Tiecelijn. Jaarboek 4 (jaargang 24)
(2011)– [tijdschrift] Tiecelijn– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 143]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
ArtikelLiefdesspel in het vossenhol?
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 144]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
De vermeende interpolatieErnst Voigt, de Duitse geleerde en kenner van middeleeuws-Latijnse dierenpoëzie die in 1884 een voortreffelijke editie van de Ysengrimus bezorgde, beschouwde de passage als een interpolatie; het kon hem niet overtuigen dat de wolvin zich, na alles wat Reynaert haar en de welpen had aangedaan, met plezier door de vos liet nemen en hem even later, in aanwezigheid van haar man, weer dood wenste. Verder wijst hij erop dat de dichter zwijgt over het familieleven van de wolf en zeer terughoudend is als het gaat om ‘geslechtlichen Puncte’. ‘So kann es keinem Zweifel unterliegen,’ aldus Voigt, ‘dass wir es hier mit einem dem Zusammenhang der Erzählung wie dem Geist des Originals gleichmässig widerstrebenden Einschub zu thun haben.’ Ook wijst hij er op dat het in handschrift A en B vermelde totale aantal verzen van de tekst geen ruimte laat voor V 818.1-18.Ga naar eind4 Gérard Huet, auteur van een in 1921 gepubliceerd artikel over de ontmoeting tussen de vos en de wolvin in de Ysengrimus en in andere teksten, vermeldt dat Voigt V 818.1-18 als een interpolatie beschouwt, maar gaat zelf niet in op deze kwesties.Ga naar eind5 Jozef van Mierlo volgde in zijn vertaling (1946) de editie van Voigt en heeft zodoende de verzen V 818.1-18 achterwege gelaten. In een noot vermeldt hij wel dat er andere versies bestaan.Ga naar eind6 In de in 1955 verschenen Duitse vertaling van Albert Schönfelder, eveneens gebaseerd op de editie van Voigt, wordt met geen woord over de vermeende interpolatie gerept. Francis J. Sypher en Eleanor Sypher, de bezorgers van de eerste Engelse vertaling (1980), die evenals Van Mierlo en Schönfelder Voigts tekst vertaalden, namen de passage wel op, met daarbij de volgende toelichting: ‘This passage is lacking from MS. A, but present in MS. B, and, in slightly abbreviated form, in other MSS. as well. (...) The passage is undoubtedly authentic, but was evidently censored by a redactor in the course of transmission of the text of MS. A.’.Ga naar eind7 In de Franse vertaling van Elisabeth Charbonnier, eveneens naar Voigts editie en voor het eerst gepubliceerd in 1983, is de verkrachtingsscène wel te vinden, waarbij in een noot wordt opgemerkt dat het om een interpolatie gaat, geïnspireerd op de Roman de Renart.Ga naar eind8 Kenneth Varty vermeldt in een artikel uit 1984 over de verkrachtingsscène in de Ysengrimus en de Roman de Renart de controverse rondom V 818.1-18, zonder zelf partij te kiezen, en merkt op dat de bewuste verzen enigszins doen denken aan Latijnse pastourelles.Ga naar eind9 In een artikel dat in hetzelfde jaar verscheen, spreekt Willem Kuiper zelfs van twee interpolaties.Ga naar eind10 | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 145]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
Anders dan Voigt gaf Jill Mann in haar in 1987 verschenen editie met Engelse vertaling de passage wel een plaats in de tekst. Ze stelt dat de verzen die Voigt als een interpolatie zag waarschijnlijk door een kopiist of lezer zijn verwijderd vanwege hun seksueel getinte inhoud en dat thematische verbanden tussen deze regels en de omringende tekst erop duiden dat ze deel uitmaken van het oorspronkelijke werk.Ga naar eind11 Het enige verband waar Mann vervolgens naar verwijst, het motief gastvrijheid, bespreekt ze in de inleiding van haar editie.Ga naar eind12 Kathryn Gravdal publiceerde in 1991 een studie over verkrachting in de literatuur en het recht van middeleeuws Frankrijk. In het hoofdstuk over de lotgevallen van Hersent in de Roman de Renart wordt de Ysengrimus besproken als bron van de branches waarin de vos de wolvin verkracht. Gravdal verwijst in haar boek naar de editie van Voigt, citeert dan V 818.3-818.4 naar de editie van Mann, maar noemt V 818.1-18 een interpolatie, zonder op de argumenten van Voigt en Mann contra en pro de authenticiteit ervan in te gaan. Merkwaardig genoeg schrijft ze V 818.1-18 elders in haar boek wel weer aan de dichter van de Ysengrimus toe.Ga naar eind13 In 1993 publiceerde Ulrich Mölk een artikel over de herkomst van het verhaal van de verkrachting van de wolvin waarin hij betoogt dat het om een interpolatie gaat. Aan Voigts argumenten tegen de authenticiteit van V 818.1-18 voegt hij er nog twee toe: het aanduiden en optreden van de vos als een notoire vrouwenheld zijn in tegenspraak met zijn ‘epischen Stilisierung’, en het feit dat de in V 818.17 genoemde schriftelijke bron voor het verhaal niet strookt met de ‘epische Genese’ van het gedicht van Bruun de beer.Ga naar eind14 In mijn in 1997 gepubliceerde vertaling heb ik de editie van Mann gevolgd en zodoende V 818.1-18 in de tekst opgenomen.Ga naar eind15
Het eerste deel van Reynaert en de wolvin, het bezoek van de vos aan het wolvenhol (V 705-774), zal ik eerst kort bespreken, waarbij ik me vooral zal richten op motieven. V 775-820 en 1117-1124 (onderdeel van Isegrim in het klooster) analyseer ik meer in detail. Hiermee hoop ik meer licht te kunnen werpen op de samenhang tussen de gebeurtenissen rondom het vossenhol en de omringende tekst, met name de overige verzen van Reynaert en de wolvin twee enandere episodes: De bedevaart (IV 1-810) en De geschiedenis met de ham (I 1-528). De wijze waarop Isegrim in De bedevaart wordt afgetuigd vertoont namelijk parallellen met Reynaerts schandalige behandeling van de wolvin, terwijl in De geschiedenis met de ham, het openingsverhaal van de Ysengrimus, Isegrim wraak wil nemen op de vos voor het leed dat hem, zijn kinderen en zijn vrouw is aangedaan in De bedevaart en Reynaert en de wolvin. | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 146]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
Ik hoop zo de plaats van V 818.1-18 in de Ysengrimus te verduidelijken en nieuwe argumenten aan te dragen over de vraag of deze omstreden passage al dan niet als een interpolatie beschouwd dient te worden. De hierboven genoemde argumenten zal ik in de loop van mijn betoog becommentariëren. Daarnaast bespreek ik een aantal passages uit Ovidius' Metamorphoses die wellicht kunnen bijdragen aan de interpretatie van Reynaert en de wolvin.Ga naar eind16 | |||||||||||||||||||||||||||||||||
Voorspel in het wolvenhol (V 705-774)In het verhaal van de vos en de wolvin is Isegrim afwezig (hij heeft zich door Reynaert laten verlokken om in te treden in de Gentse Sint-Pietersabdij, waar volgens de vos overvloedig gegeten wordt). Met Reynaert en de wolvin als enige spelers op het toneel herinnert niets aan de wereld van kerk en klooster, die zo kenmerkend is voor de Ysengrimus. Wat is er nu in het wolvenhol gebeurd? Reynaert heeft tegenover de welpen de verwachting uitgesproken dat hun vader niet lang meer te leven heeft en hen vervolgens bezeikt, bescheten en bespot. Huilend roepen ze hun moeder, die naar buiten rent om de vos te pakken. Reynaert is echter al te ver weg en daarom roept ze hem toe dat hij terug moet komen om op gepaste wijze afscheid van elkaar te nemen: hij door haar te bedanken voor de genoten gastvrijheid, zij door hem bij het afscheid te kussen ten teken van haar genegenheid. Maar in de omgekeerde wereld van de Ysengrimus maskeren de woorden ‘gastvrijheid’ en ‘kus’ geweld: in de laatste episode (Isegrims dood) spreken zowel Isegrim als de zeug Salaura over kussen, terwijl ze beide van plan zijn om hun tanden in elkaar te zetten.Ga naar eind17 Dan gaat de wolvin achter de deur in een hinderlaag liggen, nadat ze eerst de welpen in veiligheid heeft gebracht. Gewiekst als Reynaert is, doorziet hij haar plan en bekogelt haar met modder en stenen. Woedend rent de wolvin achter hem aan, naar de vossenburcht niet ver daarvandaan, maar middenin de achtervolgingsscène brengt de verteller de handeling tot stilstand om het decor van de komende gebeurtenissen te schilderen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||
Landschap en vossenhol (V 775-782)Een hoge rots reikte met zijn piek naar de hemel, even ver als een kiezelsteen vliegt die met een kleine slinger wordt weggeslingerd. Aan de ene kant van de rots klonk fluisterend het zachte geklater | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 147]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
