Tiecelijn. Jaarboek 8 (jaargang 28)
(2015)– [tijdschrift] Tiecelijn– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 164]
| |
IconografieDe witte vos met de rode roos van Albert de Smedt en Luc Tuymans
| |
[pagina 165]
| |
Dames en heren,
Het leek ons een geschikt moment hier in Stekene, waar Reynaertbeelden van Albert de Smedt zijn geplaatst op de Markt, achter de kerk en langs het spoorwegpad in de nabijheid van de Gelaagputten, om de beeldhouwer in zijn oude dagen iets te vertellen over zijn eigen werk dat hij nog niet weet, over een onderwerp waarvan hij in elk geval nog niet alle geheimen kent. Zoals bekend concentreert het werk van diverse leden van het Reynaertgenootschap zich op de studie van alle Reynaertuitingen, met speciale aandacht voor de middeleeuwse teksten (ook bronnen en epigonen), maar ook en vooral op de rijke naleving/Nachlebung van vele eeuwen reynaerdiana, van vossensporen in woord en beeld. Mezelf heb ik ooit wel eens omschreven als een strandjutter, toen ik op zoek was naar Willem van Boudelo als mogelijke Reynaertauteur. Ik geraakte niet veel verder dan een robotfoto (hoewel ik er bijna zeker van ben dat ik in de betreffende bijdrage de Reynaertdichter op zijn staart heb getrapt). Met betrekking tot de middeleeuwen - een tijd waarin het woord plagiaat trouwens nog niet bestond - is de overlevering als wrakhout, aangespoeld na een zware storm. Wanneer we het hebben over meer recente tijden, vindt de sporenzoeker veel duidelijker materiaal, ook al blijkt het vaak diep in de grondlagen verborgen. Dan is hij archeoloog en ontdekkingsreiziger. Hoe dichter bij onze tijd, hoe nauwkeuriger hij/ik kan werken. Zo ontdekten Herman Heyse en ikzelf de bronnen van L.P. Boons reynaerdieën. Boon ontleende bijzonder veel ideeen, namen en citaten aan een klein boekje van de Gentse professor Paul de Keyser over Reynaert en Ysengrimus om zijn meesterlijke Reynaertroman Wapenbroeders vorm te geven, materiaal dat ook essentieel is om de belangrijkste roman van ons taalgebied, De Kapellekensbaan uit 1953, te begrijpen. Voor sommigen schurkt Boons citaatkunst tegen het plagiaat aan, voor mij gaat het om een meesterlijke vorm van intertekstualiteit. Herman Heyse en ikzelf konden als reynaerdianen het Boononderzoek diensten bewijzen omdat we Boons bewerkingstechniek en poëtica konden reconstrueren. Maar genoeg over Boon nu. Nu wil ik u meenemen naar de beginjaren van Tiecelijn, toen nog een ‘Nieuwsbrief voor Reynaerdofielen’, de late jaren 1980. Oude coryfeeën zoals Jozef de Wilde en Bert Peleman werden met de oude vos geassocieerd, de eerste als geschiedkundige en toponymist, de tweede als toeristische promotor en als voorzitter-initiatiefnemer van de Orde van de Vossenstaart. In Sint-Niklaas en | |
[pagina 166]
| |
het Waasland was Staf van Daele als schepen van Toerisme van de stad Sint-Niklaas en voorzitter van Toerisme Waasland zeer actief op het Reynaertpad. Hij zaaide er het zaad van Reynaert om het cultuurhistorisch literair erfgoed mee in het streektoerisme te verankeren, net zoals dat dertig jaar eerder was gebeurd door de ontwerpers van het Reynaertpad en de Reynaertroutes (Jozef Goossenaerts, André Stoop, broeder Alois en vele anderen). Het ‘saet’ (‘nageslacht’) is in de middeleeuwse teksten als slecht en verderfelijk, leugenachtig en hypocriet te interpreteren. In Reynaerts historie vers 7674 luidt het immers: ‘Van Reynaert is een groot zaet / Gebleven,’. We citeren de regel in de vertaling van Arjaan van Nimwegen in een bredere context: Degenen die Reinaerts handwerk verstaan worden hoog geprezen en bemind door de heren overal. Of het nu geestelijke of wereldlijke overheden zijn, ze richten zich allemaal naar Reinaerts raad en kruipen allemaal in Reinaerts hol, iedereen loopt achter hem aan. De welsprekendheid die hij toen al had, die heeft hij sindsdien gehouden. Hij heeft een groot geslacht nagelaten, dat voortdurend groeit in macht.Ga naar eind4 In de moderne vossennaleving is Reynaert positiever en wordt de vos verbonden met intellect, de list en schalksheid (in de moderne betekenis van het woord) en sinds het midden van vorige eeuw met de