hedendaagse gebruik. Ook is het gebruik van interpunctie en hoofdletters volgens de normen van nu. De interlineaire aantekeningen en het commentaar in de kantlijn van deze editie zijn weggelaten. Wel zijn de door een editeur toegevoegde tussentekstjes gecursiveerd overgenomen. Na de tekst en de vertaling volgt een lijst van de belangrijkste verschillen met de kritische tekstuitgave van Lenz. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 147]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Foto van de eerste bladzijde uit de incunabel in de Koninklijke Bibliotheek (signatuur KBH 232 E 34) met het begin van de Dyalogus lingue et ventris.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 148]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Foto van de laatste bladzijde van de Dyalogus lingue et ventris met in de marge de aanduiding voor een sprekerswisseling.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 149]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Houtsnede bij de fabel over ‘De mens en de handen de voeten en de buik’, in: Die hystorien ende fabulen van Esopus, Leeu, Antwerpen 1485, D1r. Den Haag, Museum Meermanno-Westreenianum, 1B1.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 150]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
TekstDyalogus lingue et ventrisHic libellus qui sancte et iucunde docet quod homines sobrii et laboriosi esse debent, demonstrat qualiter cetera membra lingua loquente ventrem accusant et qualiter lingue et ceteris membris venter respondet. Et sunt coniuncte sententiarum et vocabulorum proprie declarationes. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Verba autorisConcilium celebrant humani corporis artus;
Inter se de se plurima verba serunt.
Incidit in ventrem sermo, de ventre queruntur,
Quod gravis est dominus et nimis urget eos.
5[regelnummer]
Tandem rhetorico pingens sua verba colore
Aggreditur fratres lingua superba suos:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Lingua contra ventrem loquitur‘Quis furor, o cives, que tanta licentia fratris
Audeat in nobis ponere turpe iugum?
Turpe iugum certe, quando servus dominatur
10[regelnummer]
Et dominus servit; hic iubet, ille facit.
Certe nos servi turpes, digni cruce, cunctis
Ludibrium, miseri degeneresque sumus.
Nam ventrem dominum nobis elegimus ipsi,
Omnia colligimus, que sibi grata putat.
15[regelnummer]
Nulla quies nobis: monet hunc, monet hunc, vocat illum:
‘Surge, piger, somnos excute, tolle moras.
Quere cibos epulasque para vinumque propina,
Mensam pone: dies preterit, hora fugit.
Ecce duo veniunt hostes mortemque minantur:
20[regelnummer]
Imminet inde fames, imminet inde sitis.
Ergo deficiam, nisi subvenias michi velox
Preveniasque famem preveniasque sitim.’
Sic me, sic alios pulsat lascivia ventris
Et me plus aliis turgidus ille premit.
25[regelnummer]
Me, quasi preconem causarum, iurgia sepe
Exercere iubet parvaque dona sequi.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 151]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[Vervolg vertaling]VertalingDialoog van tong en maagDit boekje, dat op een gewetensvolle en aangename manier leert dat mensen matig en werkzaam moeten zijn, laat zien hoe de andere ledematen bij monde van de tong de maag beschuldigen en hoe de maag de tong en de andere ledematen antwoord geeft. Ook zijn er passende verklaringen van zinnen en woorden toegevoegd. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De woorden van de schrijverIn groten getale gingen de leden van het menselijke lichaam ter vergadering;Ga naar eind50
zij hadden met elkaar zeer veel over elkaar te vertellen.
Het gesprek kwam op de maag: ze klaagden over de maag,
omdat hij een lastige meester was en hen te veel onder druk zette.
5[regelnummer]
Ten slotte richtte de trotse tong zich tot zijn broeders,
terwijl hij zijn woorden op retorische wijze kleurde:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De tong spreekt tegen de maag‘Wat is dit voor een waanzin, burgers, wat een grote euvelmoed van een broeder,Ga naar eind51
dat hij ons een schandelijk juk durft op te leggen?