van een glinsterend beekje dat zich kronkelend tussen stenen door slingerde die het vergeefs tegenhielden. Aan de andere kant een allerlieflijkste vallei die een ware bloemenweelde tentoonspreidde; met recht noemde Lente dat zijn woning. Aan de voorzijde lag een pad zonder een enkele bocht, aan de achterzijde weerklonk een bos van talloze zingende vogels. Bovenstaande verzen vormen de uitvoerigste landschapsbeschrijving in de Ysengrimus. Reynaerts hol bevindt zich in een locus amoenus, een idyllisch landschap dat altijd meerdere van de volgende elementen omvat: één of meer bomen, een weide, een bron of beekje, bloemen, gezang van vogels en een zwoel briesje. De rots en de vallei verwijzen naar het Tempedal in het Griekse Thessalië, een rotsachtig, ruig begroeid dal aan de voet van de Olympus. Tempe is in de Latijnse poëtische traditie de generische naam geworden voor een locus amoenus, zoals hier in de Ysengrimus.Ga naar eind19 In Latijnse liefdespoëzie uit de middeleeuwen, voor een belangrijk deel afkomstig uit West- en Midden-Europa, komt daar nog de lente, hét jaargetijde voor liefdesavonturen, bij als een karakteristiek onderdeel van het idyllische landschap.Ga naar eind20 Dit soort liefdesgedichten, met een Natureingang en allerlei elementen van de locus amoenus, vinden we al ruim voor de Ysengrimus geschreven werd (omstreeks 1150). Een vroeg voorbeeld is het uit het begin van de elfde eeuw daterende Leuis exsurgit Zephirus.Ga naar eind21 Gezien de brede literaire kennis van de dichter van de Ysengrimus is het niet onwaarschijnlijk dat hij bekend was met dit soort lenteliederen.Ga naar eind22 Uiteraard kende hij de locus amoenus ook uit klassieke teksten als de Metamorphoses. Met dit topos wekt hij verwachtingen ten aanzien van het vervolg van het verhaal: een amoureuze ontmoeting. Maar dat het er niet zachtzinnig aan toe zal gaan, ligt in de omgekeerde wereld van het dierenepos al op voorhand vast. De hoofdrolspelers zijn immers beesten, de vos is een hoogst onbetrouwbaar | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 148]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
sujet en ook de wolvin heeft haar reputatie niet mee (lupa betekent zowel wolvin als hoer).Ga naar eind23 En er is nog meer loos in de ogenschijnlijk zo paradijselijke vallei... | |||||||||||||||||||||||||||||||||
Het bekoorlijke Tempedal (V 779)Het Tempedal wordt gekenschetst als blandissima, allerlieflijkst, maar voor de goede verstaander is het dat allerminst. In de omgekeerde wereld van de Ysengrimus is het meestal zo dat woorden als blandus (vleiend, bekoorlijk), pietas (naastenliefde), pax (vrede) en oscula/basia (kussen) voor het tegendeel staan: onheilspellend, vijandschap, geweld en bijten.Ga naar eind24 Enige argwaan bij blandissima Tempe is daarom niet misplaatst. In Aan het hof van de koning schermt Isegrim met het spreekwoord Scorpio blanditur uultu, pars postera pungit (‘De schorpioen heeft een vriendelijk gezicht, maar steekt met zijn achterkant’, III 595). Ook hier komt blandiri (vleien, liefkozen, verlokken, bekoren) voor in combinatie met uultus (gezicht), dat net zoals het Tempedal een bekoorlijke aanblik biedt. In De vos en de haan wordt er eveneens een verband gelegd tussen blandus en uultus, wanneer de haan Sprotien de vos wijsmaakt dat er honden in aantocht zijn. Volgens de haan zien ze er vriendelijk uit: uultus ut insontes notat, ut promucida blandos! (‘Hun gezicht toont hoe onschuldig ze zijn, hun snuit toont hun vriendelijkheid’, V 203). In Isegrim en Jozef geeft Reynaert zijn oom instructies hoe hij de ram Jozef het best kan benaderen: patrue, pope minas et preblandire parumper; / quis simulat pacem, certius ense ferit (‘oom, laat dreigementen achterwege en vlei hem eerst een beetje, want wie doet alsof hij vrede wil, is trefzekerder met het zwaard’, VI 53-54). Hier wordt vleien in één adem genoemd met huichelen. In IV 483 staat blandiri voor dreigen (blandiri desine, frater!, ‘hou toch op met die vleierij, broeder!’). In Isegrim in het klooster stelt de verteller zijn publiek de levenswandel van abt Walter van Egmond als voorbeeld: non curare minas blanditiisue capi (‘Je niets aantrekken van dreigementen en je niet laten inpakken door vleierij’, V 490. Ik heb het werkwoord capere in deze context als ‘laten inpakken’ vertaald, maar het betekent in de eerste plaats ‘gevangen nemen’). Ook hier gaat het weer om schone schijn. Het laatste voorbeeld komt uit De bedevaart: sepius extorres prouincia blanda fefellit, / dum uetuit fallax ante timere quies (‘Een vriendelijke landstreek heeft ballingen maar al te vaak misleid wanneer bedrieglijke rust hen op voorhand deed vergeten om op hun hoede te zijn’, IV 111-112). Een | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 149]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
waarschuwing voor wie zich op onbekend terrein bevindt om zich niet te laten misleiden door de lieflijke aanblik ervan - een les die de wolvin ter harte zou moeten nemen. Overigens komt blandus ook twee keer in een neutrale context voor (V 430; VI 371), maar in de meeste gevallen gaat vleierij samen met bedrog. De bekoorlijke aanblik van het Tempedal is dus slechts (schone) schijn, en het is al niet anders met de omschrijving van dit dal als hospitium (gasthuis, V 780) van de lente. Het idyllische landschap lijkt uit te nodigen tot flirten en vrijen, het lentevermaak bij uitstek in middeleeuwse liefdespoëzie, maar gezien de inbreuk op de huiselijke vrede die de vos zojuist als ongenode gast in het wolvenhol maakte, kan er geen sprake meer zijn van een liefdevol samenzijn. Daarnaast hebben, zoals gezegd, woorden als hospitium, hospitus (gastvrij) en hospes (gast) in de Ysengrimus vrijwel altijd connotaties als vijandschap, agressie en geweld. Gast en gastheer/gastvrouw blijken telkens weer elkaars vijand (hostis) te zijn. Het motief van de ambivalente verhouding tussen gast en gastheer/gastvrouw kwamen we reeds tegen in het wolvenhol, waar de wolvin de vos naar zich toe probeerde te lokken met een beroep op de etiquette rondom gastvrijheid. Later, wanneer de vos de wolvin bespringt, keert het motief terug en het speelt ook een belangrijke rol in twee nauw met deze episode verbonden episodes, De bedevaart en De geschiedenis met de ham. In De bedevaart wordt Isegrim door andere dieren mishandeld in een hospitium,Ga naar eind25 en in De geschiedenis met de ham nodigt de wolf de vos uit om zijn hospitium, waar hij zijn muil mee bedoelt, te betreden.Ga naar eind26 De eerste keer dat hij dat doet is meteen nadat hij in I 51-52 Reynaerts schanddaden heeft genoemd, waarmee hij doelt op zijn eigen leed in De bedevaart en dat van zijn kinderen en vrouw in Reynaert en de wolvin. Bij het bespreken van V 818.1-18 zal ik terugkomen op het motief gastvrijheid. Er dreigt dus geweld in het Tempedal, meer specifiek: seksueel geweld, als we de scène voor het vossenhol lezen tegen de achtergrond van Ovidius' Metamorphoses. In deze tekst, die de dichter van de Ysengrimus goed kende,Ga naar eind27 is dit dal - in het eerste verhaal waarin het Tempedal in beeld komt - de plaats waar Jupiter het meisje Io verkracht (M I 569). Deze gebeurtenis volgt onmiddellijk op het verhaal waarin Apollo de nimf Daphne probeert te overweldigen. In beide gevallen heeft Ovidius doelbewust een contrast aangebracht tussen de idyllische omgeving en de gewelddaden die daar plaatsvinden.Ga naar eind28 En wanneer we het verhaal van de schaking van Proserpina opslaan, lezen we dat het arme kind bloemen plukt op een prachtige plek waar eeuwige lente heerst (M V 385-394); vervolgens wordt ze daar binnen één versregel gezien, begeerd en mee- | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 150]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
gesleurd door de onderwereldgod (M V 395). Zo snel gaat het met de ‘liefde’ (amor, M V 396).Ga naar eind29 We kunnen er slechts naar gissen of de dichter van de Ysengrimus verwachtte dat zijn publiek bekend was met deze connotaties of dat Tempe, zoals Mann in een noot schrijft, enkel voor vallei staat.Ga naar eind30 Dat een locus amoenus als Tempe wordt aangeduid, is niet opmerkelijk, en misschien heeft Mann wel gelijk, maar een kenner van de Metamorphoses, zoals ook de Gentse dichter was, zal op de hoogte zijn geweest van wat Io daar is overkomen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||
De rots en de slinger (V 775-776)De rots die boven de locus amoenus uittorent mag dan geen opzienbarend element zijn in de context van een aan de klassieke traditie schatplichtige, poëtische beschrijving van het Tempedal, in de omgeving van Gent, waar de avonturen van wolf en vos zich afspelen, is het wel een opvallende verschijning.Ga naar eind31 De rots is vanuit literaire conventies dus nog wel te verklaren, maar hoe zit het met de vergelijking met de slinger? Ook in dit geval biedt het werk van Ovidius aanknopingspunten, want daarin komt twee keer zo'n vergelijking voor om een afstand mee aan te duiden.Ga naar eind32 Met name het verhaal van de Griekse held Perseus en de Ethiopische prinses Andromeda in de Metamorphoses vertoont interessante parallellen. Vliegend boven Afrika ziet Perseus een meisje dat is vastgeketend aan een rots; Andromeda is ertoe veroordeeld om door een zeemonster te worden verslonden. Perseus laat haar ouders beloven dat zij zijn bruid wordt als hij haar redt. Dan duikt het monster op uit zee ‘en naderde de rots op slingerafstand, dus zover als / een Baleaar zijn loden kogel door het luchtruim slingert’ (tantum aberat scopulis quantum Balearica torto / fundo potent plumbo medii transmittere caeli, M IV 709-710).Ga naar eind33 Hier hebben we quantum (even ver), funda (een slinger) en scopulis (rotsen), in een passage met een mannelijke en een vrouwelijke hoofdrolspeler. En er zijn nog meer parallellen. Een damsel in distress is vastgeketend (uincto, M IV 694) aan een rots, zoals de wolvin vast komt te zitten (uincta, V 1120) in Reynaerts hol aan de voet van een rots, zoals we verderop zullen zien. Verder wordt Perseus aangeduid als hospes (gast, M IV 695, 793), en zoals gezegd is gastvrijheid een belangrijk motief in de Ysengrimus. Het komt voor in het relaas van Reynaerts bezoek aan het wolvenhol, en in de verkrachtingsscène presenteert | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 151]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