Wase en - al eerder - Vlaamse identiteit. De ‘Wase’ naleving van de vos is mooi samengevat in een foto, genomen door fotograaf - de fotografen worden belangrijker en belangrijker in dit verhaal - Paul de Malsche in de rozentuin van Select Delforge op het moment van het jaar dat de dagen het langst zijn. We schrijven 1988. De rozentuin was ingericht naar aanleiding van de zestigste verjaardag van het rozenbedrijf dat in 1928 in Belsele was opgericht door Hypoliet Delforge, de vader van de toenmalige zaakvoerder Wilfried Delforge. De rozentuin zou in tien jaar uitgroeien tot een geurige toeristische bezienswaardigheid langs het Reynaertpad en aan de drukke N70, die Antwerpen met Gent verbindt. Vele jaren na elkaar werden nieuwe rozenvarieteiten ontwikkeld die telkens de naam kregen van een Reynaertpersonage en elk jaar werd een Reynaertbeeld van beeldhouwer Albert de Smedt in de rozentuin geplaatst. Bij de ontwikkeling van de allereerste roos, de ‘Rosa Reynaerdiana Wasiana’, werd een historische foto gemaakt. De hoofdrolspelers voor de lens van fotograaf Paul de Malsche zijn van links naar rechts: Albert de Smedt, Jozef de Wilde, Wilfried Delforge, Staf van Daele en | |
[pagina 167]
| |
Bert Peleman (afb. 2 © Paul de Malsche). In het midden het witte vossenbeeld met een rode roos van De Smedt en een gehurkte vos, die zijn identiteit nog niet heeft prijsgegeven. Ondertussen bestaat de rozentuin niet meer (‘alleen Elvis blijft bestaan’, of beter: ‘Elvis en Reynaert blijven bestaan’, om een andere vos - LucGa naar eind5 dan - te parafraseren). Marcel Ryssen getuigde in Tiecelijn: ‘Een oranjerode roos, ja vossekleurig, fluwelig als de zoete tale van Reynaert himself, bloeiend in weelderige trossen. Omringd door zijn rozen zit Reynaert neergehurkt in pelgrimspij, schijnbaar vroom maar met ingehouden pret om wat werkelijk in hem omgaat, waar anderen van zijn boetvaardige ommekeer zijn overtuigd.’Ga naar eind6 Afb, 2, foto © Paul de Malsche
Jaar najaar werd de tuin een reynaerdiaanse roos en een Reynaertbeeld rijker. Op 7 augustus 1990 werd Tiecelijn de raaf met in de bek een gele Tie- | |
[pagina 168]
| |
celijnroos ingehuldigd. Op 6 augustus 1991 werd Tibeert de kater gedoopt. (In januari 1992, het putje van de winter, stonden in de rozentuin dus twee beelden. Dit detail lijkt nu nog onbelangrijk, maar is toch relevant voor het verdere verloop van ons verhaal.) Op 4 augustus 1992 ontving Cuwaert de haas beeld en roos, op 23 juni 1993 was het de beurt aan Bruun de beer en het volgende jaar, op 21 juni 1994 genoot Grimbeert de das de eer om beeld en bloem voor erkenning van literaire verdiensten te ontvangen. Op 28 augustus 1995 werden Cantecleer en Coppe met een beeld vereerd en werd de Reynaertrozentuin voltooid. In totaal werden tijdens zeven plechtigheden acht rozen en acht beelden aan het publiek voorgesteld. Onder andere via rozen en beelden werden de namen van Select Delforge, Albert De Smedt en het Waasland met het Reynaertverhaal verbonden. Bij de pensionering van Wilfried Delforge werd de Reynaertrozentuin als concept verlaten. Zes beelden werden door beeldhouwer Paul Dekker, collega en vriend van Albert de Smedt, gerestaureerd, nadat ze in september 2010 door de gemeenteraad van de stad Sint-Niklaas als schenking werden aanvaard.Ga naar eind7 Ze staan nu in de Populieren- of Reynaertwijk, op de hoek van de Bergstraat en de Reinaertlaan en in de nabijheid van de Isengrimlaan, de Grimbeertstraat, de Koning Nobellaan, de Corbautstraat (de wat ongelukkige vreemde eend in de bijt, want een personage uit Reynaerts historie), de Cuwaertstraat, de Koning Nobellaan, de Coppelaan, de Canteclaerstraat en de Malpertuuslaan. Zeer recent werden nieuwe straatnaambordjes van de Bruin de Beerlaan en de Tiecelijnstraat aangebracht. De besluitvorming in de Sint-Niklase straatnamencommissie en gemeenteraad rond die nieuwe naamgeving dateert al van een stuk in vorige eeuw en is zeer recent realiteit geworden. Na Maastricht, waar in het stadsdeel Caberg-Malpertuis meer dan dertig Reynaertstraatnamen zijn, telt Belsele wellicht het grootste aantal Reynaertstraten van de lage landen...