Werkelijk een schandelijk juk, omdat de slaaf de meester is
10[regelnummer]
en de meester dient: hij beveelt en de ander doet het.
Wij zijn zeker laffe slaven en verdienen ons kruis, voor allen
een mikpunt van spot; we zijn ellendig en ontaard.
Wij hebben immers zelf de maag als onze meester uitgekozen:
wij brengen alles bijeen wat hij voor zichzelf gewenst vindt.
15[regelnummer]
Wij hebben geen rust: hij maant deze, maant gene, roept een ander:
‘Sta op, luilak, schud de slaap van je af, schiet een beetje op.
Ga eten halen, maak gerechten klaar en schenk wijn in.
Dek de tafel; de dag verstrijkt, het uur vliegt voorbij.
Kijk daar komen twee vijanden en ze dreigen met de dood:
aan de ene kant belaagt de honger mij en
20[regelnummer]
aan de andere kant dorst.
Ik zal dus bezwijken, als je mij niet snel te hulp komt
en de honger en dorst vóór bent.’
Zo jaagt de overmaat van de maag mij en de anderen voort
en opgeblazen als hij is, oefent hij op mij meer druk uit dan op anderen.
Hij beveelt me vaak om als woordvoerder voor de rechtbank processen 25
te voeren en armzalige geschenken na te jagen.Ga naar eind52
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 152]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[Vervolg Latijn]Et modo patronus, modo iudex et modo testis
Clamo, iura patrum contero, falsa loquor.
Sub specie veri curans inducere falsum
30[regelnummer]
Fallo, periuro preterioque fidem.
Fasque nephasque simul equali pondere libro,
Per licitum pariter illicitumque vagor.
Si lateri vel pontificis vel principis asto,
Tunc unguenta paro blanda placere volens.
35[regelnummer]
Ungo blandiciis, ut delicias sibi venter
Accumulet: voces distrahit ille meas.
Nonne manus nostre ventri servire laborant?
Nonne minas eius imperiumque timent?
Furantur, rapiunt, operantur et omnia venter
40[regelnummer]
Suscipit et sorbet omnia Scylla vorax.
Huic oculus servit venator, currit ubique,
Nunciat hic domino, que meliora videt.
Heu pedibus quantos induxit sepe labores,
Quos nimis affligit, quos sine lege premit.
45[regelnummer]
Inde dolor nostri consumit corporis ossa,
Membra quatit, vires haurit aratque cutem.
Est ad servicium nobis studiosa voluntas,
Gratia nulla tamen: conqueror inde magis.
Nam cum servitio respondet gratia, multum
50[regelnummer]
Temperat, immo facit dulce laboris onus.
Huic vero cum multa damus, cum multa paramus,
Non cessat querulus dicere: ‘Pauca datis’.
Si dederis hodie, nisi cras dederis, nisi rursum
Et rursum dederis, perdere prima potes.
55[regelnummer]
Et si forte suis dicit: ‘Satis est, satis illud’,
Post modicum tempus incipit esse parum.
Dicite, quis tantam possit satiare Carybdim.
Dicite: quanta cupit, quis dare tanta potest?
Hic etiam nostros auget cumulatque dolores.
60[regelnummer]
Et gula nos nimium pessima sepe premit:
Illi gustus adest, hic portam servit et illa est
Vilis leno, procax garcio, scurra vagus.
Hi duo per mundi currunt elementa. Quid aer,
Quid pariat tellus, quid freta, scire volunt.
65[regelnummer]
Non volucris penna, non evadet fera cursu,
Non piscis toto gurgite tutus erit.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 153]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[Vervolg vertaling]Nu eens schreeuw ik me schor als advocaat, dan als rechter en dan weer als getuige,
ik vertrap de wetten van de voorvaderen, spreek leugens.