de vos zichzelf als goede gastheer (V 818.10; zie hieronder), maar ook, en heel nadrukkelijk, in de eerste episode, De geschiedenis van de ham, het verhaal dat chronologisch op de verkrachting volgt. Daar gebiedt de wolf Reynaert om zijn gastvrije maag in te gaan en probeert zo de vos zijn streken betaald te zetten.Ga naar eind34 Met sarcastische opmerkingen over gastvrijheid verwijst Isegrim naar zijn lotgevallen in het hospitium in De bedevaart, maar ook naar de scène met de wolvin, die een duidelijke parallel vormt met Isegrims mishandeling door de bedevaartgangers. Naast overeenkomsten zijn er ook verschillen: in de Ysengrimus zijn de hoofdrolspelers dieren, in de Metamorphoses mensen. Andromeda, een uirgo (maagd, meisje) wordt gered door de held die later met haar zal trouwen, terwijl in de Ysengrimus een geslepen leugenaar de vrouw van zijn zogenaamde oom in de val lokt en verkracht (ervan uitgaande dat de verkrachtingsscène authentiek is). Bovendien is die getrouwde vrouw ook nog eens een lupa. Nog een verschil is dat er in de Ysengrimus twee personages in het spel zijn, terwijl er in het Perseusverhaal nog een zeemonster bijkomt.Ga naar eind35 Wellicht zijn de parallellen met de Perseuspassage te ver gezocht; wie zoekt zal immers altijd wel iets vinden. Maar de combinatie van de slingervergelijking en in de Ysengrimus belangrijke motieven als de gast en vastzitten (van een vrouw aan de voet van een rots) is op z'n minst opmerkelijk. | |||||||||||||||||||||||||||||||||
Reynaerts burcht (V 783-792)De burcht was via twee ingangen toegankelijk, maar wat groter was dan een drachtige vos kon er niet naar binnen. Had men de drempel genomen, dan leidde een vlak pad de voeten eerst ongehinderd zeven el verder. Voor wie nog verder naar binnen wilde gaan bood aan beide zijden een wenteltrap van dertig treden toegang. Middenin de burcht lag de woonkamer, die even groot was als een oven en nog ronder dan een eierschaal. Binnen geurden welriekende kruiden met diverse aroma's en matten van ineengevlochten bladeren vormden een bed. | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 152]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
ulteriusque utrobique adytum nitentibus intro De beschrijving van het landschap rondom het vossenhol is opgebouwd volgens het schema: boven, links en rechts (of andersom), voor en achter, onder (het hol). De vossenburcht wordt beschreven van buiten naar binnen, in bewoordingen die het beeld van een kasteel in de mensenwereld oproepen: drempel, gang/pad, wenteltrap, burcht, een woonkamer en een bed. Streefde de dichter van de Ysengrimus een komisch effect na door de vossenburcht te modelleren naar een ridderkasteel? Of wilde hij het hol enkel aanschouwelijk maken door bouwkundige termen aan de mensenwereld te ontlenen? Hoe dit ook zij, antropomorfe vossenburchten zijn een vast onderdeel geworden van de Reynaertwereld, zoals te zien is in de Roman de Renart en van den vos Reynaerde.Ga naar eind36 | |||||||||||||||||||||||||||||||||
Vastgelopen (V 793-800)Met hoge snelheid stoven achtervolgde en achtervolger daarheen. Hij vloog lichtvoetig door de deur van het hol, zij zat hem op de hielen, dook halsoverkop het veel te nauwe gat in, bleef vastzitten en kon niet meer voor- of achteruit. Net zomin als ze terugkon naar het brede gedeelte kon ze verder door het nauwe gedeelte. Zo houdt een dichtgeslagen deur een gevangen hond klemvast en zo blijft een wig zitten die de stam nog niet helemaal heeft gespleten omdat de hamer niet meer meewerkt. | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 153]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
De jager en de opgejaagde (fugiensque fugansque, V 793) stormen op de vossenburcht af; Reynaert springt naar binnen, maar de wolvin blijft vastzitten (hesit, V 795) en kan niet meer voor- of achteruit.Ga naar eind37 Zo eindigt de achtervolging ermee dat de rollen worden omgedraaid, een belangrijk motief in de Ysengrimus. Het komt ook voor als de overwonnen winnaar, de bedrogen bedrieger, de gevangen vanger en hier dus de jager die in de val loopt en dan weerloos is overgeleverd aan zijn beoogde prooi.Ga naar eind38 In De geschiedenis met de ham wordt het nadrukkelijk vermeld wanneer Reynaert opduikt achter de rug van een boer die hem te pakken probeerde te krijgen: ‘De rollen waren omgedraaid: degene die vluchtte achtervolgde nu en degene die achtervolgde was nu degene die vluchtte’ (Transposuere uices: qui fugerat, ille sequentis, / quique sequens fuerat, par fugientis habet, I 287-288). Ook in de Metamorphoses komt het motief van de rolomkering van jager en prooi voor in de verhalen over Actaeon (M III 228) en Callisto (M II 491).Ga naar eind39 Het motief van de jacht - zonder rolomkering - is door Ovidius meer dan eens verwerkt in verhalen over meisjes die als loslopend wild ten prooi vallen aan de lusten van allerlei Olympische goden. In deze ‘jachtscènes’, waarin de jacht een metafoor is voor seksueel geweld, zijn vergelijkingen over dieren verwerkt. Een voorbeeld is het verhaal (onmiddellijk voor het verhaal van Io in het Tempedal) van Daphne, een nimf die op de vlucht slaat voor haar belager Apollo (M I 452-567). Deze liefdesjacht wordt twee keer opgeluisterd met een aan de dierenwereld ontleende vergelijking, de eerste wanneer Apollo achter Daphne aan rent en haar toeroept: Daphne, mijn nimf, ik smeek je, blijf! Ik volg je niet vijandig!
Je vlucht, mijn nimf, zoals een lam een wolf ontvlucht, een hert
een leeuw, of duiven voor een adelaar onrustig wieken,
dieren die voor een vijand vrezen; maar ik jaag uit liefde [...]
nympha, pretor, Penei, mane! non insequor hostis;
nympha, mane! sic agna lupum, sic cerua leonem,
sic aquilam penna fugiunt trepidante columbae,
hostes quaeque suos; amor est mihi causa sequendi. (M I 504-507)
De tweede vergelijking volgt even later: ...en de jonge god verliest zich
niet langer meer in vruchteloze liefdespraat, maar volgt
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 154]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
nu met versnelde pas, zoals zijn liefde zelf al ingaf.
Wanneer een windhond in een open veld een haas ontwaart,
schieten ze beide weg, belust op buit, belust op leven;
de hond, zo lijkt het, heeft de ander bijna in zijn greep,
met zijn vooruitgestoken snuit raakt hij de achterpoten,
terwijl de haas, onzeker over eigen lot, nog net
de beet ontspringt en aan die hete bek weet te ontsnappen.
Zo renden ook de god - uit liefde - en de nimf - uit angst.
Toch is haar achtervolger met zijn vleugels van verliefdheid...
...sed enim non sustinet ultra
perdere blanditias iuuenis deus, utque mouebat
ipse Amor, admisso sequitur uestigia passu.
ut canis in uacuo leporem cum Gallicus aruo
vidit, et hic praedam pedibus petit, ille salutem,
alter inhaesuro similis iam iamque tenere
sperat et extenso stringit uestigia rostro,
alter in ambiguo est an sit comprensus et ipsis
morsibus eripitur tangentiaque ora relinquit;
sic deus et uirgo est, hic spe celer, illa timore.
Qui tamen insequitur, pennis adiutus Amoris... (M I 530-540)Ga naar eind40
Volgens Ovidius wordt Apollo gedreven door liefde (Amor, M I 532, 540), zoals ook de vos van liefde spreekt wanneer hij de wolvin neemt (V 818.5). Voor de slachtoffers van dit soort ‘liefde’ zijn dit wel erg wrange woorden. Terug naar de Ysengrimus. De verteller eindigt zijn beschrijving van het klemzitten van de wolvin met een dubbele vergelijking (V 798-800). De combinatie van de dichtgeslagen deur en de vastgeklemde hond verwijst onmiskenbaar naar een passage in De bedevaart, de episode voor Isegrims verblijf in het klooster, waarin de ontmoeting tussen Reynaert en de wolvin is ingebed. De wolf, die als ongenode gast in het pelgrimsverblijf is opgedoken, probeert het huis te verlaten, maar de andere dieren hebben een val voor hem gezet: ‘Met een snelle sprong vloog Isegrim over de drempel en kwam er tot halverwege zijn heupen veilig langs’ (Ille supersiliens ueloci limina saltu / transierat medium tutus adusque femur, IV 501-502). Dan slaat de ezel Carcofas de deur dicht: De abt (i.e. Isegrim) zat gevangen als een hond in een aangetrokken strik of als een vogel die in een kleverig net hangt. Hij kon voor- noch achteruit en bleef voor en achter onbeweeglijk vastzitten. Tussen | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 155]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
blokken marmer geklemd zou hij meer bewegingsvrijheid hebben gehad. De vergelijkingen in IV 507 en V 798, waarin de wolf en de wolvin met een hond worden vergeleken, verwijzen naar elkaar, een verband dat door verbale echo's wordt benadrukt. Hetzelfde geldt voor de val en het niet meer voor- of achteruit kunnen bewegen (IV 509, V 796-797).Ga naar eind41 De tweede vergelijking, in IV 508, herinnert aan een passage in het elfde boek van Ovidius' Metamorphoses:Ga naar eind42 Zoals een vogel met zijn poot verstrikt raakt in een listig
verborgen jagersnet en zich opeens gevangen voelt
en klapwiekt in paniek - het rukken trekt de knoop nog strakker -
zo staat daar elke vrouw hecht vastgeketend aan de grond,
verschrikt, vergeefs proberend los te komen...
