Tiecelijn. Jaarboek 8 (jaargang 28)
(2015)– [tijdschrift] Tiecelijn– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 153]
| |||||||
Sebastian Brant, De vossenstrijd (Alopekiomachia)
| |||||||
[pagina 154]
| |||||||
[pagina 155]
| |||||||
Let goed op wat of wie je moet geloven, want de vossen
30[regelnummer]
bezetten velden, huizen, steden, kruisingen en akkers.
Er zijn er die hun staart van voren dragen, op hun voorhoofd,
en die hun ogen met de haren van hun vacht bedekken.
Er is er een die twee gezichten en twee staarten heeft
en in wiens ene mond een tweetal tongen is te vinden.
35[regelnummer]
Er is er een die eindeloos verderfelijke staarten
verdeelt en weggeeft en in allerhande stukken uitdeelt.
Twee vossen zwaaien met slechts voor de schijn verbonden staarten,
maar zullen niets bereiken: de begeerde buit vlucht weg.
Er is er een die nauwelijks een rol speelt, maar vervuld
40[regelnummer]
van boze arglist snel een staart grijpt en dan ontrouw meevoert.
Er is er een die met zijn staart een fakkel met zich meesleept
en - ach! - verwoestend vuur uit zijn grijpgrage bek zal spuwen.
Wanneer dat hoogst ellendig beest verschijnt, het daglicht ziet,
zal hij gewassen, halmen en de grond met vuur verwoesten.
45[regelnummer]
Toch zal een jager hem te pakken krijgen, vroeg of laat;
hij heeft zijn woeste honden nog niet van hun riem verlost.Ga naar eind5
Die vos misleidt dan, slepend met zijn staart,Ga naar eind6 de hond en wacht
met sluwe vleierij zijn argeloze vijand op.Ga naar eind7
In voren liggend zal hij hazen, vogels overvallen
50[regelnummer]
en hinderlagen leggen voor konijnen en voor muizen. 50
Hij heeft een vuile bek en spert zijn kaken razend open;
hij jankt, zoals ook honden blaffen, als hij honger heeft.
Hij huichelt, veinst dat hij rechtvaardig, goed, godvruchtig is,
zolang de buit die hij begeert hem in de bek zal vliegen.
55[regelnummer]
Hij zal de dassenburcht besmeuren met zijn vuile drek,Ga naar eind8
maar haalt daardoor zichzelf de dood ook weldra op de hals:
de onbeschaamde vos valt in het hol dat hij vervuilde,
komt aan zijn einde zoals hij zelf anderen heeft geschaad.
Wat deze prent, dit onbetekenend gedicht betekent?Ga naar eind9
60[regelnummer]
U die dit leest, spits alstublieft uw toegewijde oren,
want deze prent heeft meer nog dan mijn grove verzen te
vertellen. Kijk! Een wolf, onopgemerkt, heeft mij gezien!Ga naar eind10
Mijn koning, ik verzeker u dat ik niet in detail
uiteen ga zetten waar de vossenprent verhuld op doelt.
65[regelnummer]
Met zijn verstandelijk vermogen en zijn geestkracht kan
een ieder raden waar de vossen en de lynx voor staan
en wat die kluwen staarten inhoudt en hoog in de boom
die kat die er, alleen en slim, vandoor gaat met de krans.
| |||||||
[pagina 156]
| |||||||
Het moet uw taak zijn, beste koning, en uw eerste zorg om
70[regelnummer]
het vossenbroed dat, grootste keizer, u omringt te vangen.
De lynx, die met een vos een vos pakt, is gewiekst genoeg;
de een doorziet de sluwheid van de ander en verdwijnt.
Maar er zijn vallen uitgezet en netten voor de vossen;
die sluwe bende zal zich in een zak of valkuil storten.
75[regelnummer]
De zomer jaagt een vos de stuipen op het lijf: bestookt
door zomerhitte raakt hij heel wat haren van zijn vacht kwijt.
Dit beest is enkel en alleen gelukkig als hij kuikens
belaagt en kippen met bedrog verrast en dan verslindt.
O, u die het gezag voert over landen en de wereld,
80[regelnummer]
de scepter van het heilig rijk draagt, Maximiliaan,Ga naar eind11
wees voor de lynx en vossen op uw hoede en vertrouw
u zelf noch uw gezalfde hoofd toe aan hun valse listen.
Als u wat u vijandig is, een volk of wilde dieren,
niet in uw greep kunt krijgen, stoot uw voet dan in hun vlees.
85[regelnummer]
olg toch tenminste vossen na: weersta hun overmoed
en razernij met listen, heimelijk en openlijk.