Terwijl ik wat vals is als de waarheid laat presenteren,
30[regelnummer]
lieg ik, ben ik meinedig en omzeil het woord van trouw.
Ik laat tegelijk goed en kwaad even zwaar wegen,
ik zwerf net zo goed langs wat mag en wat niet mag.
Als ik een priester of prins ter zijde sta,
dan produceer ik oliegladde vleierijen, omdat ik wil behagen.
35[regelnummer]
Ik zalf met vleierijen met het doel dat de maag voor zichzelf lekkernijen
kan opstapelen; hij gebruikt mijn stem voor allerlei doeleinden.
Doen onze handen niet hun best de maag te dienen?
Zijn ze niet bang voor zijn dreigementen en macht?
Ze stelen, ze roven, ze zwoegen en de maag
40[regelnummer]
neemt alles aan en verzwelgt alles als een vraatzuchtige Scylla.Ga naar eind53
Het oog dient hem als jager, spiedt overal in het rond.
Hij meldt de meester de betere dingen die hij ziet.
Ach, tot welke grote krachttoeren heeft hij de voeten vaak gebracht.
Hij beult ze af, te erg, hij onderdrukt ze wetteloos.
45[regelnummer]
Daarom doet verdriet de botten van ons lichaam wegteren,
doet de leden schokken, put de krachten uit en ploegt voren in de huid.
Wij hebben een volijverige bereidwilligheid om te dienen.
Toch krijgen we geen dank: daarom klaag ik eens te meer.
Dankbaarheid is immers het antwoord op een dienst:
50[regelnummer]
zij verzacht veel, beter nog, ze maakt de last van het werk aangenaam.
Maar terwijl we hem veel geven en veel voor hem klaarmaken,
houdt hij niet op met klagen: ‘Jullie geven weinig.’
Stel dat je vandaag zou geven: als je morgen niet geeft, als je niet weer
en nog een keer geeft, kun je een bedankje voor het eerst wel vergeten.
55[regelnummer]
En als hij misschien tegen de zijnen zegt: ‘Het is genoeg; dat is wel genoeg’,
begint dat na korte tijd te weinig te zijn.
Zeg eens, wie een zo grote Charybdis kan verzadigen.Ga naar eind54
Zeg op: wie kan zoveel geven, als hij wil hebben?
Ook vermeerdert hij onze ergernissen en stapelt ze op.
60[regelnummer]
Ook de wel heel slechte keel oefent vaak erg veel druk op ons uit.Ga naar eind55
De smaak helpt hem: hij heeft dienst als poortwachter en de ander
is een goedkope pooier, een brutale knecht en een ongeregelde tafelschuimer.Ga naar eind56
Zij doorkruisen met z'n tweeën de elementen van de wereld.Ga naar eind57 Wat de lucht
voortbrengt of de aarde en de zeeën, willen ze weten.Ga naar eind58
65[regelnummer]
Geen vogel ontkomt door weg te vliegen, geen wild dier door weg te rennen,
geen vis zal veilig zijn in heel de woeste zee.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 154]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[Vervolg Latijn]Noverunt varios hi dispensare sapores,
Ut magis alliciant illiciantque cibis.
Gustus discernit quod transmittit gula, venter
70[regelnummer]
Abscondit. Probat hic, hec rapit, ille capit.
O venter, quanto disturbas crimine mundum
Immundumque facis, turpia queque movens.
Propter te fiunt homicidia, furta, rapine,
Insidie, strages, iurgia, bella, doli.
75[regelnummer]
Currit ad ecclesiam monachus, miles gerit arma,
Quisquis sectatur lucra, colonus arat.
Ex te virtutum casus est animeque ruina,
Membrorum pestes luxurieque lues.
Tu Nabusardan princeps dominusque cocorum
80[regelnummer]
Nanque tibi sero, mane coquina strepit.
Tu follis tumidus, vas plenum sordibus, ymmo
Plenus fece locus, non locus, immo lacus.
