| |
| |
| |
Recensie
Het Waasland. Een waarachtige ontdekking
Marcel Ryssen
Wouter Vloebergh is oud-journalist en auteur van onder andere het mooie Waas en waarachtig (Sint Niklaas, Danthe, 1986), een historische verkenning van de streek die sinds het ontstaan van de Reynaertstudie met het verhaal wordt geassocieerd, en Relaas uit 't Land van Waas. Tijdingen van toen en vandaag (samen met zijn collega Walter Clippeleyr), een geschiedenis van de Wase pers. Deze inwijkeling kreeg van de Leuvense uitgeverij Davidsfonds de opdracht een begeleidende gids samen te stellen als leidraad voor de jaarlijkse zoektocht van het Davidsfonds in de streek van Mercator (en Reynaert) en dit vooral voor een publiek dat de regio van buitenaf bezoekt. Een vorige editie van deze tocht speelde zich meer dan twintig jaar geleden in dezelfde streek af, maar dan met de iconen Anton van Wilderode en Reynaert de vos. De vijfhonderdste verjaardag van de geboorte van Gerardus Mercator Rupelmondanus (1512-2012) is niet vreemd aan de keuze van de regio voor de zoektocht 2012. Graag wijs ik erop dat dezelfde uitgeverij in 1991 Het land van Reynaert uitbracht, een publicatie van de drie stichters van het Reynaertgenootschap, waarin Reynaert de vos helemaal centraal stond. Deze vroegere uitgave, een cultuurhistorische streekgids met de vos als rode draad, aan dezelfde normen toetsen, heeft weinig zin.
Wouter Vloeberghs Waasland ... of het Waasland, veelzijdig, enthousiast en eigenzinnig voorgesteld, heeft een dubbele filter. Enerzijds is het een boekje in opdracht, anderzijds brengt de auteur een eigen kijk op de zaken, zeker in het hoofdstukje dat over Reynaert gaat, en waarover wij het in deze korte recensie uiteraard in detail zullen hebben.
De aantrekkelijke cover met een gestileerde Mercator deed in elk geval direct veel appetijt krijgen. Het boek is niet alleen een gids, maar ook een kijkboek(je), overvloedig, prachtig en origineel geïllustreerd. En dat loont, naar mijn gevoel, ook al mis ik de olijke snuit van een vos op de cover.
Vloeberghs blik is wijd: het culinaire Waasland met de typische streekgerechten, kunst en kunstenaars (Anton van Wilderode, Dirk Bracke, de Verbeke Foundation), folklore en oude verhalen, kastelen, textielbaronnen, de
| |
| |
Boelwerf, ballonnen en turfputten in leesbare hoofdstukken die luisteren naar titels zoals De discrete charme van de Schelde en de Durme, Van het Poepke tot de Gouden Madam, Festijn van dorst en paardenworst, Van Hanewijkslag tot hechteniskamp: oorlog in Waas en Rapenfretters met blauwe buik en mosselkop.
De felle met zijn rosse baard roert reeds in het tweede hoofdstuk, Schavuit op het schavot: de Reynaert rage - De sluwe vos achterna, zijn staart. Ontegensprekelijk is deze schelm of schavuit een Waas symbool. Het wereldberoemde dierenepos Van den vos Reynaerde leverde de streek die bezocht wordt misschien wel zijn nog steeds geldende epitheton ‘soet’ (‘Ende quam in waes, int soete lant’, A 2257). Vloebergh verwijst in zijn inleiding naar dit ‘soet’ (of is het ‘zout’, vraagt hij zich af, gezien de woestheid van het landschap in Willems tijd). In dit hoofdstuk stelt hij ook de vraag: ‘Hoe werd Reynaert een rage?’ Wat mij betreft is het woord ‘rage’ niet echt goed gekozen, wat misleidend en zeker overdreven. Een ‘rage’ is immers tijdelijk en dat zou ik van het Reynaertverhaal, van het naleven (zeer intens, reeds bijna zestig jaar) of de Reynaertstudie niet durven te zeggen. Een rage wordt meestal gecreëerd door handige handelslui die in een bepaald symbool brood zien. Dat enkele handelaars een Reynaertproduct op de markt brengen is slechts een secundair gegeven, bijvoorbeeld als afgeleide van de sterke Reynaertmassaspelen, vertolkt door vele honderden inwoners van de streek. Hier is enige nuance op zijn plaats. Deze nevenverschijnselen doen niets af aan wat in het onderwijs, in de kunsten, in het cultuurtoerisme en in de wetenschap is gebeurd en dat is van een heel ander niveau.