Ik hoor u denken, misschien zelfs stil protesteren. Een mooi stukje recente Wase Reynaertgeschiedschrijving ... maar op de uitnodiging lazen we dat het werk van Albert de Smedt zou verbonden worden met dat van Luc Tuymans? Uw op de proef gestelde geduld wordt nu beloond. Over Luc Tuymans het volgende, hoewel deze bekende Vlaamse kunstenaar nauwelijks introductie nodig heeft. Voor een korte kennismaking kan een inleider tegenwoordig schaamteloos naar Wikipedia surfen, alwetende bron van kennis. Ik zal het straks nog een tweede keer doen, dat schaamteloos citeren van het net dat nog nauwelijks iets verbergt. Knippen en plakken | |
[pagina 169]
| |
stelt me in staat om de oorspronkelijk ingegeven materie naar eigen inzichten en noden te kneden, al dan niet gemarkeerd door aanhalingstekens, cursieven of insprongen. ‘De Belgische kunstschilder Luc Tuymans werd in 1958 in Mortsel geboren en woont en werkt in Antwerpen. Zijn werk is figuratief. Hij schildert onbehaaglijke bijna monochrome doeken, soms in vale kleuren. Hij maakt daarbij gebruik van fotografische methodes zoals afsnijding, kadrering, sequentionering en extreme close-up. Met een filmische blik beeldt hij sterk politiek beladen onderwerpen af [...] Een aantal schilderijen refereert aan het onverwerkte verleden: de Holocaust [...], het Belgische kolonialisme [...], het Vlaams-nationalisme (de IJzertoren, nieuw rechts in Vlaanderen - in de reeks Heimat, 1995). Tuymans koestert een fundamenteel wantrouwen tegen de waarheidswaarde van beelden. Zijn schilderijen noemt hij “authentieke vervalsingen”. Tegenover de gemakkelijke transparantie van de alomtegenwoordige, snel opgenomen beelden in media en reclame, plaatst hij zijn desorienterende schilderijen. [...] Zijn eerste tentoonstelling vond plaats in 1988 in Ruimte Morguen, een kunstgalerie dichtbij het M HKA [Museum van Hedendaagse Kunst Antwerpen]. In 1992 volgde de internationale doorbraak in de Kunsthalle van Bern en met zijn deelname aan documenta IX te Kassei, met Jan Hoet als curator. [...] In de zomer van 2004 kreeg Tuymans als eerste levende Belgische kunstenaar een tentoonstelling in de Londense Tate Modern. In 2005 bracht het werk Sculpture uit de reeks over het koloniale verleden in Congo bij een veiling bij Sotheby's 1,1 miljoen euro op.Ga naar eind8 In 2006 kreeg hij een “eredoctoraat algemene verdiensten” van de Universiteit Antwerpen omdat hij “nadenkt” over de mogelijkheden en de limieten van het beeld als drager van inzicht.’Ga naar eind9 Om de puzzelstukken over de ‘rozentuin Delforge’, de Reynaertbeelden van Albert de Smedt en het werk van Luc Tuymans in elkaar te leggen, moet ik terug naar de winter van 2011, toen mijn Sint-Niklase bibliotheekcollega Ilse Tachelet me meldde dat ze in een Vlaamse privécollectie een Reynaertwerk van Luc Tuymans had gezien. Ze beloofde me te informeren bij de eigenaars, die me enkele dagen later een digitale foto en een fiche van het werk opstuurden. Het betreft een olieverf op doek, Reinhard de Vos van 77 bij 65 centimeter. Mijn verwondering was groot: een Tuymans met als inspiratiebron een beeld van Albert de Smedt uit 1988. Onmiskenbaar de Reynaert uit de rozentuin Delforge, in de typische Tuymansstijl met de typische vale kleuren. Er is geen twijfel mogelijk: wie goed kijkt, ziet zelfs de (rode) Reynaertroos tussen de vossenpoten. Ik kende tot 2011 dit Reynaertwerk van een van onze belangrijkste moderne schilders niet. Zonder het werk van Albert was er geen werk van Luc. | |
[pagina 170]
| |
