Tiecelijn. Jaarboek 8 (jaargang 28)
(2015)– [tijdschrift] Tiecelijn– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 256]
| |
Le miroir de Renart pour une redécouverte de Renart le contrefait
| |
[pagina 257]
| |
verzen: dat is heel veel, als men bedenkt dat de 26 branches van de eerste Roman de Renart samen goed zijn voor amper 30.000 achtvoeters. A is bewaard in één manuscript, BNF fr. 1630, en nog niet uitgegeven. De versie B, geschreven tussen 1328 en 1342, wordt bewaard op twee plaatsen, maar die twee teksten zijn eigenlijk de twee delen van hetzelfde manuscript: B1 = Wenen 2562, en B2 = BNF fr. 370. In zijn totaliteit telt B meer dan 41.000 verzen en bovendien nog 60 folio's proza. Men vermoedt dat het geheel het equivalent zou zijn van ongeveer 60.000 verzen. Met stip dus de langste Renart-tekst uit de Franse middeleeuwen. B werd in twee delen uitgegeven in 1914 door Gaston Raynaud en Henri Lemaître.Ga naar eind2 Renart le Contrefait is een encyclopedische tekst die de vos als voorwendsel neemt voor allerlei satirische, allegorische en moraliserende uitweidingen. De clericus van Troyes besteedt veel aandacht aan geschiedenis met vele citaten uit de Bijbel, de antieke en de middeleeuwse autoriteiten, gaande van de schepping van de wereld tot o.a. de ondergang van de tempeliers (1307-1314), de Vlaamse nederlaag in de slag bij Kassei (1328), het begin (1337-1339) van - wat later bekend zal staan als - de Honderdjarige Oorlog, enz.
Onderhavige bundel bevat, naast dankwoord, inleiding, bibliografie, samenvattingen en indices, elf bijdragen, ondergebracht in drie aandachtsgebieden. De eerste bijdrage is van Armand Strubel (Montpellier).Ga naar eind3 Hij behandelt de satire en de allegorie in Renart le Contrefait. De kunst (art) van Renart bestaat uit zijn ondeugden, tricks, trucs, kunstjes. Het kwaad is zijn kunst sinds de schepping. Zijn art zit in zijn naam Renart, een onomastische hypostase dus, zeker bij de schrijfwijze Art Regnart: règne + art: het kwaad regeert, het kwaad is de motor van de wereldgeschiedenis. De rode draad in de wereldgeschiedenis is de tegenstelling tussen Renart en Raison (Rede). De Clerc de Troyes focaliseert zijn sociologie vanuit een burgerlijk standpunt, waarbij alle andere Estatz du Monde (maatschappelijke groepen) het moeten ontgelden. Er is daarbij een gelaagd spel gaande tussen de auteur, zijn personage (le Clerc de Troyes) en Renart, ‘om in bedekte termen te zeggen wat hij niet openlijk durfde te zeggen’: pour dire par escript couvert / Ce qu'il n'osoit dire en apert (v. 121-122). Men denke aan larvatus prodeo, ‘gemaskerd treed ik naar voren’ van Descartes. De Reynaertmaterie wordt in Renart le Contrefait eindeloos vertakt. Strubel spreekt van een amplifcatio ad libitum, met als buitengewone uitschieter de 10.000 verzen gewijd aan Alexander de Grote! Het lijkt wel een aparte Roman d'Alexandre. | |
[pagina 258]
| |
De tweede bijdrage, van Jean-Marie Fritz (Université de Bourgogne), bestudeert de narratieve strategie vanuit het gebruik van de Bijbel, die in Renart le Contrefait het meest geciteerde boek is. Uit de Bijbel wordt het Oude Testament (vooral de Psalmen en Ecclesiasticus/Jezus Sirach) meer geciteerd dan het Nieuwe Testament. Met andere woorden, de actie wordt vaak verdrongen door Bijbels gepredik. Maar terwijl de lange uitweidingen het verhaal van Renart onderbreken, zijn er in die morele parenthesen dan juist ook weer verhalende onderbrekingen, voornamelijk afkomstig uit de Bijbel. Grappig hierbij zijn de narratologische verwarringen: bijvoorbeeld in het betoog van Tiecelijn vergeet de auteur op een bepaald moment dat de raaf aan het woord is, en eigent zich dit betoog toe! Meer in het algemeen ‘vampiriseert’ Renart de schrijver: de kritiek op de Estatz du Monde is dan niet van de auteur/ver teller, maar van Renart - en is er verwarring tussen de auteur en de vos, die net als de auteur een geleerde clericus blijkt te zijn. Renart, die een universele kroniek vertelt, ziet zichzelf bijgevolg als een ‘transhistorisch’ personage. De wereldgeschiedenis vertellen is voor Renart over zichzelf spreken. De Bijbel is in Renart le Contrefait een constante referentie, maar de heilsgeschiedenis van de Bijbel wordt vervormd tot een verhandeling over de oorsprong van het kwaad. Daarbij blijkt dat de auteur/Renart meer interesse heeft voor ontstaansgeschiedenis dan voor dood, heil of eindbestemming. Vandaar dat hij meer uit het Oude Testament dan uit het Nieuwe citeert, en dat de profeten en de Apocalyps bijna afwezig blijven.
