Tiecelijn. Jaarboek 6 (jaargang 26)
(2013)– [tijdschrift] Tiecelijn– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 243]
| |
IconografieNegen Ex libris van Hedwig Pauwels naar Fabels van La Fontaine
| |
[pagina 244]
| |
Hedwig Pauwels (Sint-Niklaas, 8 augustus 1934) is ongetwijfeld een van onze meest getalenteerde, gelauwerde en productieve ex-libriskunstenaars. | |
[pagina 245]
| |
Als beoefenaar van de grafische kunst heeft hij zijn aandacht verdeeld tussen de tekenkunst en de prentkunst. Daarbij gaat zijn voorkeur ontegensprekelijk uit naar eerder kleine bladen. Naast een honderdtal vrije ‘aquareltekeningen’, zoals hij het noemt, formeel een combinatie van aquarel en kleurpotlood, ontstonden in de loop van de jaren vele honderden diepdrukprenten, een vijftigtal houtgravures en een dertigtal lithografieën. Sinds 1984 is deze ondernemende, doch uitermate bescheiden kunstenaar, zich vooral gaan toeleggen op het maken van ex libris, hoofdzakelijk in ets- en aquatechniek, doch daarnaast ook in houtgravure, zeefdruk en steendruk. Onder druk van zijn opdrachtgevers heeft Pauwels zich ontwikkeld tot een uitzonderlijk portrettist. Deze portretex-libris zijn van zulke superieure kwaliteit dat hij ermee furore maakte. | |
[pagina 246]
| |
De Fabels van La Fontaine
| |
[pagina 247]
| |
[pagina 248]
| |
De Fabels van La Fontaine
| |
[pagina 249]
| |
[pagina 250]
| |
De Fabels van La Fontaine
| |
[pagina 251]
| |
[pagina 252]
| |
De Fabels van La Fontaine
| |
[pagina 253]
| |
[pagina 254]
| |
De Fabels van La Fontaine
| |
[pagina 255]
| |
[pagina 256]
| |
De Fabels van La Fontaine
| |
[pagina 257]
| |
[pagina 258]
| |
De Fabels van La Fontaine
| |
[pagina 259]
| |
[pagina 260]
| |
De Fabels van La Fontaine
| |
[pagina 261]
| |
[pagina 262]
| |
De Fabels van La Fontaine
| |
[pagina 263]
| |
[pagina 264]
| |
De reeks van Pauwels kwam tot stand op vraag van de Nederlandse exlibrisverzamelaar Tjalling Vogelvanger. Hij wilde graag een ex libris laten ontwerpen als deel van een serie naar het voorbeeld van een reeks van de Duitse graficus, schilder en beeldhouwer, Josef Werner (o1945), die gedichten van Christian Morgenstern grafisch vormgaf.Ga naar eind2 De etsen van Werner worden vormelijk gekenmerkt door een hoge graad van technische perfectie en inhoudelijk door hun zeer poëtisch karakter. Typische elementen zijn verder een knappe symbiose tussen werkelijkheid en fantasie, het sterk narratieve karakter en een stevige dosis humor en maatschappijkritiek. Ook Pauwels' etsen baden in een zeer poëtische sfeer. Die wordt mee gecreëerd door het gebruik van pasteltinten en zachte kleurschakeringen in aquatinttechniek. Diverse etsen bevatten meerdere kleuren. Tjalling Vogelvanger was meesterdrukker bij drukkerij Mart Spruyt in Amsterdam sinds 1967 (later bij de opkomst van de offset veranderde hij van werkgever) en kwam zo in contact met bekende grafische kunstenaars zoals Pam G. Rueter en Lou Strik.Ga naar eind3 In 1979 liet het echtpaar Tjalling Vogelvanger en Thea Winter een eerste ex libris maken bij Pam Rueter. Hij ontwierp voor hen een houtgravure van een vogelvanger. In 2004 maakt Pauwels een ex libris voor Tjalling Vogelvanger waarin een vogel en een drukpers de hoofdrolspelers zijn. ‘Een thematische opdracht doorpraten met een kunstenaar is al een feest, want het schept spannende verwachtingen over wat hij of zij ervan zal maken’, getuigt Vogelvanger in Boekmerk.Ga naar eind4 In het geval van de reeks van La Fontaine zal het niet anders geweest zijn. Vogelvangers naam is te