Vos ergo fratres mecum discernite, qualis
Hic dominus; mecum cernite, quale iugum.
85[regelnummer]
Turpe iugum credo, quando servus dominatur
Et dominus servit; hic iubet, ille facit.
Turpe iugum vere, quando ratione sepulta
In nobis venter imperat, illa silet.
Vivere debemus non ventri, sed rationi.
90[regelnummer]
Vir bonus hanc, non hunc, captat habere ducem.
Paulus ait: ‘Venter esce datur escaque ventri.
Sunt duo iuncta sibi; perdat utrumque Deus.’
Nos ergo pudeat tali servire patrono.
Gloria nostra per hunc nobilitasque perit.
95[regelnummer]
Surgite, state, precor, animo pugnate virili.
Magna parit nobis premia pugna brevis.
Eternum pereat, qui ventri serviat ultra.
Sit procul a nobis, qui sua regna[t]Ga naar eind59 feret.
Sit sine fine labor, sit naufragium sine portu,
100[regelnummer]
Continuus sit ei perpetuusque dolor.’
His socios animat verbis facundia lingue
Et monet et munit et docet esse viros.
Ergo simul iunctos confederat una voluntas
Astringitque sibi, quos ligat unus amor.
Indicunt ventri bellum iurantque quod eius 105
Vincula dissolvent destituentque iugum.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 155]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[Vervolg vertaling]Zij weten allerlei lekkernijen te organiseren
om meer te kunnen lokken en verleiden met spijzen.
De smaak bepaalt wat de keel doorgeeft en de maag
70[regelnummer]
verstouwt; de een keurt, de ander transporteert en de baas accepteert.
O maag, wat is de misdadigheid groot waarmee je de schone wereld misvormt
en vuil maakt, terwijl je alles wat schandelijk is, loswoelt!
Om jou worden moorden gepleegd, diefstallen, roofpartijen,
hinderlagen, slachtingen, rechtszaken, oorlogen en listige streken.
75[regelnummer]
De monnik rent naar de kerk, de ridder draagt de wapens,
ieder jaagt winst na, de boer ploegt.
Door toedoen van jou raken deugden in verval, gaan zielen te gronde,
raken de ledematen ziek en is er het verderf van genotzucht.Ga naar eind60
Jij bent een Nabusardan,Ga naar eind61 vorst en meester van de koks.Ga naar eind62
80[regelnummer]
Voor jou is er immers laat en vroeg een levendige drukte in de keuken.
Jij bent een opgezwollen blaas, een vat vol viezigheid; nee,
een put vol drek, niet slechts een put, nee, een heel bassin.
Jullie, broeders, moeten dus met mij beseffen wat voor een
meester hij is, jullie moeten met mij zien wat voor een juk het is.
85[regelnummer]
Een schandelijk juk, denk ik, omdat de slaaf de meester is,
en de heer dient; hij beveelt en de ander doet het.
Werkelijk een schandelijk juk, omdat nu de redelijkheid op het kerkhof ligt,
de maag over ons regeert en zij tot zwijgen is gebracht.
Wij moeten leven, niet voor de maag, maar voor de redelijkheid.
90[regelnummer]
Een goed man streeft ernaar haar als leider te hebben, niet hem.
Paulus zegt: ‘De maag is er voor het voedsel en het voedsel voor de maag.’
De twee zijn met elkaar verbonden; ‘moge God ze beiden tenietdoen.’Ga naar eind63
Wij moeten ons dus schamen zo'n baas te dienen.
Onze glorie en goede naam gaan door hem te gronde.
95[regelnummer]
Sta op, wees standvastig, smeek ik, vecht met mannenmoed.
Een kort gevecht brengt ons een grote beloning.
Laat eeuwig tenietgaan die de maag nog langer wil dienen.
Moge hij ver van ons zijn die zijn regering nog zal verdragen.