Bedenk dat een beroemde staatsman die ook veldheer was
en legerleider lang geleden ooit eens heeft gezegd:
als het de huid van een meedogenloze leeuw aan kracht schort,
90[regelnummer]
dan is het zaak om er een vossenvel aan vast te naaien.Ga naar eind12
Een vos heeft scherpe oren: dreigend onheil en bedrog
voorvoelt hij: groot gevaar gaat hij schoorvoetend tegemoet
als hij een woeste en doortrapte vijand opgemerkt heeftGa naar eind13
en voor een hinderlaag of aanval op zijn hoede is.
95[regelnummer]
Wie zich strijdvaardig inzet voor het recht en Christus' wetten,
zal loon naar werken krijgen en een lauwerkrans verwerven.
Door op het ijs zijn oor te drukken kan een vos bepalen
of vorst een dikke of een dunne ijsvloer heeft gelegd.Ga naar eind14
Volg, grootste koning, zo de vossen na, maar pas goed op dat
100[regelnummer]
het sluwe dier u niet te grazen neemt! Het ga u goed.
| |||||||
[pagina 157]
| |||||||
NawoordSebastian Brant (1457-1521) werd geboren in Straatsburg als de zoon van een herbergier. Vanaf 1475 studeerde hij filosofie en rechten aan de universiteit van Bazel, waar hij al voor zijn in 1489 verworven doctoraat doceerde. In 1500 keerde hij terug naar Straatsburg, en was daar vanaf 1503 als stadssecretaris werkzaam. Tegenwoordig is Brant vooral bekend om zijn satire Het Narrenschip (Das Narrenschiff, 1494). Naast allerlei Duitse teksten schreef hij Latijnse gedichten, in 1498 uitgegeven als Varia carmina (Diverse gedichten). In 1501 bezorgde Brant een op de editie van Steinhowel (1476-1477) gebaseerde uitgave van de fabels van Aesopus, aangevuld met allerlei andere fabels, raadsels en opmerkelijke natuurverschijnselen (Aesopi Apologi sivi mythologi cum quibusdam carminum et fabularum additionibus). Maximiliaan I (1459-1519), in 1486 gekozen tot Rooms-koning, benoemde Brant in 1502 tot paltsgraaf en raadsman aan zijn hof in Speyer. Al voor deze benoeming had Brant de Alopekiomachia geschreven om de vorst te waarschuwen voor valse raadgevers, een rol die Reynaert de vos met verve speelt in de matiere renardienne. | |||||||
De AlopekiomachiaBrant gaf zijn vossengedicht een Griekse titel, die vertaald kan worden als ‘de vossenstrijd’. Deze titel herinnert aan de Batrachomiomachia, (‘De strijd tussen de kikkers en de muizen’), een onder Homerus' naam overgeleverde parodie op het Homerische epos. Waarschijnlijker is dat Brant gedacht heeft aan de Psychomachia, een allegorisch, in het Latijn geschreven gedicht van de vroegchristelijke dichter Prudentius (348-413), waarin de strijd tussen deugden en ondeugden wordt beschreven. Met een Griekse titel gaf de humanist Brant blijk van zijn brede belezenheid op het terrein van zowel de Griekse als Latijnse literatuur, klassieke en christelijke teksten. Naast de Latijnse Alopekiomachia schreef Brant ook een 134 verzen tellende Duitse versie, de Fuchshatz. Brant publiceerde deze gedichten in de vorm van vlugschriften, voorzien van een houtsnede. Anders dan de Duitse tekst, die wel als vlugschrift bewaard is gebleven, is de Latijnse versie, waarschijnlijk evenals de Duitse tekst in 1497 geschreven, enkel overgeleverd in Brants Varia carmina. | |||||||
[pagina 158]
| |||||||
Tekst en afbeelding vormen een eenheid en dienen daarom in samenhang gelezen en geïnterpreteerd te worden, want de afgebeelde scenes en de bijschriften in tekstbanieren leveren de informatie om de op het eerste gezicht raadselachtige tekst te ontsluiten. Deze werkwijze, een Duitse en een Latijnse versie schrijven en die vergezeld van een houtsnede op een los blad verspreiden, volgde Brant wel vaker. Zo kon hij snel een groter en ook minder kapitaalkrachtig publiek bereiken dan wanneer hij zijn gedichten in boekvorm uitbracht. Waarschijnlijk circuleerden deze vlugschriften onder vrienden en bekenden en werden ze gezamenlijk besproken en geïnterpreteerd aan de hand van de afbeelding. Zijn publiek zal te vinden zijn geweest in humanistische en academische kringen, onder rechtsgeleerden en aan vorstenhoven. Met alle verwijzingen naar klassieke auteurs en Bijbelteksten moet Brants publiek over een behoorlijke literaire bagage hebben beschikt. Volgens Vera Sack (op haar boek is de onderstaande