vinden in de titel van een van La Fontaines fabels.Ga naar eind5 Hedwig Pauwels zag de mogelijkheden in het voorstel en zo ontstonden negen knappe prenten voor negen verschillende titularissen. De titularissen werden aangesproken door de kunstenaar, die hen de suggestie van het onderwerp bezorgde. Veelal zijn het de opdrachtgevers zelf die de keuze van het onderwerp bepalen. In dit geval hebben de meesten in het fabeloeuvre van La Fontaine zelf een fabel geselecteerd. We drukken de prenten en de door Pauwels geselecteerde teksten in kleur af. We bespreken ze in de volgorde van de boeken van La Fontaine. Pauwels maakte voor de keuze van de teksten vooral gebruik van de editie van Jan van den BergGa naar eind6. Van den Berg omschreef zijn vertaalarbeid als een ‘hertaling, speels berijmd en hier en daar wat bijgewerkt in de geest van onze tijd, zonder daarom te ver af te wijken van de oorspronkelijke tekst’ (Van den Berg, 1990, p. 7). | |
[pagina 265]
| |
De eerste fabel, ‘De man van middelbare leeftijd en zijn twee minnaressen’ (eerste boek, XVII), toont meteen het metier van de kunstenaar. Pauwels heeft La Fontaines fabel in een knappe compositie voor Hugo Viaene gevat. Een naakte, kale man zit frontaal en wordt verleid (laat zich verleiden...). Twee vrouwen - weduwen weten we uit de fabel - met een opvallende haardos trekken sterk de aandacht: rechts een elegant uitgebeelde slanke jonge vrouw met bloemen op de jurk en een hand suggestief voor het lichaam, links een wat rijpere dame die haar ronde vormen uitspeelt. Beiden hebben een pluk haar in de hand: ze plukken de welgestelde man, goed voorzien van bankbiljetten, kaal. Ze plukken niet alleen zijn haardos weg maar zijn ook uit op zijn centen. De fabel eindigt met de les dat de man veel langer leeft zonder vrouwen en er niet aan denkt om te trouwen: hij heeft dan wel zijn haren maar nog niet zijn verstand verloren... Hugo Viaene schrijft: ‘Het heeft te maken met het feit dat ouderdom niet alleen wijsheid brengt maar dat men op zijn hoede moet blijven.’Ga naar eind7
De tweede fabel komt uit het tweede boek, fabel XVII: ‘De pauw die zich bij Juno ging beklagen’. De Romeinse godin Juno is het pendant van de Griekse Hera, godin van het huwelijk. Juno's attributen zijn gewoonlijk een gouden kroon op het hoofd en een scepter in de hand. Zij is koningin van hemel en aarde. De scepter wordt bekroond met een liggende maan. Zij is godin van het zuivere licht, vooral het licht van de maan, en wordt vooral afgebeeld met een pauw. In de fabel zijn godin en pauw eigenlijk opposanten, wat bij Pauwels door het kleurengebruik sterk is belicht. De pauw is de blikvanger met om zijn hals ‘een zijden regenboog van kleuren’; bij Pauwels met blauw lichaam en groene veren. Juno straalt in de duisternis. De slingers om haar hoofd geven de prent beweging. Godin Juno luistert verontwaardigd naar de klacht van de pauw over zijn krijsende roep, ontevreden als hij is over zijn povere zangtalent. Hij wil naast zijn verenpracht de kristallijne zang van de nachtegaal. De godin is ontstemd over zijn jaloezie en dreigt hem zijn vederdos te plukken. De graficus creëerde een stralende glans in de fraai geëtste pauwenkrans. De nachtegaal heeft in de prent slechts een figurantenrol. Het ex libris staat op naam van K.C. Walaardt-Sacré. De Nederlandse verzamelaars Kaaro en Corrie Walaardt gingen in op het verzoek van de kunstenaar toen de reeks al een eind gevorderd was. De fraaie uitgave en de waardering voor de kunstenaar en de bewondering voor zijn werk waren de | |
