Tiecelijn. Jaarboek 4 (jaargang 24)
(2011)– [tijdschrift] Tiecelijn– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 319]
| |
RecensieReynaert in de nieuwe reeks De geschiedenis van Nederland
| |
[pagina 320]
| |
bibliografie van de gebruikte bronnen, een namenregister en plaatsenregister completeren dit lijvige boekwerk. Voetnoten zal men tevergeefs zoeken; er zijn wel eindnoten, bladeren dus. Blockmans behandelt een gebied dat in de twaalfde tot halverwege de zestiende eeuw een relevant geheel vormde. Hij probeert een antwoord te geven op de vraag waarom vanaf 1100 in diverse Nederlandse gewesten, aanvankelijk Vlaanderen, dan Brabant en in derde instantie Holland en Zeeland, een opzienbarende groei optrad en waarom deze gebieden tot de invloedrijkste behoorden in Noordwest-Europa. Zijn beschrijvingen en beschouwingen rondt hij af als de Zeventien Provinciën (1549 tot 1579), en later de Zeven Provinciën (vanaf 1588), zich gaan verzetten tegen de Spaanse overheersing, wat resulteerde in de Tachtigjarige Oorlog.Ga naar eind3 Voor de Reynaertliefhebbers is de beschrijving van de machtsverhoudingen in het graafschap Vlaanderen in de twaalfde en dertiende eeuw interessant (p. 124-133). Hier kunnen we lezen over de gebeurtenissen die uiteindelijk leidden tot het conflict tussen de Avesnes en Dampierres. Dit conflict zou volgens sommige Reynaertonderzoekers, met name Muller, Peeters en Malfliet, zijn neerslag hebben in de Reynaert.Ga naar eind4 Het is niet aan mij om de analyses van de historicus Blockmans op hun waarde te schatten - dat laat ik graag aan anderen over - maar de uiteenzettingen van Blockmans over de Reynaert zijn in dit Jaarboek natuurlijk voor ons interessant om nader te bekijken. | |
De Reynaert als bijtende kritiek op de feodale orde en antiklerikale spotVan den vos Reynaerde komt voor in deel I in hoofdstuk 5: ‘De machten van de samenleving’. In de paragraaf ‘Kritiek op de feodale samenleving’ (p. 152-161) behandelt Blockmans de Reynaert als neerslag van het emancipatieproces van de hogere burgerij. Hij maakt bij de paragraaf over de Reynaert gebruik van een beperkt aantal wetenschappelijke uitgaven en artikelen over de Reynaert.Ga naar eind5 De scherpe kritiek die in de Reynaert op de hofadel en seculiere geestelijkheid wordt geuit, past volgens Blockmans ‘goed bij het streven naar zuiverheid in de leer dat de jongere kloosterorden uitdroegen’ (p. 153). Op deze vaststelling kom ik later terug. Blockmans verwijst in de introductie naar het artikel ‘De Robotfoto van de Reynaertdichter’ van Rik van Daele, die voorzichtig de cisterciënzer lekenbroeder Willem van Boudelo als auteur van de Reynaert voorstelt.Ga naar eind6 | |
[pagina 321]
| |
Blockmans betoogt dat de Reynaert gebaseerd is op twee tradities: die van de dierenepen en die van de ridderromans. Na de gebruikelijke uitleg over de herkomst van de Reynaert, in dit geschiedenisboek begrijpelijkerwijs beknopt, behandelt hij het Reynaertverhaal en geeft steeds aan waar de adel en de seculiere geestelijkheid honend bespot worden.Ga naar eind7 De nadruk wordt gelegd op het blootleggen van de zwaktes van het feodale stelsel. Het koninklijke hof is volgens hem het voornaamste mikpunt in de satire. De zwakheden van de koning en zijn baronnen, met name vraatzucht, hebzucht en eerzucht, moeten bij het publiek overgekomen zijn als ongepast en verwerpelijk en hun argumenten naar grotere onafhankelijkheid versterkt hebben. Niet alleen