Als vossenjager vind ik het in elk geval fascinerend en revelerend dat een van de bekendste Vlaamse schilders (naast Michael Borremans en Sam Dillemans) de Reynaert als inspiratiebron gebruikt. Via een snelle zoektocht in de bestaande catalogi en monografieen vond ik het werk al snel tweemaal afgebeeld (deze lijst is wellicht niet exhaustief). In de monografie Luc Tuymans verschijnt het paginagroot op pagina 106 (waardoor we ook kunnen zien hoe goed het wel geschilderd is), ‘first published 1996. Second edition, revised and expanded 2003, reprinted 2004’.Ga naar eind10 Tuymans' Reynaertschilderij wordt ook afgebeeld in het artikel Ruis van Gerrit Vermeiren in de monografie: Luc Tuymans. I don't get it, uitgegeven door Ludion in 2007. In beide boeken wordt het werk in ‘1993’ gedateerd, in het laatste wordt de titel Reinhard de vos met ‘h’ gespeld, in het eerste niet. Deze datum van toeschrijving is belangrijk omdat het werk daarom wellicht niet behoort tot de Vlaamsnationalistische reeks ‘Heimat’ uit 1995, waar het met sommige doeken een zeker verwantschap zou kunnen hebben. Deze reeks, waartoe ook Vlaams dorp, De Vlag, De IJzertoren en Vlaamse intellectueel (een portret dat Ernest Claes suggereert) behoren, zorgde voor de nodige commotie. Criticus en hoofdredacteur van <H>ART, tijdschrift voor hedendaagse kunst Marc Ruyters schreef over Vlaams Dorp, een werk dat behoort tot de collectie van de Vlaamse Gemeenschap en dat in bruikleen gegeven is aan het M HKA in Antwerpen: En Vlaams Dorp verontrustte mij daarbij het meest. Toevallig kende ik dat dorp, van de fietstochten die mijn partner en ik soms door de polders van de Oostkust maakten. Dit was Lissewege. Ook al stond de kerktoren niet helemaal op het doek, het ging onmiskenbaar om die kerk met haar imposante, afgeplatte toren, om de lieflijk ogende, witgekalkte huisjes met rode daken, waarvan er verschillende dienst doen als herberg, ter laving van de dorst van de passerende wielertoerist. Luc Tuymans, (toen al) onze meest internationale schilder, schilderde de Vlaamse achtertuin. En hij deed dat met wat hij toen ‘tussenbedden’ noemde: het beeld dat in je brein opduikt net nadat de ogen hun werk hebben gedaan en net voordat de hersenen het verwerkt hebben tot een inzicht, een concept. Het zijn beelden die zowel tot het collectieve geheugen als tot de individuele herinnering behoren. Net een eigenschap waar Luc Tuymans zo sterk in is: hij reproduceert geen beelden, maar herwerkt en herschikt ze in een kader, die je als kijker tot engagement dwingt. | |
[pagina 171]
| |
Daarom is dit doek een van mijn favoriete kunstwerken. Er zijn misschien betere en belangrijkere Tuymans-werken, maar net de mix van rede en gevoel, van inzicht en emotie, van samenleving en individu, van dreiging en verlokking zit in dit hele Vlaams Dorp ingebakken. Een perfecte compositie van een perfecte illusie. Zelfs de lucht op het doek lijkt van lood.Ga naar eind11 Gerrit Vermeiren verwijst in zijn tekst niet naar het Reynaertschilderij dat op pagina 20 van zijn monografie staat afgebeeld. Als lezer verbind ik het doek aan de interpretatieve teksten op diezelfde pagina, zoals bijvoorbeeld aan de passage: ‘Het is merkwaardig dat Luc Tuymans de wereld heeft veroverd met een iconografie, met een programma van beelden en scènes, die alleen maar in Belgie of zelfs maar in Vlaanderen tot in de finesses kunnen begrepen worden.’ En verder: ‘Alleen hier zijn de grenzen tussen folkloristische gebruiken en politieke acties zo diffuus’; en: ‘Het mag dan grotendeels een stilzwijgend mimespel zijn, het is wel degelijk - net als Dantes werkstuk - gesteld in de volkstaal.’ Het Reynaertwerk van Tuymans past perfect in het oeuvre van de kunstenaar in het begin van de jaren negentig en is dus zeker geen buitenbeentje. Binnen het oeuvre van Tuymans lijkt het Reynaertschilderij verwant met o.a. het portret van koning Boudewijn, Mwana Kitoko, dat hij in 2000 zal schilderen: vorst en vos staan beiden in de ongewone witte kleur afgebeeld, wat op vervreemding kan wijzen. In deze dagen dat in Amsterdam een Rembrandt-tentoonstelling van 12 februari tot en met 17 mei 2015 onze bewondering opwekte, durf ik ook te poneren dat het licht en het spel van licht en donker op de foto Tuymans in zijn Reynaertwerk heeft geboeid. De witte schittering van het beeld en het schaduwspel van bomen en struiken op de achtergrond hebben gezorgd voor fascinatie bij de schilder. Ook het lichtspel in het gebladerte achter de witte vos is intrigerend. Deze vos is daarom ook sterk verwant aan The Rabbit - ongeveer even groot en eveneens een olieverf op doek - uit 1994, waar het licht ook uit het dier zelf lijkt te komen: ‘it is an illumination that eerily coats the bodies as if it were an unnatural, glowing material’.Ga naar eind12 De volgende vraag die we ons als onderzoeker moeten stellen is: ‘Hoe kwam Tuymans aan zijn onderwerp’? Een antwoord dat ik u - door het zorgvuldig bijhouden van knipselmateriaal en grondig detectivewerk van naaldje tot draadje kan geven. Met deze vondst voel ik me opnieuw verwant aan de archeoloog. Het is ook een antwoord aan mijn vrouw en mijn vader, die me soms wat meewarig aankijken als ik hier of daar een stapel lokale kranten meeneem en | |
[pagina 172]
| |
die 's avonds en 's nachts zit te knippen om mijn chaotische Reynaertarchief, mijn ‘fenomenale reynaerdotheek’ te vervolledigen, zelfs in digitale tijden. Tegen de achtergrond van het antwoord citeer ik nog een tweede Wikipediafragment, dat ik op de tweede nieuwjaarsdag van het nog prille 2015 kopieerde, de dag waarop de eerste versie van dit artikel in mijn studievertrek ontstond. Op 12 augustus 2014 begon een proces wegens plagiaat door de kunstenaar. De aanleggende partij startte de auteursrechterlijke stakingsvordering voor de burgerlijke rechtbank van eerste aanleg in Antwerpen. De Standaard-fotografe Katrijn Van Giel stelde dat Tuymans een foto van haar hand van de LDD-politicus Jean-Marie Dedecker aanwendde voor het schilderij A Belgian politician van 2011, nu eigendom van Eric Lefkofsky. Ondertussen is het proces voorbij en moest de kunstenaar (voorlopig) in het stof bijten - tot onbegrip van zijn collega's-beeldende kunstenaars (die ondertussen de tentoonstelling A Belgian PoliticianGa naar eind14 organiseerden als artistiek en kunstzinnig antwoord en als een grootse sympathiebetuiging). Wekenlang stonden kranten en sociale media vol van meningen, gevraagd en ongevraagd. (Het grootste deel ervan zit reeds in mijn fenomenale knipselarchief, inclusief de artikels in de buitenlandse kranten zoals De Volkskrant en The Guardian.Ga naar eind15) De literatoren bleven in het debat opvallend op de achtergrond, terwijl de fotografen intens in de aanval bleven gaan.Ga naar eind16 Fotograaf Michiel Hendryckx nam het voor zijn getalenteerde jonge Antwerpse collega op - die de foto in De Standaard had gepubliceerd op 15 juni 2010, kort na een verkiezingsnederlaag van de politicus en voor ‘de fotografie’, (alom geloofd in een lied met de gelijknamige titel van De Nieuwe Snaar: 't Is misschien een ‘idéé fixe’
Maar 'k denk altijd, 't wordt weer niks
Ik ben nog nooit aan iets begonnen
Dat een ander nog niet had verzonnen
In de fotografie, de fotografie, de fotografie, de fotografie
In de fotografie, de fotografie, de fotografie, de fotografieGa naar eind17).