Moge zijn zwoegen zonder eind zijn, moge hij schipbreuk lijden zonder haven,
100[regelnummer]
moge zijn verdriet continu zijn en eeuwigdurend.’
Met deze woorden bezielde de welsprekendheid van de tong zijn metgezellen
en hij spoorde hen aan, gaf hen kracht en leerde hen mannen te zijn.
Dus bracht een en dezelfde wil hen tezamen in een bondgenootschap
en verbond hen aan elkaar: één verlangen verenigde hen.
105[regelnummer]
Ze verklaarden de maag de oorlog en zwoeren dat zij zijn
boeien zouden verbreken en zijn juk afschudden.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 156]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[Vervolg Latijn]Sic statuunt et sic confirmant: federe facto
Ventrem destituunt nec famulantur ei.
Iam pes, lingua, manus et cetera membra quiescunt.
110[regelnummer]
Pes negat ire, loqui lingua, iuvare manus.
Prima dies illis tranquillo tramite currit.
Nec quicquam poscit ille nec illa ferunt.
Altera ieiunum nescit compescere ventrem
Latrantemque gulam pacificare nequit.
115[regelnummer]
Tercia consumptos macie vix sustinet artus
Nanque maligna nimis urget ubique fames.
Pes torpet, manus egrotat, languet caput, ora
Pallent, suspirant pectora, lingua tacet.
Omnia turbantur in corpore, nullus in illo
120[regelnummer]
Est vigor, eger ibi luctus, ubique dolor.
Rursus post longos gemitus conamine multo
Vix hos balbutit languida lingua sonos:
‘Quid facimus? Nil proficimus, magis et magis omnes
Deficimus, premimur affligimurque fame.
125[regelnummer]
A ventris rabie venit hec iniuria nobis,
Hoc eius nobis parturit ira malum.
Sentio grande malum, sed causa mali michi clausa.
Quod nocet, ecce patet; cur nocet iste, latet.
Nunc igitur, fratres, vobis presentibus ipsum
130[regelnummer]
Conveniam, queram, que sit origo mali.’
Tunc se convertens ad ventrem lingua: ‘Quid’ inquit
‘Tam male nos ledis? Hic furor unde tibi?
Respice, nonne tuos concives perdere curas?
Quando vides casum, non relevare paras?
135[regelnummer]
Hostis es et civis; hec recta fronte repugnant;
Iuncta sibi melius, civis, amicus erunt.
Et vacuum et plenum te semper habebimus hostem?
Semper erit nobis tristis uterque status?
Quando tumes plenus nimia de mole gravatus,
140[regelnummer]
Tunc semper tecum nos facis esse graves.
[140a][regelnummer]
Quando iaces vacuus, quia te ieiunia ledunt,Ga naar eind64
[140b][regelnummer]
Latras et querulus nos facis esse graves.
[141][regelnummer]
Ergo precor miserere tui, miserere tuorum,
Nec tecum pereant, teque tuosque iuva.
145[regelnummer]
Exponas, cur non quereris vel quid tibi queris
Et ne queso noce, sed facienda doce’.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 157]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[Vervolg vertaling]Aldus besloten zij en aldus bekrachtigden zij het: na het verdrag gesloten te hebben
lieten ze de maag in de steek en dienden hem niet.
Eindelijk hadden de voet, de tong en de andere ledematen rust.
110[regelnummer]
De voet weigerde te gaan, de tong weigerde te spreken, de hand te helpen.
De eerste dag ging aan hen voorbij langs een rustig pad.
Hij vroeg niets en zij brachten hem niets.
De volgende dag wist men de hongerige maag niet in bedwang te houden
en kon de blaffende keel niet kalmeren.
115[regelnummer]
De derde dag hield de uitgehongerde ledematen maar nauwelijks op de been,
want een gemene honger kwelde hen overal ten zeerste.