worden in de satire de oude feodale machtsverhoudingen aan de kaak gesteld, maar ook de misstanden in de kerk krijgen volgens Blockmans alle aandacht. Zo behandelt hij de bekende passages over de dorpspastoor, de pastoor van Vermandois en Belijn de hofkapelaan, waarmee volgens Blockmans de ‘seksuele wellust, rijkdom, vraatzucht en eerzucht van de geestelijkheid’ worden bekritiseerd. Naast deze uitgewerkte voorbeelden noemt Blockmans de heiligschennis van de biecht, van de kruisstaf, de aflaten, de bedevaart, de offergaven, het kruisbeeld en het processievaandel. Ook de aanroeping van de duivel, het lezen van twee paternosters voor de zieke hoentjes van het nonnenklooster en het negeren van de pauselijke ban maken deel uit van deze opsomming. Dit doet hij ter ondersteuning van zijn argument dat met name de hogere burgerij en de jongere kloosterorden niet alleen kritiek hadden op de feodale machten, maar ook schoon genoeg hadden van de misstanden in de Kerk. | |
Regulieren versus seculieren?Het valt Blockmans op dat met name de seculiere geestelijkheid in de Reynaert in zijn hemd wordt gezet. De reguliere geestelijkheid blijft buiten schot (p. 157 en p. 175). In zijn inleiding introduceert Blockmans zonder nadere toelichting het begrip ‘jongere kloosterorden’. Het is niet duidelijk of hier ook de cisterciënzers mee bedoeld worden. Enige duidelijkheid verschaft hij als hij de benedictijnen tot de oude kloosterorden rekent (p. 175). De jongere orden zouden kritiek hebben op de verwording van de seculiere geestelijkheid. Deze kritiek vindt, zoals hierboven vermeld, zijn neerslag in Van den vos Reynaerde. Maar is het niet zo dat ook bepaalde regulieren, zij het subtiel, | |
[pagina 322]
| |
door Willem niet gespaard worden? Op weg naar het hof biecht Reynaert bij Grimbeert zijn zonden op. Onder de misdaden die Reynaert tegen zijn mededieren heeft begaan, is de misleiding van Isegrim. Isegrim is door Reynaert onder valse voorwendselen naar het klooster Elmare gelokt om monnik te worden.Ga naar eind8 Hoe Reynaert Isegrim zo gek kreeg om in te treden staat niet vermeld in Van den vos Reynaerde. Het betreft hier een motief dat Willem ontleend heeft aan de Roman de Renart en dat in meerdere branches en in meerdere werken voorkomt.Ga naar eind9 Als voorbeeld hier een samenvatting van een van de verhalen waarnaar verwezen wordt in Van den vos Reynaerde. In branche III is te lezen hoe Isegrim door toedoen van Reynaert wil intreden in het klooster. Isegrim sterft bijna van de honger als hij plotseling de geur van geroosterde paling gewaarwordt. De geur is afkomstig van het kasteel van Reynaert, die gestolen palingen voor zijn gezin aan het roosteren is. Isegrim smeekt om binnen te mogen komen en mee te eten, maar Reynaert zegt hem dat het niet kan, omdat hij kanunniken van de orde van Tiron te gast heeft.Ga naar eind10 Volgens de regel van Benedictus mogen zij met niet minder genoegen nemen dan zachte kazen en palingen. Reynaert krijgt de uitgehongerde wolf zover dat hij wil intreden in een klooster om op die manier zijn voortdurende honger te stillen. Dan volgt de scène van de kruipschering met kokend water. Het vastbinden van Isegrim aan het klokkentouw en het klooster Elmare komen niet voor in branche III. Het luiden van de klok en de afranseling is ontleend aan branche VIII. Hier luidt niet Isegrim, maar Reynaert de klokken.Ga naar eind11 Het motief van de intrede door de vraatzuchtige wolf in een klooster, gelokt