utque suum laqueis, quos callidus abdidit auceps,
crus ubi commisit uolucris sensitque teneri,
plangitur ac trepidans astringit uincula motu,
sic, ut quaeque solo defixa cohaeserat harum,
exsternata fugam frustra temptabat... (M XI 73-77)
Deze vergelijking vertoont een aantal raakpunten met de situatie waarin de wolvin verkeert: het motief vastzitten (teneri, astringit, defixa, cohaeserat) en de vlucht (fugam) komen we ook tegen in Y V 793-800 en elders in Reynaert en de wolvin.Ga naar eind43 Als we de in het hol vastgeklemde wolvin op een lijn stellen met de vrouwen die aan de grond vastzitten, dan is Reynaert de callidus auceps (letterlijk: listige vogelvanger). Gerard de gans en Sprotien de haan kunnen daarover meepraten (De vos en de haan, IV 811-884), evenals de haan van pastoor Bovo in Isegrim visser (I 737-738). Het epitheton callidus, in Reynaert en de wolvin nog niet eerder genoemd, is in de Ysengrimus vooral van toepassing op de vos.Ga naar eind44 En als er iemand zijn vijanden in de val (laqueis, M XI 73; laqueum, Y V 811) lokt, dan is het wel Reynaert.Ga naar eind45 | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 156]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
Het motief vastzitten heeft onveranderlijk met geweld te maken, geweld waar Isegrim (en zijn vrouw in Reynaert en de wolvin) het slachtoffer van wordt. In Isegrim visser komt de wolf tijdens het vissen met zijn staart in het ijs vast te zitten en weet pas na een vreselijk pak slaag te ontsnappen wanneer de oude Aldrada met een bijl zijn staart afhakt. In De bedevaart wordt Isegrim in een deuropening vastgeklemd en dan zwaar mishandeld. In de voorlaatste episode, Isegrims eed, trapt Isegrim in een wolfsklem, waar hij zich alleen uit kan bevrijden door zijn poot af te bijten. Terug naar het verblijf van de bedevaartgangers. Na enig heen en weergepraat rammen de dieren de wolf in elkaar: De haan belaagde zijn rug, de vos zijn mannelijkheid, de gans zijn staart; de een pikte, de ander beet, de derde trapte hem vol woede. [...] Zoals onder hamerslagen een tang het ijzer in haar greep houdt, zo plette en walste de juichende gans zijn staart. Zoals een goed gehanteerde handzame bijl planken houwt, zo rukte de haan hem zijn haren met vlees en al tot op het bot uit. Toch kon hij die geweldige woedeaanvallen niet voelen, zo woest ging Reynaerts razernij tekeer. Ook deze scène wordt geïllustreerd met vergelijkingen uit de sfeer van ambacht en huishouden. De bijl die planken houwt herinnert aan de vergelijking over de wig, wanneer verteld wordt dat de wolvin vast is komen te zitten in het vossenhol (V 799-800). De hierboven besproken passages (de wolvin klemvast in het vossenhol, de wolf klemvast in het pelgrimsonderkomen in het bos) vertonen een aantal overeenkomsten: de motieven klem zitten en gastvrijheid, de oppositie binnen-buiten (rondom de deur/ingang) en het gebruik van vergelijkingen. Een opvallend verschil is dat de wolf in De bedevaart klem komt te zitten wanneer hij naar | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 157]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
buiten springt om aan zijn belagers te ontkomen, terwijl de wolvin vast komt te zitten wanneer ze als belager van de vos naar binnen springt. In De bedevaart treft Reynaert Isegrim in zijn mannelijkheid door hem in zijn edele delen te bijten; hij krijgt letterlijk op zijn kloten van de vos.Ga naar eind46 Als nu deze scène in De bedevaart bedoeld is als parallel met de scène bij het vossenhol, dan ligt het in de lijn der verwachting dat de vrouw van de wolf in Reynaerts hol een vergelijkbaar lot te wachten staat en door de vos onder handen zal worden genomen... | |||||||||||||||||||||||||||||||||
Spreuken: de wijze en de dwaas (V 801-812)In de hoop op een bescheiden winst stort men zich in de grootste verliezen wanneer men zonder listige voorzorgsmaatregelen onzinnige verlangens overijld wil verwezenlijken. Wanneer een dwaas zijn vijand op goed geluk aanvalt, levert hij zich aan zijn vijand over. Wat je ook begeert, probeer het niet ten koste van alles te krijgen. Je kunt beter verliezen wat je najaagt dan jezelf en wat je hebt verworven. Wat er ook op het spel staat, het is goed om je hoofd erbij te houden. Wat een dwaas met veel moeite heeft bemachtigd laat hij glippen, terwijl een wijs man hetzelfde zonder enige moeite verkrijgt. Een dwaas en een slimmerik zijn niet aan elkaar gewaagd, want een slimme rakker brengt een onnozele hals in de grootste ellende. Wanneer een dwaas door een slimmerik wordt meegelokt en in de val loopt, zijn de kansen niet gelijk tussen de spelers verdeeld. | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 158]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
Voor we te weten komen wat Reynaert van plan is, vertraagt de verteller na de uitgebreide beschrijving van het landschap en het vossenhol nogmaals de handeling door een reeks sententiae in te voegen. Deze spreuken, thematisch verwant met sententiae in andere episodes waarin de wolf wordt afgetuigd, hebben betrekking op de oppositie wijs-dwaas (sapiens-stultus), een belangrijk motief in de Ysengrimus.Ga naar eind47 Zoals - vrijwel - altijd is Reynaert de wijze, terwijl de wolvin hier de dwaas is, een rol die haar echtgenoot telkens weer met verve speelt. Overigens betekent sapiens in de Ysengrimus niet wijs in de zin van verstandig, weloverwogen, behept met inzicht, maar eerder slim, handig, streetwise: het vermogen om je eigen belangen veilig te stellen, terwijl iedereen die zich door een ander de kersen van zijn taart laat eten stultus is.Ga naar eind48 Stultus (V 803, 807, 809, 811), incautus (onoplettend, onachtzaam, V 810) en temere (blindelings, V 803) karakteriseren het gedrag van de dwaas in de sententiae en beschrijven het gedrag van de wolvin in deze episode, in alle episodes waarin Isegrim de verliezer is, het optreden van de wolf. Ik geef hieronder enkele voorbeelden om te laten zien hoezeer de sententiae in V 801-812 verbonden zijn met andere episodes. Dat we de dwaas gelijk mogen stellen met Isegrim blijkt o.a. uit stultum senem in III 204 (de dwaze oude, d.w.z. de wolf) en Quid stulto concepta semel prudentia confert? / Post sapere exiguum stultior usque manet (‘Wat heeft een dwaas aan één helder moment? Na een moment van bezinning blijft hij alleen nog maar dommer’, IV 669-670). In beide gevallen gaat het om vertellerscommentaar. Dat Reynaert de vos sapiens is, zien we onder meer in het begin van de hofdagepisode, wanneer Gutero de haas Reynaert komt melden dat hij aan het hof ontboden wordt om daar een verklaring te geven voor zijn afwezigheid. Hij antwoordt de haas dan: ‘Waar een sukkel het leven laat, gaat een wijs man vrijuit’ (It sapiens liber, quo perit artis inops, III 302). Artis inops, hier vertaald als sukkel, betekent letterlijk arm aan list. De wijze is dus rijk aan list, en dat geldt bij uitstek voor Reynaert. De wijze krijgt zonder veel moeite te pakken wat hij begeert (V 808), de dwaas verliest alleen maar (V 803-805, 807-808). Iets dergelijks lezen we ook in VI 297, waar de vos tegen de wolf zegt: ‘Wie in zijn domheid andermans bezit begeert, verliest zijn eigen bezit, zichzelf en dat wat hij begeert’ (Stulte aliena petens sua seque petitaque perdit). Dit herinnert sterk aan Que queris, potius quam te quesitaque perdas in V 805 en Preteriit stultus magno quesita labore in V 807. V 803 is thematisch verwant aan sententiae elders in de tekst waarin de oppositie wijs-dwaas gecombineerd wordt met gevaar: ‘De dwaas, die bang is als | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 159]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
hij veilig is, voelt zich veilig wanneer hij bang moet zijn, maar de wijze schat beide situaties juist in’ (Stultus tuta timens fit tutus, quando timendus est, / at sapiens trutina pendit utrumque sua, IV 853-854) en ‘Vaak verdraagt een wijs man kwaad om erger te ontlopen terwijl dwazen denkbeeldig kwaad vrezen, maar zich blindelings storten in iets waarvoor ze echt bang zouden moeten zijn’ (Sepe malum sapiens fert pro peiore fugando; / stulti uana timent inque timenda ruunt, VI 143-144). Vers V 803 (Dum stultus temere petit hostem, traditur hosti) verwijst naar V 795 (temere illa sequens): gedreven door woede loopt de wolvin blindelings (temere; cf. I 683) in de val die haar vijand Reynaert heeft gezet. De waarschuwing om niet overhaast te werk te gaan (V 801-803), komt o.a. terug in VI 187-188 en in VII 542.Ga naar eind49 Wie onbezonnen handelt, weet geen maat te houden en verliest zichzelf, wat hij wil en wat hij heeft. Thematisch verwante sententiae komen we tegen in Isegrim visser, waar Reynaert Isegrim goede raad geeft, in woorden die druipen van de ironie, en hem maant om maat (cf. V 801, 804) te houden: Wie zichzelf en zijn winst verliest, is onbesuisd te werk gegaan. Soms ligt verlies vlak naast winst verborgen. Om niet al vangend gevangen te worden, moet je bij het vangen maathouden. Maathouden is de gever en bewaker van deugden. Maar Isegrims visavontuur eindigt met een vreselijk pak slaag en het verlies van zijn staart; hij laat zich in het hier en nu door zijn begeerten meeslepen en denkt niet zoals Reynaert aan de langere termijn. Daarom verliest de wolf keer op keer, zoals geïllustreerd in de sententiae in V 801-12 en de hierboven geciteerde passage uit Isegrim visser rondom de oppositie winst-verlies.Ga naar eind51 Incautus (V 810), geassocieerd met Reynaerts tegenspelers, staat tegenover dolosus (V 809, 811) en subdolus (V 810), kenmerkend voor de vos. De verzen waarin incautus voorkomt spreken boekdelen. In De geschiedenis met de ham geeft de verteller ondubbelzinnig aan hoe de verhoudingen tussen Reynaert en Isegrim liggen: incautus senior uersutum circinat hostem (‘...liep de onvoorzichtige oude (i.e. Isegrim, MN) om zijn doortrapte vijand heen’, I 75). In de hofdagepisode komen we dezelfde oppositie weer tegen, nu verwoord door | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 160]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