[pagina 266]
| |
drijfveren om mee in te stappen in het project. Het mooie aan het verzamelen van ex libris zijn ook voor deze opdrachtgevers de gesprekken en de vriendschappen met kunstenaars en verzamelaars. ‘De boer en de leeuwerik’ is een esopische fabel (vierde boek, fabel XXII) met als moraal dat je alleen maar op jezelf kunt vertrouwen. De tekst die hier bij de fabel-exlibris is gevoegd, is het laatste deel van een langere fabel. De titularis van het ex libris, M.E. (Riet) de Haas-van Riemsdijk koos voor ‘De leeuwerik met haar jongen en de veldbaas’ in de vertaling van J.J.L. ten Kate, geïllustreerd door Gustav Doré en uitgegeven voor de Gebroeders Binger in Amsterdam. ‘Ik heb deze fabel gekozen omdat het verhaal en de moraal me aanspraken’.Ga naar eind8 Ze wil het ex libris als verzamelaar gebruiken om de ets van Pauwels met andere verzamelaars te ruilen. Hedwig Pauwels heeft La Fontaines fabel knap uitgebeeld en de personages via sterke houdingen en expressieve lichaamstaal getekend. Vader en zoon zijn als blikvangers donkerder en opvallend op de voorgrond geplaatst. Dit contrasteert mooi met de zachter gehouden achtergrond. De kleurschakering loopt langzaam over. De vader is de hoofdfiguur in het verhaal. Hij oogt dominant en wil niet meer wachten om te oogsten. Vader en zoon hebben zeis en wetsteen in de hand en kunnen aan het oogsten beginnen. Boven het iets lagere deel van het korenveld vliegt de leeuwerik weg met haar jongen. In het eerste deel van de fabel lezen we dat de leeuwerik te laat aan haar nest is begonnen (‘Avait laissé passer la moitié d'un printemps’) waardoor de jongen niet op tijd uitgevlogen zijn. Maar we zien rechts boven dat ze toch nog kunnen wegvliegen.
‘De oude dame en de twee dienstmeisjes’ voor W.M. Meulemans is een van de meest prikkelende La Fontaine-prenten (vijfde boek, VI). Bij het kraaien van de haan, bovenaan fraai in beeld gebracht, moeten twee dienstmeisjes opstaan. In de cirkel onder de kraaiende haan zien we wat de meisjes met het beestje hebben gedaan. Hem de nek omgedraaid (‘la gorge coupée’, schrijft La Fontaine). Pauwels heeft de aankondiger van de ochtend opgehangen, wat compositorisch een fraaier beeld geeft. De kraaiende haan liquideren helpt echter niet, want we zien hoe de oude dame - bij Pauwels ziet ze er best nog pront uit; opdrachtgever en uitvoerder mogen ook wat plezier beleven en bovendien kunnen zij het verhaal natuurlijk naar eigen goeddunken aanpassen -, met de bel in de hand, de door de graficus fraai geschapen dienstmeisjes uit hun bed rammelt. Niemand kan het lot ontlopen... | |
[pagina 267]
| |
Het ex libris voor titularis Lynn de Baets is het vijfde in de rij en is een erg korte (en niet La Fontaines beste) fabel uit het vijfde boek (XII) die alleen mensen als hoofdrolspelers heeft: twee dokters en hun patiënt, die het tijdelijke met het eeuwige heeft verwisseld. De patiënt ligt achter een scherm, het bedeinde. Een skelet verlaat het dode lichaam, nauwelijks zichtbaar. Twee dokters zijn de hoofdrolspelers, links een dominante man met strik en met een flesje, rechts een collega die een potje met pillen aanbiedt. Op de meeste andere ex libris heeft Pauwels kleurnuances aangebracht van boven naar onderen; in deze prent is er een verschil tussen links en rechts. Rechts heeft de prent meer kleur. De donkere kant, links, is de ‘kwade’ kant met dokter ‘De Slechte’, die de patiënt een middeltje uit een flesje heeft gegeven waardoor de zieke is overleden. Was hij maar bij dokter ‘De Goede’ gebleven.