door rijke voorraadschuren, stoelt op een traditie want ook in de Ysengrimus komt dit motief uitgebreid aan de orde.Ga naar eind12 De verhalen uit de Ysengrimus en de Roman de Renart moeten bekend zijn geweest bij het publiek. Willem maakt slechts toespelingen op het motief bekend uit de Ysengrimus en de Roman de Renart. Stelt Willem, de cisterciënzer lekenbroeder, hier na-ijverig de rijkdom van de benedictijnen aan de kaak? Blockmans haalt Van Oostrom aan, die aantoont dat Jacob van Maerlant in verschillende werken de corruptie, de ijdelheid, het materialisme en de onkunde van de geestelijkheid hekelt.Ga naar eind13 Volgens Van Oortrom is het opmerkelijk dat Jacob van Maerlant zich mild opstelt jegens de franciscanen. Blockmans vermeldt niet dat Van Maerlant ook de regulieren niet spaart. Van Maerlant veroordeelt de abdijen om hun uitpuilende voorraadschuren. De cisterciënzers bekritiseert hij om hun sluwe handelspraktijken. De benedictijnen zouden zich volgens Van Maerlant niet aan de regel van Benedictus houden. Dat Van | |
[pagina 323]
| |
Maerlant sympathiseert met de franciscanen kan volgens Van Oostrom wel eens te maken hebben met het feit dat hij van de Utrechtse minderbroeders de opdracht kreeg de vita van Franciscus van Assisi in de volkstaal te vertalen (‘wiens brood men eet, diens woord men spreekt’, HR). Waren de cisterciënzers volgens Van Maerlant niet berucht om hun sluwe handelspraktijken? Geldt deze broodafhankelijkheid ook niet voor de cisterciënzer lekenbroeder Willem van Boudelo? Zowel echter Van Daele als Malfliet maken een essentieel onderscheid tussen de cisterciënzermonniken en de conversen. Blockmans vraagt zich niet af waarom de regulieren niet negatief in de Reynaert voorkomen. Het zou te ver voeren om de onderlinge verhoudingen en na-ijver tussen de diverse kloosterorden in de dertiende eeuw in deze recensie te behandelen. | |
Tot besluitDe conclusie van Blockmans over het publiek bevestigt het betoog van Jozef Janssens dat het publiek van ridderromans, maar ook van Van den vos Reynaerde, wel eens de welgestelde Vlaamse stadselite zou kunnen zijn.Ga naar eind14 Ook Bouwman en Besamusca kwamen tot de slotsom dat het Gentse patriciaat hoogstwaarschijnlijk de beoogde doelgroep van de Reynaert was.Ga naar eind15 De gevolgtrekking van Blockmans dat alleen de seculiere geestelijkheid gehekeld wordt, is een te snelle conclusie en zou nader onderzocht moeten worden. Voor de verstokte Reynaertkenner is er niets nieuws te vinden, al zal Blockmans' conclusie dat we hier met de kritiek van een reguliere lekenbroeder op de wantoestanden in de seculiere kerk van doen hebben menige wenkbrauw doen fronsen. Dat Blockmans in deze nieuwste geschiedenis van de Nederlanden een uitgebreide paragraaf aan de Reynaert wijdt, om daarmee het emancipatieproces van de hogere burgerij in de dertiende eeuw te schetsen, is verrassend en verdient zeker onze waardering. Lezers die de Reynaert niet kennen, worden door Blockmans bij de hand genomen en zullen verbaasd zijn dat de Reynaert meer is dan een aardig kinderverhaaltje. Dit is dan ook een van de verdiensten van de bijdrage van Blockmans. Met dank aan Jan de Putter, die mij wees op deze uitgave en Rik van Daele, die waardevolle suggesties ter verbetering voorstelde. | |
[pagina 325]
| |
Wim Blockmans, Metropolen aan de Noordzee - De geschiedenis van Nederland 1100-1560, Bert Bakker, Amsterdam, 2010, 750 p., 35 euro. ISBN 978 90 351 2775 3. |
|