Isegrim: decipis incautum, uulpecula perfida, regem (‘doortrapte vos, je misleidt de argeloze koning’, III 767). In drie sententiae wordt ducere (leiden, brengen) geassocieerd met list (astu preduce, V 802; subdolus ducit, V 810; ducente doloso, V 811). In de beide laatste spreuken is daarbij ook nog eens sprake van een dwaas of argeloos slachtoffer dat in ellende geraakt of in de val loopt (incautum ... in omne malum, V 810; cadit in laqueum stultus, V 811). Als er iemand in de Ysengrimus een meestermisleider is, dan wel Reynaert; de vos leidt de wolf bij herhaling naar een val.Ga naar eind52 Zo gaat het in Isegrim visser en in Isegrims eed, episodes waarin Reynaert Isegrim in de val lokt; de vos loopt voorop, leidt, terwijl de wolf hem volgt.Ga naar eind53 In Reynaert en de wolvin gaat het al niet anders. In een artikel uit 1984 over de verkrachting van de wolvin in de Ysengrimus, Roman de Renart en Reinhart Fuchs merkt Varty op dat de vos doelbewust naar Isegrims hol ging om de wolf te onteren door een schandelijke aanval op zijn jongen, maar dat de verkrachting van de wolvin eerder toeval was, dat de vos van de onverwachte gelegenheid gebruik maakte en zijn kans greep toen de wolvin vast zat in de ingang van zijn hol.Ga naar eind54 Ik denk dat Varty hier Reynaerts doortraptheid onderschat. De verteller laat er immers in V 810-811 geen twijfel over bestaan dat de vos de wolvin doelbewust meelokt en in de val - zijn eigen hol - laat lopen. De dwaas (stultus, V 803, 807, 809, 811), in deze scène de wolvin maar elders de wolf, trapt in de val (laqueum, V 811) waar de bedrieger (dolosus, 809, 811; subdolus, V 810) haar naartoe leidt (ducit, V 810; ducente, V 811). Reynaert was het al die tijd al van plan. Hij wist hoe hij haar uit haar hol naar buiten kon lokken: iratam cupiens elicere artem lupam (‘omdat hij de boze wolvin met een list mee wilde lokken’, V 760),Ga naar eind55 zoals hij ook al had voorzien dat ze hem achter de deur stond op te wachten (V 763-768) en dat ze klem zou komen te zitten in de ingang van het hol (‘wat groter was dan een drachtige vos kon er niet naar binnen’, V 784). De wolvin (stultus, incautus) is niet tegen Reynaert (dolosus, subdolus) opgewassen, de kansen in hun spel zijn niet eerlijk verdeeld (ludus inequalis luditur inter cos, V 812). Door deze reeks sententiae na V 800 in te voegen, legt de verteller dus allerlei thematische verbanden met andere passages van Reynaert en de wolvin en met andere episodes waarin Isegrim in de val wordt gelokt. Zo wordt benadrukt dat Reynaert de wolvin opzettelijk meelokt en wordt de spanning opgevoerd: wat is de vos met de wolvin van plan? | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 161]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
De ontknoping zonder V 818.1-18 (V 813-820)Hieronder geef ik de tekst van V 813-820 volgens A, het (enige) handschrift van de Ysengrimus waarin V 818.1-18 ontbreekt, om te laten zien hoe het verhaal zonder deze verzen eindigt. Toen Reynaert zag dat de vastgeklemde wolvin zich met geen mogelijkheid kon bevrijden, sprong hij door de andere ingang naar buiten. Met weinig medelijden voor de uiterst benarde positie waarin ze verkeerde slingerde hij het arme schepsel smadelijke beledigingen naar het hoofd, sprong om haar heen en uitte zijn vreugde met gebaren zodat het verdriet van de vastzittende wolvin nog groter werd. Zo speelde Reynaert het liefdesspel en toonde zijn vreugde, maar de arme monnik speelde een spel met een droevige afloop. Nu zijn de rollen omgedraaid: de jager zit in de val en de beoogde prooi heeft zijn vijand in zijn macht. Een vast onderdeel van de liststructuur in de Ysengrimus is dat Reynaert zijn slachtoffers de les leest dan wel bespot wanneer ze in zijn val zijn gelopen, zoals ook hier gebeurt: de vos springt om de wolvin heen en slingert haar beledigingen in het gelaat. We krijgen echter niet te horen welke ludicra probra (V 816) de vos haar toevoegt. De enige keer dat ludicra elders voorkomt, aan het eind van de kloosterepisode (V 1086), kondigt de verteller met dit woord de bespotting aan die onmiddellijk daarna volgt, in de directe rede, en dit alles in een scène waarin de wolf een vreselijk pak slaag krijgt. Vergeleken met V 1086 e.v. mist V 816-820 zonder V 818.1-18 de inhoud van deze ludicra; met V 818.1-18 (met name V 818.3-10) krijgen we wel te horen wat Reynaert tegen de wolvin zegt. Als V 818.1-18 dus een interpolatie is, valt de afloop van Reynaert en de wolvin uit de toon, vergeleken met de andere vossenlisten. In vrijwel alle episodes | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 162]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
waarin Reynaert Isegrim een loer draait, of waarin de wolf door andere dieren of mensen wordt mishandeld, wordt in de directe rede de spot met hem gedreven.Ga naar eind56 Ook in de twee episodes waarin Reynaert door andere dieren wordt afgetroefd, eindigt het verhaal met spot in de directe rede.Ga naar eind57 Zonder V 818.1-18 klopt de ontknoping dus niet. Mét deze verzen, waarin spot in de directe rede is verwerkt, stemt de afloop van Reynaert en de wolvin wel overeen met de liststructuur in de andere episodes. Dit pleit voor de authenticiteit van de verkrachtingsscène, vooropgesteld dat de streek die de vos met de wolvin uithaalt binnen het kader van de structuur van de list geen uitzondering op de regel vormt. Sic lusit (‘Zo schertste hij’) in V 819 is beter op zijn plaats na V 818.1-18, waar we lezen welke grappen Reynaert maakt; anders blijft het sic wel erg in de lucht hangen. Voorts maakt de vrijwel letterlijke herhaling van sua gaudia testans (V 817) in V 819 (sua ... demonstrans gaudia) zonder V 818.1-18 geen handige indruk; met V 818.18 lijken deze woorden veel meer op hun plaats. Tenslotte had Reynaert de wolvin ook wel bij het wolvenhol kunnen bespotten en uitschelden en zich de moeite besparen om haar mee te lokken naar zijn burcht. Hij wilde haar echter in zijn hol lokken, wetend dat zij klem zou komen te zitten, omdat hij andere plannen met haar had. In De geschiedenis met de ham en De vos en de haan, episodes waarin Reynaert wordt afgetroefd, ontkomt de vos zonder kleerscheuren. Dit zijn de enige episodes waarin een ander dier dan Isegrim het onderspit delft, afgezien dan van Isegrims vrouw in Reynaert en de wolvin. De parallellen met het lot van de wolf in De bedevaart (vastgeklemd in een deuropening en vervolgens afgetuigd) wekken de verwachting dat Isegrims vrouw in Reynaert en de wolvin slachtoffer wordt van lichamelijk, meer in het bijzonder seksueel, geweld, omdat Reynaert het in De bedevaart had voorzien op Isegrims edele delen. Ovidiaanse connotaties van de ‘liefdesjacht’ en het Tempedal als decor wijzen ook in deze richting, evenals parallellen met de fabel van de vos en de berin die ik verderop zal bespreken. Vooropgesteld natuurlijk dat de verteller hier geen spel speelt met de verwachtingen van zijn publiek. | |||||||||||||||||||||||||||||||||
De daad (V 818.1-820)En zonder zich veel aan te trekken van het huwelijksbed van zijn oom, besprong de boosaardige echtbreker de onbeweeglijke dame. | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 163]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
‘Als ik het niet doe, doet een ander het wel!’ zei hij. ‘Daarom is het beter dat ik het doe dan dat een willekeurige vreemdeling het stiekem doet. Als een vreemdeling minder liefde heeft te geven dan een verwant sta ik je het meest na, zowel wat familiebanden als wat trouw betreft. Laat mijn toewijding blijken uit mijn dienstbaarheid! Zolang ik leef wil ik niet dat iemand het waagt mijn oom de horens op te zetten! Maar mevrouw, ga mijn huis toch binnen! Waarom blijf je hier rondhangen alsof je bent vastgebonden? Hier zal je de goede manieren van een attente gastheer leren kennen!’ | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 164]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