De voet was verlamd, de hand was ziek, het hoofd kwijnde, het gelaat
was bleek, de borst zuchtte, de tong zweeg.
Alles in het lichaam raakte verstoord, er was daarin geen
120[regelnummer]
kracht, daar was smartelijke droefheid en overal pijn.
Opnieuw was het de verzwakte tong, die na diepe zuchten met grote inspanning
nog maar net deze klanken kon uitstoten:
‘Waar zijn we mee bezig? We brengen niets tot stand, we worden met z'n allen steeds
zwakker, we worden in het nauw gebracht en gekweld door honger.
125[regelnummer]
Dit onrecht overkomt ons door de razernij van de maag.
Zijn woede baart ons dit kwaad.Ga naar eind65
Ik voel een groot onheil, maar de oorzaak van het onheil is voor mij onbekend.
Wat schaadt, wel kijk, dat is duidelijk; waarom hij schaadt, is verborgen.
Daarom zal ik nu, broeders, in jullie aanwezigheid hem
130[regelnummer]
opzoeken en vragen wat de oorzaak van het kwaad is.’
Toen wendde de tong zich tot de maag en zei: ‘Waarom
benadeel je ons zo ten onrechte? Waar komt deze waanzin van jou vandaan?
Denk na, je wil toch niet je medeburgers te gronde richten?
Wanneer je een ongeluk ziet, ga je dan niet helpen?
135[regelnummer]
Je bent vijand én burger: deze begrippen staan recht tegenover elkaar;
ze zullen beter met elkaar verbonden zijn: burger én vriend.
Zullen wij je altijd tot vijand hebben, of je nu leeg bent of volgegeten?
Zullen beide situaties voor ons altijd ellendig zijn?
Wanneer je volgegeten opzwelt en zwaar geworden bent door een te grote last,Ga naar eind66
140[regelnummer]
dan maak je altijd dat wij samen met jou zwaar zijn.
Wanneer je neerligt met lege maag, blaf je omdat honger je kwelt,
en maak je door zo te klagen dat wij het ook zwaar hebben.
Ik smeek je dus, heb medelijden met jezelf, heb medelijden met de jouwen
en laat ze niet met jou omkomen, help jezelf en je medeleden.
145[regelnummer]
Je moet uitleggen waarom je niet klaagt of wat je zoekt voor jezelf.
En breng alsjeblieft geen schade toe, maar vertel wat we moeten doen.’
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 158]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[Vervolg Latijn][145][regelnummer]
His verbis claudit verbis sermones lingua vicemque
Venter ei reddens incipit ita loqui:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Lingue et ceteris membris venter respondet‘Audivi lingue strepitus iam, sed patienter
150[regelnummer]
Sustinui, fratres; ledimur inde parum.
Lingua quidem membrum modicum, sed molle citoque
[150][regelnummer]
Labitur et loquitur sepius absque modo.
Nam de scintilla magnum fovet et movet ignem.
In fornace sua fabricat inde dolos.
155[regelnummer]
Inde nimis nostros agitat discordia cives,
Nam pacem turbat et michi tela iacit.
[155][regelnummer]
Me dominum, fratres, vobis ostendit et hostem,
Sed scio quod vobis servio vosque colo.
Cum nos de massa rerum Natura vocavit
160[regelnummer]
Et nobis formam materiamque dedit,
Corpore compegit uno, coniunxit amico
[160][regelnummer]
Federe, nos semper iungeret unus amor.
Omnia precepit fieri communia nobis
Omnibus, ut proprium nullus habere velit.
165 [163][regelnummer]
Omnibus officia distinxit meque ministrum
Constituit vobis et dedit esse cocum.
[165][regelnummer]
Inde paro vobis escas, alimenta ministro.
Vitam conservo, pauca reservo michi.
Vos datis, accipio; susceptum decoquo; coctum
170 [168][regelnummer]
Distribuo vobis, fercula queque gero.