Dat in het verleden gepassioneerde heemkundigen en leraren de Reynaertmaterie gebruikten als een middel om de geschiedenis van de streek te onderzoeken en te veel met een amateuristische bril naar de tekst keken, of de vos in hun eigen achtertuin wilden lokaliseren, zou ik niet als een rage willen kwalificeren. Gefundeerd onderzoek van onder anderen Jozef de Wilde leverde interessant historisch materiaal over Belsele, waar Reynaert en Isegrim een verbond sloten. Herman Heyse, Rik van Daele en Rudi Malfliet publiceerden boeiende bijdragen over de abdij van Boudelo (Klein-Sinaai), waar de vermoedelijke Reynaertauteur Willem van Boudelo banden mee had. Vossenjagers als pater Stracke en Herman Heyse verrichtten waardevol historisch onderzoek naar Hulsterlo, het huidige Nieuw-Namen (A 2574-2575) en Kriekeputte. Ook Absdale (A 802) kwam in het onderzoek aan bod in het gedegen navorsingwerk van Rudi Malfliet.
Het vossenhoofdstuk telt negen bladzijden. Dit is bescheiden. De foto's zijn sprekend, zoals de prachtige opname van de Belseelse Reynaertbank bij een
| |
| |
forse boom en met de deels romaanse kerk op de achtergrond. Eén zin prikkelt me: ‘De echte of veronderstelde waarheid van toen raakte helemaal ondergesneeuwd in karrenvrachten verzinsels en wishful thinking’ (p. 22). Woorden als ‘helemaal’, ‘ondergesneeuwd’ en ‘karrenvrachten’ zijn subjectief, suggererend en sfeerscheppend. Vloebergh reduceert het Reynaertverhaal tot een fantasietje van freaks en belanghebbenden. De auteur geeft de indruk de waarde en de invloed van Van den Vos Reynaerde te minimaliseren. Hij vergeet hierbij echter dat het Reynaertverhaal deel uitmaakt van een brede Europese traditie, met zelfs mondiale uitstraling. Wij verwijzen hierbij naar de Goethetraditie met vertalingen in vele Europese talen (zie de artikels over Kaulbach in dit jaarboek), naar de mondiale interesse voor Reynaert in het ex libris, naar Reinardus. Yearbook of the International Reynard Society, naar de 25 jaargangen van
Tiecelln en tot slot naar de Reynaertvertalingen in het Frans, Engels, Duits, Spaans, Russisch, Italiaans, Deens ... en zelfs in het Esperanto en Chinees. De Middelnederlandse Reynaert is een van de belangrijkste literaire werken uit de middeleeuwen (volgens Jacob Grimm zelfs het belangrijkste werk na Dantes Diving Commedia). Tal van wetenschappelijke studies boorden bijzonder diep in de Reynaertmaterie. Gezaghebbende historici en andere specialisten uit heel wat Europese landen analyseerden de meesterlijke Reynaertverhalen vers na vers. Zou Vloebergh ooit gehoord hebben van Amand Berteloot, André Bouwman, F. Buitenrust Hettema, Maurits Gysseling, Jozef Janssens, Frank Lulofs, J.W. Muller, Frits van Oostrom, Paul Wackers en anderen? Zou hij weten hoeveel proefschriften al aan deze materie zijn gewijd? Toegegeven: intussen verschenen tussen deze ernstige onderzoekingen ook wel enkele subjectieve ‘ontdekkingen’, die eerder aan de fantasie kunnen toegeschreven worden of aan ‘streekliefde’ en die een eigen bestaan begonnen te leiden. Naar mijn gevoel blijft de auteur aan deze aspecten vastzitten. Het Reynaertverhaal hoofdzakelijk herleiden tot folklore, toerisme en commercie, is zelfs in een toeristische gids te kort door de bocht.
Het Reynaerthoofdstuk is luchtig en vlot geschreven, maar de stijl valt bij mij als ‘freak’ niet altijd even goed in de smaak. Daarvoor is het perspectief te eenzijdig. Vloebergh typeert het verhaal als ‘sprankelend’ en avontuurlijk, terwijl hij de Reynaertroute van 1955 omschrijft als een ‘fabelachtig traject’. Hier en daar is meer precisie geboden. Hij omschrijft Van den vos Reynaerde als een ‘fabel’ en een ‘sage’. Jozef de Wilde en Stijn Streuvels zouden hebben gezorgd voor de heropleving van het naleven van de Reynaertbeleving (‘een nieuwe impuls’, p. 24), terwijl dit vooral Jan Frans Willems en Jef Goosenaerts waren
| |
| |
- en later ook broeder Aloïs (Pieter Jaak Vandervee). Er wordt terecht verwezen naar Het land van Reynaert (R. van Daele, M. Ryssen & H. Heyse), de Reinaertroute en Reinaertroute Zuid van Toerisme Oost-Vlaanderen / Euregio Scheldemond (m.m.v. Rik van Daele en mezelf in 1999). De Orde van de Vossenstaart - onlangs ter ziele gegaan - en ‘het unieke initiatief Tricky Reinaert en co’ van de Erfgoedcel Waasland worden wel vermeld, net als de website van het Reynaertgenootschap. Dat ook deze initiatieven in de moderne tijden al (deels) tot het verleden behoren, wijst erop dat ook in het Reynaertland de zaken met de tijd meegaan en razendsnel wijzigen. Ondertussen toont zelfs de website van het Reynaertgenootschap zelf nog lacunes en werd de mooie publicatie Reynaertland. In het spoor van de vos door het Zoete Waasland uit de handel genomen wegens wijzigingen in het landschap, in straten en paden (het lot van elke toeristische gids).