De vermeende interpolatie is als volgt opgebouwd: in de eerste twee verzen meldt de verteller dat Reynaert de wolvin bespringt, dan volgen acht verzen waarin de vos aan het woord is en waarvan de eerste zes meer tegen de wolf dan tegen zijn vrouw lijken te zijn gericht, gevolgd door zes verzen met de reactie van de wolvin, eveneens in de directe rede weergegeven, met als afsluiting nogmaals twee verzen van de verteller. Er komen opvallend veel parallelle constructies en tegenstellingen voor in deze passage: patruum zelotipare meum in V 818.8 keert, op dezelfde positie in de versregel maar dan - na de daad - in de verleden tijd en in de indirecte rede, terug in V 818.18: patruum zelotipasse suum. De combinatie van een comparativus (vergrotende trap) en het werkwoord agere (doen, handelen) komt voor in V 818.3-4 (rectius ... agam) en in V 818.11-12 (facetius ... agis), ook weer met een verschil in werkwoordstijd. In dezelfde verzen zien we de tegenstelling furtim (stiekem) - publica fama (algemeen bekend). In de beide zinnen die worden ingeleid met si (als, V 818.5-6 en V 818.13-14) liegen de sprekers, en weten dat van elkaar. De laatste parallel waar ik op wil wijzen is het motief binnengaan: in V 818.9 gebiedt Reynaert de wolvin zijn huis binnen te gaan (subi tectum), in V 818.15-16 vinden we een gerundivumconstructie met een dwingend karakter (egomet cogenda tuos intrare penates / ... eram). | |||||||||||||||||||||||||||||||||
Reynaerts woorden en daden (V 818.1-10)Met assilit (V 818.2) geeft de verteller aan dat Reynaert het met de wolvin doet, even bondig als in Ovidius' verhalen over de liefdesjacht in de Metamorphoses, waarin alle aandacht uitgaat naar het landschap, de achtervolging en ironische woorden.Ga naar eind58 Voigts argument dat V 818.1-18 een interpolatie is omdat de dichter van de Ysengrimus zeer terughoudend is als het gaat om ‘geslechtlichen Puncte’ vind ik daarom niet overtuigend.Ga naar eind59 Gravdal leest in assilit dat de vos sodomie met de wolvin bedrijft en schrijft dat dat wellicht bedoeld is als satire op homoseksuele praktijken in het klooster, maar dat blijkt nergens uit de tekst. Reynaert neemt haar op z'n hondjes; hoe zouden een vos en een wolvin het anders moeten doen?Ga naar eind60 Dan neemt Reynaert het woord om uit te leggen wat hij aan ‘het doen’ (faceret, agam; V 818.3-4) is. Terwijl hij zich aan de wolvin vergrijpt, rechtvaardigt hij zijn gedrag schertsend met mooie woorden: zogenaamd ontfermt hij zich over de vrouw van zijn oom en bewijst hem een dienst (obsequio ... / patruum ... ureum, | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 165]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
V 818.7-8), gedreven door de liefde (amore, V 818.5), naastenliefde (pietas, V 818.7) en trouw (fide, V 818.6) die men een (bloed)verwant (consanguinei, V 818.5; generis serie, V 818.6) schuldig is. Kortom, hij laat zich in zijn taalgebruik kennen als een behulpzaam familielid dat dienstbaarheid hoog in het vaandel voert, maar in zijn gedrag als een brute verkrachter. Waarden als vriendschap, liefde jegens verwanten en gastvrijheid worden door woorden opgeroepen, maar door tegenovergestelde daden geperverteerd. Deze tegenspraak tussen woorden en daden, tussen vriendelijk taalgebruik en agressief handelen, het samengaan van taalmisbruik en lichamelijk misbruik, is eigen aan de Ysengrimus en de dierenepiek in het algemeen.Ga naar eind61 Onbaatzuchtig als Reynaert is, offert hij zich als het ware op: als hij het niet doet, doet een ander het wel, en als bloedverwant heeft hij ook nog eens meer liefde te geven dan een vreemdeling (peregrinus, externus, V 818.4-5). Peregrinus (vreemdeling, maar ook bedevaarder, V 818.4) verwijst mogelijk naar De bedevaart. In vers IV 523 van dat verhaal noemt de ezel Carcofas Isegrim peregrinus wanneer hij de wolf in de deuropening heeft vastgeklemd. Zou de verteller Reynaert zo willen laten insinueren dat hij de wolvin meer ‘liefde’ heeft te geven dan haar eigen man? Ook in De verdeling van de buit zegt Reynaert in vergelijkbare en eveneens hoogst ironische bewoordingen dat men meer over heeft voor verwanten dan voor vreemden (Anne tibi externo potius ... fauere / quam consanguineo debuit atque sibi, VI 227-228).Ga naar eind62 Eerder, in het wolvenhol, had Reynaert zijn bezoedeling van de welpen ook al gepresenteerd als een dienst die hij bewijst aan zijn oom, de vader van deze dierbare kinderen (patrui pignora cara ... / Pro patris obsequio, V 744-745). Reynaert heeft het dus op Isegrim gemunt en gebruikt, of liever misbruikt, daartoe het gezin van de wolf. Daarom wordt ook zo nadrukkelijk verteld - aan het begin en aan het eind van de verkrachtingsscène - dat Reynaert als echtbreker (prauus adulter, V 818.2; mechum, V 818.18) zijn oom de horens opzet (parum curans patruelis federa lecti, V 818.1; patruum zelotipare meum, V 818.8; patruum zelotipasse suum, V 818.18).Ga naar eind63 Het motief van hun verwantschap, een leugen die de vos inzet om de wolf te bedriegen, dient in deze episode niet zozeer om de spot te drijven met de welpen en de wolvin,Ga naar eind64 als wel om te benadrukken dat de streek die de vos met de wolvin uithaalt tegen de wolf is gericht. Reynaert bespringt de wolvin niet om haar persoonlijk te grieven of om zijn lusten bot te vieren, maar om Isegrim te treffen door zijn vrouw te nemen, die als individu zo onbelangrijk is dat ze niet eens een naam heeft gekregen. Verkrachting werd gezien als een zaak tussen | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 166]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
mannen, een krenking van hun eer via een aanval op de vrouwen in hun familie, voor wie de pater familias verantwoordelijkheid droeg.Ga naar eind65 Kreeg Isegrim in De bedevaart al op zijn kloten van de vos, in De vos en de wolvin vernedert Reynaert de wolf door in diens eigen huis zijn vrouw te beledigen en zijn kinderen te bezoedelen. In het vossenhol tast Reynaert Isegrims eer nogmaals aan door zijn vrouw te nemen, maar anders dan Isegrim blijkt de wolvin wel plezier te beleven aan Reynaerts streken (gauisam ... his lusibis, V 818.17). Dat Isegrim Reynaerts aanval op zijn eer ook zo gevoeld heeft, blijkt uit de woorden waarmee hij de vos toespreekt in De geschiedenis met de ham, de episode die chronologisch onmiddellijk volgt op De vos en de wolvin: ‘Waarom zou ik de schande die je mij, mijn kinderen en mijn vrouw hebt aangedaan weer oprakelen? Dat is toch algemeen bekend?’ (Quid mea, quid referam, que natis probra meeque / feceris uxori? Nonne fuere palam?, I 51-52). De volgorde is veelzeggend: in de eerste plaats is Isegrim zelf in zijn eer gekrenkt, daarna zijn zonen en pas op de laatste plaats zijn vrouw. De wolf betrekt alle ellende op zichzelf, want hij is als pater familias onteerd. Reynaert is dus in zijn opzet geslaagd: hij heeft Isegrim genaaid over de rug van zijn vrouw. In V 818.9 drukt Reynaert de wolvin op het lijf om zijn huis binnen te gaan (subi tectum) en vraagt haar spottend waarom ze schijnbaar vastgebonden bij de ingang blijft rondhangen (quasi uincta quid heres?). Binnen zal ze dan kennis maken smet de goede manieren van een goede gastheer (hospitis hic mores experiere boni, V 818.10). In deze verzen komen drie belangrijke, met elkaar samenhangende motieven voor (naar binnen gaan, vastzitten en gastvrijheid) die V 818.1-18 verbinden met andere passages in Reynaert en de wolvin en andere episodes, met name De geschiedenis met de ham en De bedevaart. In Reynaert en de wolvin vinden we het motief vastzitten in V 795 en aan het eind van het verhaal (V 1119-1120). In de chronologisch eerste episode van de Ysengrimus, De bedevaart, komt Isegrim klem te zitten in de deuropening van een huis in het bos (IV 507-510, 513-515). In De geschiedenis met de ham, de eerste episode van de Ysengrimus die chronologisch volgt op Reynaert en de wolvin, vinden we in I 85 dezelfde formulering als in V 818.9 (quid heres), op dezelfde positie in de versregel. Isegrim vraagt Reynaert daar spottend waarom hij aarzelt om door de deur (de muil van de wolf) naar binnen te gaan, op dezelfde manier als de vos de wolvin bespot in V 818.3-10.Ga naar eind66 In Isegrims dreigende taal tegen de vos aan het begin van De geschiedenis met de ham verschijnt het motief gastvrijheid - de gast die zich ontpopt als vijand - dat ook speelde in de scène voor het vossenhol én de scène waarin Isegrim zelf zat | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 167]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