Si vos ingeritis, ego digero; quod nocet, illud
[170][regelnummer]
Egero; quod prodest, hocce cuique gero.
Pauper sum servus, nil possum ponere vobis,
Si nil confertis, nam mea bursa vacat.
175[regelnummer]
Nec nimium curo nec ego nimium michi quero,
In medio positus opto tenere modum
[175][regelnummer]
A nimio veniunt fastidia, crimina, morbus,
Crapula, luxurie fax laterisque dolor.
A minimo veniunt infeste mortis ymago,
180[regelnummer]
Frons tristis, facies pallida, laxa cutis.
A medio veniunt mens semper sobria, corpus
[180][regelnummer]
Robustum, felix vita, iocunda quies.
Ergo sibi caveat dives, ne devoret ultra
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 159]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[Vervolg vertaling]Met deze woorden eindigde de tong zijn verhaal en op zijn beurt
begon de maag aldus tegen hem te spreken:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De maag geeft de tong en de andere lichaamsdelen antwoord‘Ik heb het geraas van de tong wel gehoord, maar ik heb het geduldig
150[regelnummer]
verdragen, broeders: we worden daardoor niet erg gekwetst.
De tong is wel een klein lichaamsdeel, maar zwak en glijdt snel uitGa naar eind67
en spreekt vaak zonder maat te houden.Ga naar eind68
Want uit een vonkje wakkert hij een groot vuur aan en doet het oplaaien;
in zijn oven smeedt hij daarmee listen.
155[regelnummer]
Daardoor brengt verdeeldheid onze burgers ten zeerste in verwarring,
want hij verstoort de vrede en schiet pijlen op mij af.
Hij schildert mij voor jullie, broeders, af als meester en vijand,
maar ik weet dat ik jullie dien en voor jullie zorg.
Sinds de Natuur ons te voorschijn riep uit een klomp materie
160[regelnummer]
en ons vorm en substantie gaf,
ons samensmeedde in één lichaam en verenigde in een vriendschappelijke
verbintenis, zou één liefde ons altijd moeten verbinden.
Zij schreef aan ons allen voor alles gemeenschappelijk te doen,
zodat niemand iets zou willen hebben dat van hemzelf is.
165[regelnummer]
Zij gaf allen verschillende taken en maakte mij tot dienaar
van jullie en stond toe dat ik de kok was.
Daarom maak ik voor jullie eten klaar, ik lever voedingsstoffen.
Ik houd het leven in stand, ik houd maar weinig voor mijzelf.
Jullie geven, ik ontvang; ik kook wat ik gekregen heb, en wat ik gekookt heb,
170[regelnummer]
verdeel ik onder jullie: alle soorten gerechten dien ik op.
Als jullie iets binnen hebben gebracht, verteer ik het: wat schadelijk is, dat
voer ik af; wat nuttig is, dat is juist wat ik aan ieder doorgeef.Ga naar eind69
Ik ben een arme slaaf, ik kan jullie niets voorzetten
als jullie niets bijdragen, want mijn portemonnee is leeg.Ga naar eind70
175[regelnummer]
Ik geef daar niet veel om en ik vraag niet erg veel voor mijzelf.
Omdat ik in het midden ben geplaatst, wil ik graag maat houden.
Van teveel komt walging, misdaad, ziekte,
dronkenschap, de fakkel van de genotzucht en pijn in de zij.
Van veel te weinig komt de dreigende gedaante van de dood,
180[regelnummer]
een somber gelaat, een bleek gezicht en een slappe huid.
Van de middelmaat komt een altijd nuchtere geest,
een krachtig lichaam, een gelukkig leven en aangename rust.
De rijke moet dus oppassen dat hij niet meer verslindt
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 160]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[Vervolg Latijn]Quam satis, et pauper curet habere parum.
185[regelnummer]
Et vos, si sapitis, servate modum michi dando.