interpretatie van het gedicht gebaseerd), vormt de Alopekiomachia de weerslag van Brants sombere kijk op het politieke panorama in het Duitse rijk in 1497 en weerspiegelt de botsing tussen zijn hooggespannen verwachtingen na de Rijksdag van 1495 in Worms en de rauwe werkelijkheid. De overeenkomst die in Worms tussen de koning Maximiliaan en de rijksgroten werd gesloten bleek al spoedig niet meer dan een gelegenheidscompromis te zijn geweest. De Duitse vorsten gingen onverminderd voort met het najagen van hun eigenbelang, de voorgestelde hervormingen (op het gebied van rechtsspraak en belastinginning) werden niet bekrachtigd, de landsvrede bleek niet bestendig en de steden probeerden onder hun verplichtingen uit te komen. De machtsstrijd tussen Maximiliaan en Berthold van Henneberg, de aartsbisschop van Mainz, die als rijkskanselier de koers van de Rijksdag bepaalde en aan de zijde van de Duitse vorsten de macht van de koning trachtte te ondermijnen, vormt de achtergrond waartegen de Alopekiomachia gelezen dient te worden. Hieronder volgt een beschrijving van de verschillende scenes op de houtsnede die de Duitse tekst vergezelde; de houtsnede die op het niet bewaard gebleven vlugschrift met de Latijnse tekst was afgedrukt zal hier waarschijnlijk niet veel van hebben verschild. Linksboven wordt rijkskanselier Berthold van Henneberg, volgens Brant de hoofdschuldige aan het ondermijnen van de positie van de koning, voorgesteld als een lynx die een meute vossen (de rijksgroten, die alleen hun eigenbelang najagen en valse en ontrouwe vrienden van de koning blijken te zijn) als een meute jachthonden aan de lijn houdt om met hun macht het rijk te rege- | |||||||
[pagina 159]
| |||||||
ren (v. 66, 71-72, 81) (afb. 2). De lynx draagt eenjachthoorn en eenjachtspeer. Aan de punt van deze speer hangt een vossenstaart, door Sack niet alleen geduid als list maar ook als een narrenattribuut, waarmee Berthold als een nar wordt gekarakteriseerd, een dwaas, die denkt dat hij met sluwheid de Rijksdag kan sturen. Afb. 2
Rechtsboven zit een kat in een boom (v. 67-68) (afb. 3). Aan een lijn houdt de kat een krans vast die voor de voeten van de lynx op de grond ligt (v. 4, 68). Deze kat staat voor hertog Albrecht van Saksen, een bekwame, loyale veldheer van Maximiliaan en zijn enige vriend onder de vorsten, aldus Brant. Verheven boven het gewoel beneden hem sleept hij een krans, een eerbewijs en overwinningsteken, uit de strijd, weg voor de voeten van de lynx. De vos (rechtsboven, eveneens afb. 3) met zijn ransel vol staarten (d.w.z. listen; v. 67) en de kat in de boom verwijzen naar een in de middeleeuwen bekende fabel, die onder andere is overgeleverd in de zogenaamde Romulus, een verzameling Latijnse fabels in proza. In deze fabel wordt verteld over een ontmoeting tussen een vos en een kat. De vos beroemt zich op zijn listen, een zak vol, waarmee hij zich altijd weet te redden. Dan komen er honden aanrennen. De kat klimt gauw in de boom en roept de vos toe: ‘Dit is de enige list die ik heb!’ en ‘Open je zak!’ De vos, die niet snel genoeg kan kiezen welke list hij moet gebruiken, wordt door de honden gegrepen en verscheurd. | |||||||
[pagina 160]
| |||||||
Afb. 3
Voor de vossen die de lynx aan de lijn houdt uit (in het midden) lopen andere vossen (rechts van het midden), ofwel: de lynx wil de loslopende vossen überlisten, volgens het spreekwoord ‘men moet vossen met vossen vangen’. Daarom hangt er ook een vossenstaart aan zijn jachtspeer: hij gaat evenals de vossen met list te werk. Ook de lynx gold als een sluw en listig dier. De vrije vossen worden door de lynx en de door hem aangelijnde vossen naar (aan de rechterkant) gereedstaande jachtnetten gedreven (v. 73). Het jagen op vossen met vossen verloopt echter niet voorspoedig, want de opgejaagde vossen storten zich liever op de kippen en de eenden (rechtsonder, onder de jachtnetten). Dit pluimvee staat voor het volk, de door roofridders belaagde boeren en burgers die lijden onder het uitblijven van vrede en rechtszekerheid (v. 77-78). In het midden lopen twee vossen zij aan zij (v. 37). Deze vossen staan voor hertog Eberhard van Württemberg en markgraaf Friedrich van Brandenburg zu Ansbach-Bayreuth, die in 1496 een verbond sloten met Berthold van Henneberg, de voornaamste tegenstander van Maximiliaan. De verbonden vossenstaarten verwijzen naar bondgenootschappen tussen vorsten die niet alleen de landvrede in de weg stonden, maar ook hun trouw aan de koning ondermijnden omdat ze nieuwe banden aangingen waarin de koning niet betrokken was. Onder dit paar vossen loopt een staartloze vos (v. 39-40) (afb. 4). Volgens Sack staat ook deze vos voor markgraaf Friedrich van Brandenburg zu Ans- | |||||||