vastgeklemd in de deuropening van het pelgrimsonderkomen, een hospitium, nadat hij zich als ongenode gast toegang had verschaft en vervolgens door zes dieren werd afgetuigd.Ga naar eind67 De gastvrijheid die hij daar had genoten was hem nogal rauw op het lijf gevallen, en dat wil hij Reynaert betaald zetten. Vandaar dat Isegrim in De geschiedenis met de ham de vos bij herhaling oproept om in zijn gastvrije muil te springen: Hospitium nostro tibi nunc in uentre paratur, / incide! (...) Incide, sodalis, ini! (‘Nu is je bedje gespreid in mijn maag! Kom binnen! (...) Naar binnen, kameraad!’, I 53-54); pando tibi hospitium (‘Ik stel mijn herberg voor je open’, I 57-58); ingredere hospitium (‘zijn gasthuis binnen te gaan’, I 105); subire hospitium (‘gasthuis binnengaan’, I 127-128).Ga naar eind68 Zo probeert hij Reynaert zijn streken betaald te zetten als wraak voor wat hem in De bedevaart was aangedaan en voor wat zijn vrouw in het vossenhol overkwam; Reynaert had de vastgeklemde wolvin immers opgeroepen zijn huis binnen te gaan (subi testum, V 818.9). Reynaerts opmerking over de goede gastheer in V 818.10 verwijst ook naar de scène in en voor het wolvenhol, eerder in deze episode. Daar verwijt de wolvin Reynaert dat hij zich niet aan de regels der gastvrijheid houdt: Non sequeris morem, tu meus hospes eras! / Turpiter hospitii grates furatus abisti; / hospita te reuocat, fare, resiste parum! (‘Je was mijn gast, maar je gedraagt je niet zoals het hoort! Op schandalige wijze heb je me je dankbaarheid voor mijn gastvrijheid onthouden en bent weggegaan! Je gastvrouw roept je terug! Zeg toch iets! Blijf toch even!’, V 752-754). Met zijn opmerking in V 818.10 (hospitis ... mores) spreidt Reynaert zijn goede manieren als gastheer ten toon om zijn eerdere gebrek aan fatsoen weer ‘goed’ te maken. Dit is een onmiskenbare verwijzing naar V 752 (morem ... hospes) en laat zien dat Reynaerts woorden in V 818.3-10 een vervolg vormen op zijn woordenwisseling met de wolvin voor het wolvenhol. | |||||||||||||||||||||||||||||||||
De repliek van de wolvin (V 818.11-820)In V 818.11 komt de wolvin aan het woord. Ondanks de benarde positie waarin zij verkeert, reageert ze welwillend op Reynaerts schertsende woorden en laat alles opgewekt over zich heen komen; zo blijkt wat als een brute verkrachting leek te beginnen, een door de onderliggende partij niet ongewenste vrijage te zijn. Mede op grond van deze reactie van de wolvin beschouwde Voigt V 818.1-18 als een interpolatie. Bij een lupa hoeft het echter geen verbazing te wekken dat ze zich laat bespringen. Daar komt nog bij dat wat Reynaert de welpen aandeed en nu met de wolvin doet, gericht is tegen Isegrim. Dat | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 168]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
de wolvin plezier beleeft aan Reynaerts ‘attenties’ maakt de hele situatie nog veel grievender voor de wolf en is in het kader van Reynaerts vete met de wolf daarom niet ongeloofwaardig.Ga naar eind69 De wolvin haakt in op Reynaerts woorden in V 818.9-10 omdat ze zelf ook grappen wil maken (illa iocum cupiens, ‘Ze had wel zin in het spel’, V 818.11). Dat tegenstanders elkaar proberen af te troeven komt overigens wel vaker voor in de Ysengrimus; zo pareert de haan Sprotien in V 187-188 Reynaerts pogingen om hem voor de gek te houden met een sluwe grap (hac calliditate iocans, ‘hield ... met de volgende list voor de gek’, V 188). De vos is natuurlijk een meester in woordspel, maar ook andere dieren laten zelden een kans voorbijgaan om elkaar met gevatte woorden te overtroeven. Haar eerste opmerking is dat Reynaert een nog grotere grappenmaker is (facetius agis, ‘je bent nog hoffelijker’, V 818.11-12) dan de volksmond over hem weet te melden (V 818.11-12). Isidorus van Sevilla, schrijver van de invloedrijke Etymologiae, een op etymologieën gebaseerd overzicht van antieke kennis, definieert facetus als volgt: Facetus [dictus est] qui iocos et lusus gestis et factis conmendat, a faciendo dictus (‘Wie steeds grappen maakt en schertst, met behulp van gebaren en daden, wordt een grappenmaker genoemd, afgeleid van makend’).Ga naar eind70 Isidorus associeert facetus dus met grappen (iocos) en scherts (lusus),Ga naar eind71 woorden die we in V 818.11, 818.17, 819, 820 tegenkomen. Als ik V 818.11-12 goed lees, spreekt de wolvin met facetius agis en publica fama (hierboven vertaald als ‘iedereen’; een andere vertaling is ‘de volksmond’) over Reynaerts reputatie als grappenmaker; iocum cupiens betekent dat de wolvin ook een duit in het zakje wil doen: ze wil aan zijn grappen de hare toevoegen. Publica fama heeft dan niets te maken met de reputatie van de vos als dienaar van dames in V 818.13-14, zoals gesteld door Mölk, die publica fama interpreteert alsof Reynaert een notoire vrouwenverslinder is. Dat is volgens Mölk strijdig met zijn ‘epische Stilisierung’ en zou daarom een argument tegen de authenticiteit van V 818.1-18 zijn.Ga naar eind72 Zoals gezegd verwijst publica fama naar Reynaerts scherts met gastvrijheid, zoals duidelijk blijkt uit de twee laatste regels van de repliek van de wolvin (V 818.15-16). De woorden van de wolvin lijken een seksuele ondertoon te hebben: als hij even sterk/hard/stevig (robur, V 818.13) als ijverig/energiek (industria, V 818.13) zou zijn, zou hij dames goed kunnen bedienen. Ook voor wie niet vertrouwd is met Latijn zal duidelijk zijn dat het voorzetsel penes (bij, V 818.14) tussen uerna en dominas een dubbelzinnige klank heeft. Scabreuze grappen komen overigens wel vaker voor in de Ysengrimus.Ga naar eind73 | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 169]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
Parodie op de hoofse liefde en de pastourelle?In V 818.1-18 komt een woordveld voor dat herinnert aan de terminologie van de hoofse liefde: liefde (amor), naastenliefde (pietas), dienst (obsequium), trouw (fides), dame/vrouwe/meesteres (hera; domna; domina) en dienaar (uerna), vreugde/genot (gaudia), spel/scherts (ludus; iocum) en grappig (facetus). Deze woorden komen ook elders in de Ysengrimus voor, maar gezamenlijk en in de context van Reynaert en de wolvin kunnen ze in verband worden gebracht met de hoofse liefde.Ga naar eind74 Reynaert spreekt echter niet over amor (V 818.5), pietas (V 818.7), fides (V 818.6) en obsequium (V 818.7) om de wolvin te verleiden,Ga naar eind75 maar rechtvaardigt met deze spot het bespringen van de vrouw van zijn oom: hij doet dat, een trouwe verwant als hij is, zogenaamd uit genegenheid voor Isegrim en om hem een dienst te bewijzen. Yates meent dat obsequium in V 818.7 als een erotische term gelezen moet worden, in de zin van Frauendienst.Ga naar eind76 Ik sluit niet uit dat obsequium deze connotatie hier heeft, maar het gaat in de eerste plaats om een dienst die de vos zijn oom (V 818.8) bewijst. Dat blijkt ook uit pro patris obsequio in V 745. Daar bewijst Reynaert zijn oom een dienst door de welpen zogenaamd een gemengde schotel aan te bieden, in V 818.7 door zich als een goede gastheer over zijn vrouw te ontfermen. Domna in V 818.9 is geen aanspreekvorm voor een beminde dame maar een beleefdheidsvorm waarmee Reynaert elders de ree Bertiliana (IV 227) en de zeug Salaura (VII 507) aanspreekt. Ook de verteller duidt vrouwelijke dieren aan met domna, evenals met hera (V 818.2) en domina (V 818.14),Ga naar eind77 zonder dat er liefde in het spel is. De wolvin bedient zich in haar repliek ook van woorden die bij het woordveld van de hoofse liefde behoren, met name haar voorstelling van de vos als een goede dienaar van dames (uerna penes dominas ... probus, V 818).Ga naar eind78 De term uerna heeft hier echter geen betrekking op een edelman die zich vernedert om zijn vrouwe te dienen, maar op een dienaar, een knecht. Dat is ook de betekenis van uerna elders in de Ysengrimus. Het woord komt nog drie keer voor, telkens in een vergelijking waarin het gaat om een dienaar, lui (piger, II 442), dwars (rebellis, IV 244) of trouw (fidus, VI 284), die zijn meester(s) (domino, II 442; dominis, VI 284) al dan niet ter wille is.Ga naar eind79 De enige keer dat het om een bereidwillige dienaar gaat (VI 284), gaat het om Reynaert. De formulering in V 818.14 (uerna ... dominas ... probus), die ook om de oppositie meester-dienaar en het wel/niet uitvoeren van taken draait, heeft evenals VI 283-284 betrekking op de als een goede dienaar voorgestelde vos. | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 170]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