De bijdrage van Margherita Lecco (Genova) is de enige die in het Italiaans gesteld is in deze verder homogeen Franstalige bundel. Zij bestudeert het prozagedeelte van Renart le Contrefait. Dat bevindt zich in de tweede redactie aan het einde van de tweede branche, zowat in het midden van de 41.000 octosyllaben. Daarin vertelt Renart de wereldgeschiedenis vanaf keizer Augustus tot aan het begin van de veertiende eeuw, wereldgeschiedenis die al eerder (16.000 verzen eerder) was begonnen. Lecco meent dat in het proza een ander ideologisch vertoog gaande is dan in het versgedeelte van de wereldgeschiedenis. Het gebruik van proza gaf in die tijd immers een garantie van waarachtigheid en toont hier de spanning, de dualiteit aan tussen auteur en personage, de troebele band tussen de Clerc de Troyes en Renart, die hij nabootst of die hem nabootst: qu'il contrefait of qui le contrefait? | |
[pagina 259]
| |
Silvère Menegaldo (Orléans)Ga naar eind4 laat zien hoeveel Renart le Contrefait overneemt uit het Livre du Trésor van Brunetto Latini,Ga naar eind5 vooral in de wereldgeschiedenis die wordt verteld in de tweede branche, de langste, die zowat de helft van de hele tekst beslaat. Menegaldo wijst erop hoe bij beide auteurs de wereldgeschiedenis en hun persoonlijke geschiedenis verweven worden. Bij Brunetto Latini, leermeester van Dante, speelt bijvoorbeeld dat hij in 1247 met de Welfen uit Florence verdreven werd en in Frankrijk in ballingschap ging, waardoor hij een Franstalig auteur werd. Zo ook vertelt de Clerc de Troyes in Renart le Contrefait over eigentijdse gebeurtenissen, zoals de doodstraf van Le Brûlé de Troyes, die in 1280 bij vergissing werd aangehouden als dief en zonder enige vorm van proces werd opgehangen; of over de dame uit Troyes die in 1300 het lijk van haar meid liet ontgraven om de lijkwade, die van haar was, terug te nemen, enz. Pertinente voorbeelden van reinardie, van het heersende kwaad in de wereld...
Craig Baker (Université libre de Bruxelles) bestudeert de ontleningen in Renart le Contrefait aan L'Image du monde van Gossuin de Metz,Ga naar eind6 de eerste encyclopedie in de Franse taal, uit 1245, net iets ouder dan die van Brunetto Latini.Ga naar eind7 De ontleningen in Renart le Contrefait worden vooral gedaan door Hubert de wouw in de zevende branche in een geleerde dialoog met de vos over theologie, astronomie en geschiedenis - waarna ook hier Renart de wouw opeet. In deze passage pikt de auteur van Renart le Contrefait zo'n 1.100 verzen uit L'Image du monde, en bedient zich bovendien nog van een andere bron, de Somme le Roi van Frère Laurent, uit 1279.Ga naar eind8 Baker zoekt de functionele relevantie van deze passages. Volgens Hubert de wouw is de astronomie de hoogste wetenschap, zoals de zeven vrije kunsten geschapen door God zelf; dus wie astronomie bestudeert, vermijdt de zonde en nadert tot God. Daarbij komt er weer een komische verwarring tussen auteur en personage, wanneer Hubert aan Renart uitlegt dat de Clerc de Troyes ook de zonde ontvluchtte in de studie!
Catherine Gaullier-Bougassas (Lille) bestudeert de zogenaamde oosterse wetenschappen, astronomie, astrologie en magie, in Renart le Contrefait. Wanneer in de tweede branche koning Noble, weinig geletterd, zich door Renart laat bijpraten, vertelt de vos de hele wereldgeschiedenis van de reinardie. Hij verwijst naar de Egyptenaar Nectanabus (volgens de Pseudo-Callistenus de vader van Alexander de Grote, en de voornaamste representant van de oosterse astrologie en magie) en Vergilius (zie volgende bijdrage), maar vermeldt ook | |
[pagina 260]
| |
het Secret des secrets van de Pseudo-Aristoteles, de Almagest van Ptolemaeus, en de Inleiding op de Astronomie van Albumazar, een Arabische geleerde uit de achtste eeuw, die in de twaalfde eeuw viermaal in het Latijn vertaald werd. Uit het (secundaire) gebruik van deze bronnen blijkt dat de auteur van Renart le Contrefait een soort spiegelverhouding met Renart onderhoudt.