[pagina 161]
| |||||||
bach-Bayreuth, die Maximiliaan voor 1496 steunde maar, zoals hierboven gezegd, in 1496 een verbond sloot met Maximiliaans tegenstanders en daarom door Brant van trouweloosheid (perfidia, v. 40) beschuldigd wordt. De door de lynx aangelijnde, vuurspuwende vos met de fakkel aan zijn staart (v. 41-44), midden onder, staat voor paltsgraaf Philip von der Pfalz, de voorman van een groep vorsten die zich aan het gezag van de koning wilden onttrekken. Hij liet zich niets gelegen liggen aan vermaningen van de Rijksdag of de kerkelijke ban en streefde enkel zijn eigenbelang na. De fakkel herinnert aan Rechters 15:4-5, waar wordt beschreven hoe Simson de graanvelden en wijngaarden van de Filistijnen verwoest door er vossen met samengebonden staarten en daarin vastgemaakte fakkels doorheen te jagen. De fakkel aan de vossenstaart verwijst naar de gewelddaden van op macht beluste vorsten die de landvrede ondermijnden. Zoals Simsons vossen de wijngaarden en graanvelden verwoestten, zo verwoestten de vorsten met hun oorlogen en veldtochten de door God geordende en beschermde christelijke samenleving. Wat deze vos in zijn bek houdt, ziet Sack als een stuk van zijn oude staart, waarmee hij honden vol vleierij om hun bek kan vegen. Het doet mij eerder denken aan vlammen die uit zijn bek komen, zoals in v. 42 beschreven. Sack verwijst in dit verband naar Hooglied 2:15 (de vossen in de wijngaard), naar de apocalyptische vuurstorm in Deuteronomium 32:22 en naar de vos, huichelaar en verleider van christenen (v. 47-54), als Antichrist (Apocalyps 20:1 ff.). Ook herkent zij trekken van de vos in het beest uit de zee (Apocalyps 13:1-7). Afb. 4
Linksonder, in de bosrand, is een groep dieren te zien, een beer, een leeuw, een everzwijn en een draak (afb. 5). Deze dieren vertegenwoordigen niet alleen buitenlandse vijanden die op het Duitse rijk loeren, maar verwijzen volgens | |||||||
[pagina 162]
| |||||||
Sack ook naar de vier dieren uit Daniel 7:4-7, een passage over de eindtijd. Hiermee zet Brant de apocalyptische sfeer, die hij met het beeld van de vos als Antichrist al had aangezet, nog zwaarder aan. Afb. 5
Ondertussen voelt Brant zich niet veilig, want een wolf houdt hem in de gaten (v. 62). Met deze wolf kan een roofzuchtige vorst bedoeld zijn. Sack wijst erop dat een wolf (Latijn: lupus) in laatmiddeleeuwse, Latijnse scholen ook de naam was van de verklikker die door de leraar werd ingezet om vergrijpen van de leerlingen tegen de schoolregels te melden. Daarom noemt Brant geen namen in zijn satire, maar vertrouwt erop dat de goede verstaander tussen de regels door kan lezen en met behulp van de houtsnede en de tekstbanieren in de afbeelding kan begrijpen welke personen hij in zijn satire op de korrel neemt. Daarbij bedient hij zich van dierenfabels die al in de oudheid werden gebruikt om de handelwijze van de machtigen te hekelen, in het geval van de Alopekiomachia de rijkskanselier en de rijksvorsten, die worden voorgesteld als vijanden van het gewone volk. Maximiliaan ten slotte krijgt de raad om, als hij als koning zijn kracht niet kan laten gelden, zich als een vos tegen de vossen te verweren, om met zijn eigen listen hun listen te verijdelen (v. 89-90), volgens het spreekwoord ‘Wanneer het aan een leeuwenhuid schort, moet je een vossenvel aantrekken’. | |||||||
Tot slotDe bovenstaande vertaling, in zevenvoetige jambische regels, van Brants vijftig elegische disticha is gebaseerd op de editie van Wilhelmi. Mijn dank gaat uit naar Willem van Bentum, die de vertaling van commentaar voorzag en op verwijzingen naar klassieke auteurs wees. | |||||||
[pagina 163]
| |||||||
Literatuur
|
|