Het volgende ex libris, op naam van de Vlaamse apotheker Lode Deurinck, beeldt de enige dierenfabel uit de reeks van Pauwels uit. Onderwerp is de vijfde fabel uit het zesde boek: ‘Het haantje, de kat en het muisje’. Oorspronkelijk dacht de opdrachtgever eraan de fabel van ‘De kater en de vos’ (boek 9, fabel XIV) te laten etsen. Er diende alleszins een kat in voor te komen omdat Deurincks teken in de Chinese dierenriem de kat is. De kat staat volgens de opdrachtgever voor het eigenzinnige, het geheimzinnige en het geduldige. Uiteindelijk werd in overleg met Pauwels een andere fabel gekozen. De Beverse verzamelaar ziet in het verzamelen van ex libris ‘a (little) thing of beauty is (also) a joy for ever' (naar John Keats)’. ‘De wondere wereld van zoveel mooie grafische kunst op klein formaat blijft een boeiende en nooit eindigende zoektocht naar meer.’Ga naar eind9 Hij verzamelt vooral rond de thema's katten, muziek, zijn beroep als apotheker, mythologie (Leda en de zwaan) en Adam en Eva. Als ze zo een mooi geëtste haan zien denken reynaerdofielen meteen aan Canteclaer de haan. Pauwels heeft een prachtige haan geëtst. Hij is misschien nog fraaier dan Gustaaf van de Woestijnes hanen in Streuvels Reinaert de vos, in de traditie van illustratoren als Wilhelm von Kaulbach en Gerard Gaudaen. De haan is te statig om op tafel te komen als kapoen. Is het eigenlijk wel een kapoen, want hij is echt een mannetje, oogt zelfs als een mannetjesputter? De kat is ‘de Boze’. Ze loert met moorddadige blik naar moeder en kleine muis. Titularis Lode Deurinck ziet het zo: ‘De prent toont de drie hoofdrolspelers elk in zijn favoriete pose, wachtend op wat komen gaat. Onschuldig muisje, ervaren moedermuis, de haan hoog van de toren blazend tegenover de geduldige en slinkse kat. Stille waters hebben diepe gronden. Wees steeds alert, want het | |
[pagina 268]
| |
gevaar loert om de hoek en komt onverwachts.’Ga naar eind10 De tekst bij de illustratie is afkomstig uit een editie van La Fontaine die de opdrachtgever zelf bezit, een Prisma-uitgave van Het Spectrum door Jan Prins.Ga naar eind11 Hopelijk zal het avontuur voor Lode Deurincks kat beter verlopen dan voor Tibeert, die op zoek naar muizen in de schuur van de ‘pape’ in Van den vos Reynaerde een hachelijk avontuur beleefde.
‘De vogelvanger, de havik en de leeuwerik’ (boek 6, fabel XV) is het ex libris dat de aanzet was voor de hele reeks. Zoals al vermeld speelde de naamgelijkenis een belangrijke rol. Een ex libris wordt immers vaak verbonden met de naam, de persoonlijkheid of de biografie van de opdrachtgever, die zo een uniek, op het lijf geschreven kunstwerk ontvangt. Dit ex libris staat op naam van 'T. & T. Vogelvanger, het Nederlandse echtpaar Tjalling Vogelvanger en Thea Winter. Het is een van onze lievelingsprenten van de reeks. In lichte tinten en quasi stippellijn zien we bovenaan het eerste deel van de fabel. Een boer lokt met een blinkend glas de leeuwerik in een kooi, die al klaar staat met het valluik open. Een havik, die de leeuwerik vlugger heeft gegrepen, vliegt zelf in het net. De vogelvanger zit op de prent schrijlings over de donkere uitbeelding van de gevangen havik. De boer is tweemaal afgebeeld, bovenaan kijkt hij naar de leeuwerik en houdt hij met de rechterhand een spiegel op, onderaan houdt hij de dradenconstructie vast en grijpt hij met de linkerhand naar de gevangen havik.