Mattia Cavagna (Université Catholique de Louvain) behandelt het verhaal van Vergilius in zijn mandje, een populair vertelmotief in de middeleeuwen, passend in het kader van het meer algemene thema van de verliefde en vernederde geleerde.Ga naar eind9 In de vierde branche vertelt Renart het exemplum van Vergilius aan zijn kinderen. Dat bestaat uit twee verteleenheden: de verliefde Vergilius wordt opgehangen in een mandje aan een touw tussen de aarde en de kamer van zijn geliefde; als wraak tovert hij het vuur uit Rome weg, zodat iedereen het vuur moet halen tussen de benen van de dame die hem zijn gênante vernedering had aangedaan. Nu blijkt dat Renart le Contrefait de eerste Franse - ja zelfs romaanse - tekst is waarin de twee motieven, mandje en wraak, samen verschijnen. Bovendien valt op dat Renart le Contrefait vooral de wraak sterk benadrukt, want de vos geeft als moraal van het verhaal aan zijn kinderen mee: nooit slimmere mensen uitdagen! Cavagna stelt ook dat er een verband is tussen Vergilius in zijn mandje en Renart in de emmer in de put (branche IV).
Baudouin van den Abeele (UCL; tevens Tiecelijnmedewerker) is een specialist op het gebied van de middeleeuwse valkenjacht: la chasse au vol of fauconnerie, zoals blijkt uit zijn basiswerken La fauconnerie dans les lettres françaises du XIIe au XIVe siecle (Leuven 1990) en La fauconnerie au Moyen Age (Parijs 1994).Ga naar eind10 In zijn bijdrage aan deze bundel, getiteld ‘La chasse au vol contrefaite’, repertorieert hij de verwijzingen naar de valkenjacht in Renart le Contrefait. De Clerc de Troyes is tegen de valkenjacht, die hij mondain, frivool, ijdel en tegennatuurlijk vindt, maar hij lijkt het bedrijf wel vrij goed te kennen. Ook de humanisten hadden kritiek op de valkenjacht.
Yan Greub (CNRS) wil het lexicon van de Clerc de Troyes lokaliseren. Daartoe bestudeert hij 27 lemmata van voornamelijk zeldzame regionalismen, en ja, inderdaad: die blijken uit de Champagnestreek in de omgeving van Troyes te komen. | |
[pagina 261]
| |
Keith Busby (Wisconsin-Madison) brengt een codicologische, paleografische studie van het handschrift BNF fr. 1630, dat de versie A van Renart le Contrefait bevat, en nog onuitgegeven is, maar beschikbaar is op de site Gallica van de BNF. Zoals hierboven al vermeld, is deze versie in 1319 begonnen, maar het handschrift is waarschijnlijk van vóór 1340, dus vervaardigd toen de Clericus van Troyes nog leefde - en bezig was aan versie B, de tweede redactie. Toch noemt Busby het een kopie (p. 173), maar dan een die, onder andere via de verzorgde rubricering en ‘mise en page’, blijk geeft van een opvallende vertrouwdheid met het dynamisch gelaagde encyclopedische concept en misschien wel in overleg met de auteur tot stand is gekomen. Het handschrift BNF fr. 1630 bevat 32 miniaturen, waarvan er dertien in kleur zijn afgedrukt. De dertiende illustratie is bijzonder merkwaardig. Het is de afbeelding bij het lai van Laüstic van Marie de France (twaalfde eeuw). Het is namelijk zo dat Renart le Contrefait twee van de twaalf lais of liefdessprookjes van Marie de France, de eerste vrouwelijke dichteres in het Frans, navertelt: Bisclavret en Laüstic.Ga naar eind11 Bisclavret de weerwolf heet hier Biclarel. Laüstic, ‘de nachtegaal’, gaat over twee geliefden die, onder het voorwendsel dat ze naar de nachtegaal gaan luisteren, 's nachts met elkaar gaan spreken. De miniatuur van Laustic in het Parijse handschrift van Renart le Contrefait is de enige middeleeuwse illustratie van een lai van Marie de France.Ga naar eind12 Een mooie vondst.
De laatste bijdrage is van Annick Englebert (ULB). In een filologisch artikel wijst ze op een aantal inconsequenties in de editie Raynaud-Lemaître 1914.Ga naar eind13 Vele editoriale opties betreffen de inderdaad inconsequente behandeling van hypermeter en hypometer door elisies die soms aangeduid worden en soms impliciet blijven. In het algemeen kan Englebert stellen dat Raynaud te vaak heeft ingegrepen, zonder oog voor taalevoluties die juist aan het begin van de veertiende eeuw hebben gespeeld. Vandaar dat Englebert pleit voor een editie die getrouwer het (verdeelde) manuscript B weergeeft. Haar ‘experimentele’ teksteditie is op internet te vinden.
Het is voor het Renart-/Reynaertonderzoek een goede zaak dat er nu voor het eerst een bundel is die integraal aan Renart le Contrefait is gewijd. | |
[pagina 263]
| |
Le Miroir de Renart. Pour une redécouverte de Renart le Contrefait, ed. C. Baker, M. Cavagna, A. Englebert et S. Menegaldo, Louvain-la-Neuve, 2014, XXI + 238 p. (Université catholique de Louvain, Publications de l'Institut d'Etudes Médiévales - Textes, Etudes, Congrès, vol. 27). 40 EUR. |
|