| |
[pagina 173]
| |
De fotografie werd in de commentaren omschreven als het lelijke eendje en de paria in de wereld van de kunsten. Geen kunstenaar of kunstcriticus of hij/ zij had een mening. Zelfs politicus J.M. Dedecker, niet echt meer in het middelpunt van de belangstelling - in deze tijd vaak het hoogste streven van menig politicus - mocht zijn mening (en die had en heeft hij steeds, altijd en overal) komen expliciteren. De oud-judocoach en politicus wist voor de heisa niet eens dat hij ooit door Tuymans geschilderd was, maar vond het een hele eer om door een van onze grootste levende kunstenaars te zijn afgebeeld. Mag ik me op het standpunt van onderzoeker naar de bronnen het permitteren om uitspraken in verband met vermeend plagiaat te omzeilen? In elk geval is de kunstenaar onhandig geweest. Een vraag aan de fotografe Katrijn van Giel had wellicht elke polemiek overbodig gemaakt.Ga naar eind18 De fotografe heeft door middel van haar foto de werkelijkheid in een beeld vastgelegd, geïnterpreteerd en geëncadreerd. Het antwoord op de vraag of het om vermeend plagiaat gaat is op zich wel interessant en wordt bepaald door de hoek en de discipline van waaruit je kijkt. Wat zou er gebeuren als Hilde van Mieghem Tom Lanoyes bestseller Sprakeloos zou verfilmen zonder de auteur toestemming te vragen of zij zijn Sint-Niklase ‘Kapellekensbaan’ mag verfilmen? En zou Tuymans het toelaten dat men zijn schilderij te gelde zou maken door er een poster van uit te geven, of er een postzegel van te maken? Om ons bronnenonderzoek te complementeren wil ik terugkeren naar de rozentuin langs de N70 in Belsele, die alleen nog realiteit is op oude foto's. Kunnen we nog dichter komen dan de verwijzing dat het beeld nu in een verloren perkje in de Belseelse Reynaertwijk staat? Eerst dacht ik dat Luc Tuymans een folder of cataloog van de firma Select Delforge (afb. 3) had gezien of gekregen en naar dit model zijn doek geschilderd had. Later leek het me meer voor de hand te liggen dat Tuymans op een zonnige zomerdag langs de N70 een korte stop had gemaakt (ook een kunstenaar bezondigt zich wel eens aan meubelshopping, of heeft een familielid, vriend of een klant in Belsele wonen ... of is misschien een rozenvriend en kocht een boeket Reynaertrozen voor een bekende). Of nam Tuymans met zijn polaroid een foto in de tuin, waarna hij er terug in zijn atelier een schilderij van maakte. Dat was de oplossing: ‘Wanneer Tuymans een polaroid maakt als voorstudie voor een schilderij, dan is dat niet in de eerste plaats om een prognose te doen omtrent het onderwerp van het schilderij, maar om een voorafspiegeling te hebben van de rechtstreekse emultie [sic] van olieverf in olieverf.’ [...] ‘De polaroid representeert de stap die de schilder neemt om realiteit om te | |
[pagina 174]
| |
Afb. 3
| |
[pagina 175]
| |
vormen tot “media”, zodat het beeld doeltreffender en gelaagder kan interfereren met ons realiteitsbesef’.Ga naar eind19 Tot 23.30 uur van de tweede januari was dit de stelling die ik u zou presenteren. Tot ik uit mijn chaotisch geordend archief, mijn fenomenale reynaerdotheek, een bijna twintig jaar lang gesloten kartonnen doos opende met daarop in zwarte stift geschreven: ‘Rosa Reinaerdiana Wasiana’ om een foto voor de presentatie te zoeken. Brieven, inleidingen, krantenknipsels, rozengidsen en foto's van de doop van de rozen en de beelden riepen oude herinneringen op. Na enkele minuten stootte ik op een gelig krantenknipsel met een zwart-wit-foto met als onderschrift: ‘Een stemmig hoekje in de Reinaertrozentuin Belsele, waar de bezoekers heel wat ideeen over tuininrichting kunnen opdoen, (a)’ (afb. 4 en 5 © W. Delforge/De Standaard). Afb. 4, © De Standaard.