Muis en mens staan centraal in het zeer krachtige ex libris voor J.A. van Waterschoot, dat de zevende fabel uit het negende boek als onderwerp heeft: ‘De muis die in een meisje werd herschapen’. Uit deze lange, boeiende en inhoudelijk rijke fabel, die refereert aan de klassieke mythologie (verwijzing naar Paris, de zoon van Priamus, Helena, Boreas, de Griekse god van de noordenwind) en gebaseerd is op een van de meer dan 80 verhalen en fabels van de Indiase Panchatantra. Daarin wordt verteld hoe een brahmaan een muisje verandert in een meisje. Als dat meisje oud genoeg is, wil de brahmaan haar uithuwelijken. Gehoorzaam aan de brahmaan, wil het meisje wel huwen maar alleen met de allermachtigste. Daarbij denkt de brahmaan onmiddellijk aan de zon, maar die vindt dat de wolk, die haar kan verduisteren, machtiger is. Als de brahmaan de wolk uitnodigt verwijst die naar de wind, die de wolk kan wegblazen, als machtigste. De wind geeft graag toe dat de berg hem kan tegenhouden en dus nog machtiger is. De berg bedankt ook voor de eer, | |
[pagina 269]
| |
omdat de rat hem kan doorboren en zo dus de berg in macht overtreft. Dat komt goed uit, want het meisje ziet een huwelijk met de rat wel zitten en is graag bereid om tot rat te reïncarneren om rattenbruid te worden. Pauwels tovert een grandioze prent met een zeer knappe compositie. De Brahmaan met serene uitdrukking op zijn gezicht staat opvallend licht - in sobere lijnen geschetst - achter de donkere zwaar omlijnde tovenaar, die de muis in een meisje moet herscheppen. We zien op het linker luik de tovenaar gebogen over de rechtopstaande muis met een dwingende blik zijn toverspreuk uitspreken. Centraal over de hele lengte van de prent staat het herschapen meisje met de voeten in een bloemenveld. Bloemen op haar jurk en in de haren accentueren de schoonheid van de vijftienjarige maagd. Rechts zien we de verticale uitbeelding van het huwelijksverhaal. De berg onderaan Pauwels rechterluik houdt de wind tegen. Achter de berg zit een rat en als het meisje de rat ontdekt, heeft ze haar echtgenoot gevonden. Rechtsonder zien we ze gelukkig als rattenbruid. De moraal is meervoudig: dat iedereen best naar eigen afkomst en stand huwt, dat men steeds weerkeert ‘naar wat men was’ en dat elk wezen zijn weg gaat. Het verhaal is sterk verwant met De Japanse steenhouwer, een van de prachtige verhalen uit Multatuli's Max Havelaar.
‘De liefde en de dwaasheid’, fabel XIV uit boek twaalf, is een ex libris voor Willem van de Weerd, waarin Pauwels La Fontaine trouw volgt. Op het begeleidende mapje is de volledige tekst van de vertaling van Van den Berg afgedrukt. De ‘dwaasheid’ kijkt omhoog naar de goden die in vergadering haar hebben veroordeeld; omdat Venus' zoon Amor geen stap meer zonder stok kan zetten wordt zij onder het toeziend oog van haar rechters (de ‘hoge raad’) veroordeeld om de ‘liefde’ voortaan altijd bij te staan en te begeleiden.
Deze bijdrage gaf een korte inkijk in het creëren en verzamelen van ex libris en belicht een van Vlaanderens meest getalenteerde grafici. Opvallend bij deze reeks is dat een suggestie van één verzamelaar aanleiding gaf tot een reeks van negen prenten. De kunstenaar was hierbij (samen met T. Vogelvanger) initiatiefnemer. Er was wellicht weinig overtuigingskracht nodig om goede vrienden-verzamelaars en bewonderaars in deze erg fraai vormgegeven reeks mee te laten instappen. Mogelijkerwijs was een ander argument het feit dat het om een bekend literair thema gaat. Vele kunstliefhebbers-verzamelaars hadden in hun collectie hier of daar wel een uitgave, al dan niet geïllustreerd, | |
[pagina 270]
| |
met de fabels van La Fontaine (in de edities van Ten Kate, Prins of Van den Berg). De teksten van La Fontaine én hun iconografische vertalingen ervan blijven voor wijsheid en inspiratie zorgen. |
|