De vossenmaterie wordt in het kaderstukje Per fiets of al wandelend op pad. Over routes en netwerken erg summier behandeld. Ik zocht vergeefs naar concrete benamingen zoals de Isegrimroute (voor fietsers) of het Nobelpad (voor wandelaars). Geen spoor ookvan de zogenaamde Reynaertwijk in Belsele (waar iedere straat refereert aan een dier uit het Reynaertverhaal). In het subhoofdstukje Banken, beelden en bakkers komen de Reynaertbanken aan de beurt. De namen van de kunstenaars Albert de Smedt, Anton Damen (Rupelmonde) en Staf Pijl (Belsele) vallen, maar het gaat steeds over het topje van een (kleine) ijsberg. Geen Land van Reynaert-ambities dus. De lijst is op zich al indrukwekkend. De fraaie Stekense beeldengroep, het beeld in het provinciaal domein Puyenbroeck in Wachtebeke, de beelden uit de vroegere rozentuin Delforge in de Belseelse Reynaertwijk, de herplaatste beeldengroep nabij de Mantasite in Waasmunster, de knappe verzameling met de schijnheilige vos voor Canteclaer, Tiecelijn op de galg en Grimbeert voor het leeuwenpaar op het recreatiedomein De Ster in Sint-Niklaas, alle van Albert de Smedt, komen niet aan bod.
Eén beeld mis ik absoluut, eerder een vossen- dan een Reynaertbeeld. Een ingetogen en toch ruige en wilde combinatie van drie uit de kluiten gewassen bronzen vossen, met gedeeltelijk rode flanken. Ze kijken vrijpostig het vroegere turfgebied in, richting Meerdonk, in de buurt van Kriekeputte in Sint-Gillis-Waas. Tussen hen in, rechtopstaand, overziet een ‘gemaskerde’ man het land dat uitloopt naar straten die namen dragen die herinneren aan de vroegere turfontginning (‘Up dien moer in die wostine, A 2661): Free Foxes van Caroline Coolen uit 2009. Op een zonnige zondagnamiddag reed ik deze zomer voor de
| |
| |
zoveelste maal de Wase polders in, tussen de Grote Geule en Meerdonk, even voorbij de kreek langs de bewegwijzerde Reynaertroute (Noord), bij de groene Krekeldijk, tot aan dat wonderlijke beeld. Je kan er rusten op een bank en genieten van een van de mooiste Wase landschappen. Je kijkt naar alle einders. De rust is compleet. Dit is een van die sublieme strofen van het gedicht dat Waasland heet.
Het Reynaertbier krijgt wel even de aandacht, net als de -taart, -pralines en -bonbons en wat nog meer. De folklore en de spielereien krijgen te veel aandacht. Het slot van het hoofdstuk bevat enkele zinnen over het Reynaertgenootschap en vermeldt diverse websites voor verdere oriëntatie.
Het Reynaerthoofdstuk is niet het sterkste in dit overigens levendige en boeiende boekje over het Waasland. Reynaert is duidelijk Vloeberghs ding niet.
Intussen blijft zijn relaas over het ‘soete land’ aanbevelenswaardig. Zeker voor het grootste deel van de lezers van Tiecelijn, die niet in het Waasland wonen, maar terug te vinden zijn in alle Vlaamse provincies, en in Nederland, tot hoog in Friesland en diep in Limburg, en voor de andere Europeanen (vooral in Duitsland). Als zij naar de streek tussen Gent en Antwerpen komen, waar een verhaal van 750 jaar oud nog steeds leeft, dan is de gids van Vloebergh een mand vol heerlijke, historische, landschappelijke, economische en folkloristische informatie, afgewisseld met prachtige foto's. Zoals op de achterflap te lezen staat: een afwisseling van praktische informatie, ‘sappige anekdotes en boeiende weetjes.’ Goed voor een ontspannende lectuur op een terrasje, op een rustbank of thuis, voor of na een uitstapje. En ook voor het grote deel van de Waaslanders, die nauwelijks de eigen streek kennen, is het boekje een heerlijk hebbeding. Aanschaffen dus.
Met dank aan Rik van Daele voor de commentaar en de aanvullingen.
Wouter Vloebergh, Het Waasland. Een waarachtige ontdekking, Leuven, Davidsfonds Uitgeverij, 2012, 158 p., 17,50 EUR, ISBN 978-90-5826-878-5.
|
|