Afb. 5, © De Standaard
Verwees ‘(a)’ naar een/de ‘anonieme fotograaf’? Even later vond ik niet alleen de foto, maar ook de volledige pagina van een tweede exemplaar van dezelfde krant, helaas niet gedateerd. Ik maakte snel een lijstje van de lokale persfotografenGa naar eind20 uit het begin van de jaren negentig, tijden waarin elke krant nog eigen fotografen had (dit terwijl de lokale pers vandaag nog bestaat uit twee krantenredacties waar de journalist tevens de fotograaf van dienst is). De | |
[pagina 176]
| |
anonieme foto deed me niet meteen aan een kunstfoto denken, maar ik zou niet willen discussiëren met een fotograaf die dit wel beweert. De foto was geplaatst bij het artikel ‘Elementen van vroeger in onze tuinen’, geschreven door G.G. ofte Prof. G. Genie. Ging de man of de vrouw zo door het leven, of was het iemand die de naam met enige vorm van zelfoverschatting als pseudoniem had gekozen? Het artikel staat in de weekendbijlage van zaterdag 18 en zondag 19 januari 1992 (p. 2/9). Een Groengids in het putje van de winter! Om de krant waarin het artikel stond te detecteren trok ik naar de Erfgoedbibliotheek Hendrik Conscience in Antwerpen, waar ik de microfilms van De Standaard en Gazet van Antwerpen uit 1992 kon inkijken, de twee kranten die voor mij nog in de running waren. De eerste rol die in het toestel werd vastgemaakt leverde meteen een eurekakreet op. De Standaard dan nog wel, de krant van de jonge Antwerpse fotografe Katrijn van Giel en van Michiel Hendryckx. Luc Tuymans is blijkbaar een trouw lezer van de Vlaamse kwaliteitskrant; hij was dat reeds in 1991 en nog steeds in 2010. Als detective Van Zwam moest ik tot slot nog op zoek naar de onbekende fotograaf om het plaatje volledig te schetsen. Een van de lokale perscorrespondenten? Een fotograaf van de nationale editie? Of nam Wilfried Delforge, een van zijn kinderen of medewerkers zelf de foto's en stuurde hij ze naar kranten en tijdschriften, zoals ik kon vermoeden uit de door mij zorgvuldig bewaarde persmappen, door medewerkster Carine Callaert samengesteld? De dag van de Herman Heyselezing belde ik Wilfried Delforge, waarna ik nog geen kwartier later in zijn gastenvertrek in de Belseelse Rozenlaan zat. Hij kende Tuymans' schilderij niet, maar bevestigde onmiddellijk ‘voor 200 procent’ dat hij zélf de fotograaf was. Het archief van de rozentuin werd helaas bijna volledig verwoest tijdens de zware pinksterstorm van 2014, maar mogelijkerwijze komt hier of daar toch nog de originele foto naar boven. Delforge loste ook enkele andere mysteries op. Prof. G. Genie was inderdaad geen pseudoniem maar de naam van een hoogleraar aan de Universiteit Gent, die ijverde voor de totstandkoming van ISSN-nummers voor tijdschriften, een groenliefhebber en vrijetijdsjournalist voor De Standaard, die met Delforge in contact was gekomen via de ‘groene’ tijdschriften Le vieux Jardin en Bloemenvriend / L'ami des fleurs. Wilfried Delforge gaf deze tijdschriften zelf uit. Alle puzzelstukken liggen dus op tafel. We kunnen nu de foto en het schilderij eindelijk naast elkaar leggen en aan een dieper onderzoek onderwerpen. Wanneer we de encadrering van de foto ietsje versmallen en vooraan de sokkel inkorten en linksachter het muurtje weghalen, dan komt Tuymans ‘authen- | |
[pagina 177]
| |
tieke vervalsing’ of ‘geniale ingreep’ aan de oppervlakte (afb. 6 © Wilfried Delforge/De Standaard - afb 7 © Luc Tuymans). Het spel van licht en donker tussen de bomenrij op de achtergrond en de witte strepen lucht zijn minutieus gesuggereerd op het schilderij. Er is net als bij de foto van Katrijn van Giel sprake van een bescheiden eigen inbreng van de beeldend kunstenaar. Als archivaris van knipsels, als reynaerdist, als wetenschapper ben ik op zoek gegaan naar de bronnen van een van de grootste schilders van onze tijd. Bij Boon vonden wij verzwegen bronnen, maar wat de Aalsterse kunstenaar hiermee deed was wel iets nieuws. Hij creëerde mede dankzij Paul de Keysers geschrift een nieuw literair meesterwerk. Tuymans was een stuk minder creatief dan Boon. Toch verwacht ik geen rechtszaak die wordt aangespannen door kunstenaar of fotograaf. De commerciële foto van Wilfried Delforge in een publieke krant was niet ‘getekend’ of gemarkeerd. Bij het artikel stond ook geen naam van de kunstenaar. Kunstenaar Luc Tuymans had geen sleutel in handen om wie dan ook om een toestemming te vragen ... Maar misschien zegt de foto wel iets over de aanpak van de kunstenaar, over zijn poëtica.