Dispensator ero pro ratione dati.
[185][regelnummer]
Sepe michi dabitis, quia vultis sepe cibari,
Nanque per hoc vobis vita salusque datur.
Surgite, ne mortis indicat inertia somnum.
190[regelnummer]
Somno desidie iudico sepe mori.
Turpiter occumbit, quem torpor vulnerat. Ergo
[190][regelnummer]
Surgite, mors properat, sentio: vita fugit.’
Ventris ad has voces membrorum turba resumit
Vires et rediens induit arma vigor.
195[regelnummer]
Surgunt, officiis insistunt, debita solvunt.
Invigilant operi singula membra suo.
[195][regelnummer]
Quos socios vite fecit Natura, laboris
Ast oneris socios mutua cura facit.
Sic litem sepelit leto concordia fine,
200[regelnummer]
Hic quoque vult finem carmen habere suum.
Finis.
Pro Claudio Iaumar librario alme universitatis Parisiensis.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 161]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[Vervolg vertaling]dan genoeg is, en de arme moet zorgen dat hij een weinig heeft.
En jullie moeten, als jullie verstandig zijn, maat houden, wanneer jullie aan mij leveren.
Ik zal uitdelen naar rato van wat jullie gegeven hebben.Ga naar eind71
Jullie zullen regelmatig aan mij geven, omdat jullie regelmatig eten willen krijgen.
Want hierdoor wordt jullie leven gegeven en gezondheid.
Sta op om te verhinderen dat laksheid een teken is van de slaap van de dood.
190[regelnummer]
Ik ben van oordeel dat men vaak sterft door de slaap van de nalatigheid.Ga naar eind72
Hij sterft een smadelijke dood die vanwege traagheid verwond wordt. Dus
sta op: de dood komt er al aan; ik voel het, het leven vlucht.’
Op deze woorden van de maag kreeg de drom van lichaamsdelen
hun krachten terug en de terugkerende energie maakte hen geharnast.
195[regelnummer]
Ze stonden op, ze legden zich toe op hun taken, ze deden wat ze moesten doen.
Wakker deden de ledematen elk afzonderlijk hun werk.
Die de natuur tot bondgenoten voor het leven had gemaakt,
maakte de zorg voor elkaar tot bondgenoten in werk en last.
Zo droeg eensgezindheid de onenigheid ten grave met een vrolijk einde,
200[regelnummer]
Ook het gedicht moet nu eindigen.
Einde.
Voor Claude Iaumar, bibliothecaris van de zegenrijke universiteit van Parijs.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 162]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
TekstvariantenHier volgt een lijst van de belangrijkste verschillen met de teksteditie van Lenz. Eenvoudige spellingsvarianten zijn niet in de lijst opgenomen. Lenz heeft de spelling van zijn tekst omgebogen naar de gangbare spelling van het Latijn. Zo gebruikt hij mihi in plaats van michi, adsto voor asto, namque voor nanque zonder die spellingvarianten in het kritische apparaat te verantwoorden. Ook vindt hij het niet de moeite waard een spelling als tercia te noemen. Verder ging Lenz ervan uit dat de schrijver van de oorspronkelijk tekst volstrekt foutloos Latijn schreef en foutloos de regels van metrum en prosodie toepaste. Daarom koos hij steeds voor een correcte versie en als die er niet was, maakte hij een emendatie. Een voorbeeld: captat + infinitivus is geen correct klassiek Latijn en dat wordt dus verbeterd in optat + infinitivus (90). Geert Grote zag hier evenwel geen probleem: hij heeft in zijn aanhaling van het gedicht ook captat (zie inleiding 4).
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 163]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Met dank aan Fabiola van Dam; zij wees mij op dit gedicht en vond dat er wel een artikel aan gewijd kon worden; en aan Noor Versélewel de Witt Hamer, die de inleiding met een kritisch oog bekeken heeft. |
|