Mijn zoektocht naar de bronnen is voorbij. Deze strandjutter heeft de aangespoelde stukken bijeengebracht, ze zorgvuldig gereconstrueerd (of gebricoleerd) en een bijdrage geleverd tot een beter begrip van de ‘poëtica’ (excusez le mot) van de schilder. Opdracht volbracht. Luc Tuymans schilderde een Albert de Smedt. Wilfried Delforge fotografeerde een De Smedt. Ik salueer de kunstenaar naar wiens beeld eerst de foto van Wilfried Delforge en later dit nieuwe kunstwerk is gemaakt. De kunstenaar verneemt vandaag voor het eerst dat zijn werk de inspiratiebron was van een van de meest gerenommeerde Vlaamse kunstenaars. Laten we hierop het Reynaertglas heffen. | |
A Belgian FoxDeze lezing gaat niet in op de vraag of we met parodie of plagiaat of wat dan ook te maken hebben. Wij hebben ons hier op het standpunt van bronnenonderzoeker geplaatst, eerst speurder en delver, later kijker en observator. Zelf hopen we de kunstenaar ooit nog aan het woord te horen over zijn precieze motieven om precies dit Reynaertbeeld van Albert de Smedt te schilderen. Of | |
[pagina 178]
| |
Afb. 6, © De Standaard
| |
[pagina 179]
| |
Afb. 7, Luc Tuymans, Reinard De Vos, 1993, olieverf op doek, 77×x 65 cm, privébezit
| |
[pagina 180]
| |
de kunstenaar bijna een kwarteeuw na het schilderen zich nog alle details kan herinneren, is nog maar de vraag. Bovendien zijn we hierbij best de woorden van de kunstenaar zelf indachtig: ‘Een kunstwerk moet van zo'n gelaagdheid zijn dat het op verschillende niveaus kan functioneren. Anders is het geen kunst.’Ga naar eind21 Als beoordelaar kan de lezer tussen de regels lezen en de vele artikels en standpunten over de ‘zaak Tuymans’ raadplegen. Misschien spreekt ook de rechter zich nog een keer uit. Als Tuymans nogmaals naar het hof wordt gedaagd volgt ongetwijfeld een nieuw processtuk met veel media-aandacht. We zijn er zeker van dat de reynaerdianen deze esbattementen met buitengewone aandacht zullen volgen. Er is ondertussen een nieuw Reynaertverhaal geschreven. Het luistert naar de titel: A Belgian Fox. | |
NabeschouwingOp zaterdag 5 september 2015 berichtten de Vlaamse media over het einde van de controverse tussen de beeldend kunstenaar en de fotografe. Na een gesprek van een uur in aanwezigheid van de advocaten van beide partijen werd de zaak in der minne geregeld. Alle partijen houden zich aan een zin uit de persmededeling: ‘Na constructief overleg hebben ze besloten om hun geschil onder artiesten en op een artistieke manier op te lossen, eerder dan door een rechtbank te laten beslechten’. Verder wordt meegedeeld dat A Belgian Politician zijn bestaan op de kunstmarkt herneemt. Wie het einde van dit verhaal in detail wil nalezen verwijzen we naar de artikels van de weekendkranten van De Standaard (‘Plagiaatproces eindigt met minnelijke schikking. Luc Tuymans bereikt akkoord met fotografe’, door Eline Bergmans en Geert Seis, p. 10) en De Morgen (‘“Plagiaat” is weer parodie. Schilder Luc Tuymans en fotografe Katrijn Van Giel regelen plagiaatkwestie in der minne’, door Jan Debackere, p. 9). Als reynaerdist herinner ik graag aan de exemplarische slotzin van Van den vos Reynaerde: ‘Ende maecten pays van allen dinghen’, A 3469). |
|