Dan de termen facetus, gaudium/gaudere en ludus/ludere. In de twaalfde eeuw kan facetus weliswaar in verband worden gebracht met hoofs gedrag,Ga naar eind80 maar gezien het samen voorkomen met iocum (‘spel’, V 818.11), his lusibus (‘deze spelletjes’, V 818.17) en lusit (‘speelde’, V 819) zal het hier om scherts gaan. Gaudia (V 819) is mogelijk dubbelzinnig. Het kan zowel vreugde/plezier als - meer specifiek erotisch - genot betekenen. In deze laatste betekenis komt het voor in de Metamorphoses, maar bijvoorbeeld ook in middeleeuwse liefdesgedichten zoals die te vinden zijn in het handschrift van de Carmina Burana.Ga naar eind81 In de Ysengrimus staat gaudium evenwel steeds voor vreugde.Ga naar eind82 Hetzelfde geldt overigens voor het werkwoord gaudere (zich verheugen; cf. gauisam, V 818.17). Ook lusibus (V 818.17) kan een erotische betekenis hebben (flirten, stoeien, vrijen), zoals bijvoorbeeld in de Carmina Burana meer dan eens het geval is.Ga naar eind83 In deze episode (V 806, 812, 819, 820) en elders in de Ysengrimus staat het echter voor scherts(en), spot(ten), spel(en), bedrog en bedriegen, steeds in verband met listen of spot na geslaagde listen. Dat lijkt ook in V 818.17 de eerste betekenis te zijn, al valt ook hier niet uit te sluiten dat de dichter een spel speelt met de verschillende connotaties van deze woorden. Als dat zo is, betekent gauisam ...his lusibus illam (V 818.17) niet alleen dat de wolvin plezier beleeft aan haar schertsende woordenwisseling met Reynaert, maar ook dat hun liefdesspel haar genot geeft. Zoals in de inleiding reeds gezegd is in het onderzoek naar de Ysengrimus gewezen op overeenkomsten tussen V 818.1-18 en de pastourelle.Ga naar eind84 Jackson noemt in zijn artikel The medieval pastourelle as a satirical genre de volgende kenmerken: een landelijke setting, lente, een gevatte dialoog tussen een man van hoge en een vrouw van lage afkomst, een avontuurtje, spot bij vertrek.Ga naar eind85 We zien deze kenmerken in Reynaert en de wolvin in meer of minder gewijzigde vorm terug. De scène voor het vossenhol opent met een locus amoenus waarin de lente thuis is. De rust in het idyllische landschap wordt echter onmiddellijk ruw verstoord wanneer halsoverkop een doortrapte vos en een lupa komen aanstormen. In het dierenrijk van koning Rufaan behoren zowel Isegrim als Reynaert tot de rijksgroten en is er daarom geen sprake van een standsverschil tussen de vos en de wolvin.Ga naar eind86 Voorts is de dame in kwestie geen jonge maagd, maar een getrouwde vrouw die net een bevalling achter de rug heeft. Ze is ook nog eens een lupa, en heeft dus bepaald geen smetteloze reputatie. Gespot wordt er in Reynaert en de wolvin niet na, maar tijdens het liefdesspel. Anders dan in een pastourelle, waarin een verkrachting of de liefdesdaad vaak voorafgegaan wordt door een hoofse inleiding in de vorm van een dialoog, eindigt de scène met een dialoog. | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 171]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
Al zou een stel beesten als Reynaert en de wolvin een uitgelezen paar vormen om de dierlijke drijfveren achter de hoofse liefde te illustreren of om een pastourelle - als de dichter van de Ysengrimus met dat genre bekend was - te parodiëren, toch denk ik dat het verhaal van de gebeurtenissen rondom het vossenhol niet, of niet in de eerste plaats, bedoeld is als parodie op liefdesgedichten of pastourelles; alle motieven in V 818.1-18 zijn namelijk verklaarbaar vanuit de omringende tekst, terwijl de uitvoerig geschilderde locus amoenus schatplichtig lijkt te zijn aan de eerder besproken passages in de Metamorphoses.Ga naar eind87 | |||||||||||||||||||||||||||||||||
De fabel van de vos en de berinIn het onderzoek naar mogelijke bronnen voor het verhaal van Reynaert en de wolvin is gewezen op de fabel van de vos en de berin, overgeleverd in de Romulus, een wijd verspreide verzameling Latijnse fabels, en - in het Frans - in de fabels van Marie de France.Ga naar eind88 Om de lezer in staat te stellen een beeld te krijgen van de raakvlakken tussen deze fabel en de bewerking ervan in de Ysengrimus geef ik hieronder mijn vertaling en de Latijnse tekst. Een berin kwam een wellustige vos tegen, die haar vroeg om zich voor hem neer te vleien, dan konden ze paren. Verontwaardigd dat zo'n ondermaats beest haar onbeschoft had gevraagd om hoererij met hem te bedrijven, verbood ze hem dreigend ooit nog zoiets te vragen, om te voorkomen dat ze tegen haar zielenheil zou lijken te handelen. ‘Als ik ooit nog eens merk dat je me lastig valt met vragen naar zulk wangedrag,’ zei ze tegen hem, ‘zal ik je gretig grijpen en nog gretiger verscheuren:’ ‘Neem toch geen aanstoot aan mijn vraag,’ antwoordde hij, ‘want je weet donders goed dat ik met je zal doen wat ik heb bedacht, hoe hard je ook tegenstribbelt.’ De berin werd vreselijk kwaad om deze woorden en ging meteen achter de vluchtende vos aan om hem te pakken. De vos, die niet aan de berin kon ontkomen, rende heen en weer door struikgewas met vlijmscherpe dorens. Maar ondanks alle hindernissen volgde de vijand zijn kronkelpaden tot ze bleef steken, verstrikt in die dorens en buigzame twijgen. Toen de vos zag dat ze in de val was gelopen die hij voor haar had gezet, liep hij via een andere weg om haar heen. Hij had zijn zin gekregen zoals hij haar had voorspeld en leefde zonder dralen zijn lusten op haar uit. De berin verbaasde zich over de brutaliteit van de vos en was tegen haar wil aan hem overgeleverd omdat ze zich niet kon ver- | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 172]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
weren. ‘Niet één van jullie, grote beesten,’ zei de vos tegen haar, ‘mag laatdunkend lachen om wat wij van plan zijn om met jullie te doen.’ Moraal: Zo zegeviert vaak de sluwheid van een smeerlap en overwint de slechtheid van kwaadaardige lieden de deugdzaamheid van machtigen. De overeenkomsten zijn onmiskenbaar: de vos heeft vooraf bedacht hoe hij zijn grotere en dus sterkere, vrouwelijke prooi te pakken kan krijgen, vlucht dan en wordt achtervolgd door zijn woedende tegenstander, die in de val loopt en blijft vastzitten; de vos loopt om, bespringt zijn weerloze slachtoffer van achteren en verkracht haar, waarna de scène eindigt met een dialoog.Ga naar eind90 Er zijn ook enkele verschillen: het gaat in deze fabel om een berin en niet om een wolvin,Ga naar eind91 de vos vraagt de berin om met hem te paren voor hij haar daartoe dwingt, hij pakt zijn slachtoffer in de bosjes en niet in zijn hol, en het grootteverschil tussen beide dieren, dat in Reynaert en de wolvin geen rol speelt maar wel verondersteld mag worden,Ga naar eind92 wordt in de fabel benadrukt. | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 173]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
De overeenkomsten wijzen erop dat Reynaert en de wolvin, inclusief V 818.1-18, een bewerking is van deze fabel, zoals er aan de meeste episodes van de Ysengrimus een fabel ten grondslag ligt.Ga naar eind93 Met V 818.1-18 volgt het verhaal van Reynaert en de wolvin de verhaalstructuur van de fabel (ontmoeting, belediging van het toekomstige slachtoffer door de vos, achtervolging, slachtoffer loopt zich vast, de vos loopt om, verkrachting van het grotere wijfjesdier, dialoog tussen vos en slachtoffer) op de voet. Dit pleit ervoor dat V 818.1-18 deel uitmaakt van de oorspronkelijke tekst van de Ysengrimus. Dat is waarschijnlijker dan dat de dichter van de Ysengrimus de verhaalstructuur van Reynaert en de wolvin op de fabel van de vos en berin baseerde, maar het deel over de verkrachting om welke reden dan ook niet in zijn verhaal wilde verwerken, en dat een interpolator vervolgens, op basis van dezelfde fabel, de verkrachtingsscène alsnog een plaats gaf in de tekst. | |||||||||||||||||||||||||||||||||
Een schriftelijke bron? (V 818.17)In het laatste distichon van de vermeende interpolatie schraagt de verteller zijn scabreuze verhaal door naar een geschreven bron te verwijzen (scriptura refert, V 818.17). Eerder deed hij dat ook al, in Isegrim visser. Daar krijgt de wolf, in zijn rol van abt, een vreselijk pak slaag van de dorpelingen. Dan lezen we: ‘Als boeken het niet vermeldden, zou ik nauwelijks geloofd hebben dat tien abten zoveel slaag konden verdragen’ (Vix ego crediderim, nisi quod scriptura fatetur, / ferre flagra abbates tot potuisse decem, I 1061-1062). Ook hier moet een geschreven tekst een sterk verhaal geloofwaardigheid verlenen, al gaat het waarschijnlijk om een fictieve bron. Bij de derde vermelding van een schriftelijke bron (scriptura refert, VII 397) - dezelfde bewoordingen als in V 818.17 - gaat het in ieder geval wel om een bestaand geschrift, de Bijbel zelfs.Ga naar eind94 Zo wordt de schijn gewekt dat het vertelde op feiten berust. Verwachtte de dichter dat het publiek zijn (sterke) verhalen zou geloven wanneer hij naar boeken verwees, of dienen deze verwijzingen als onderdeel van het spel tussen verteller en publiek (‘we weten allemaal dat het fictie is, maar doen alsof het echt is’)Ga naar eind95 en zijn ze komisch bedoeld? Mölk beschouwt de verwijzing in V 818.17 naar een schriftelijke bron als strijdig met ‘der epischen Genese von Brunos Dichtung’.Ga naar eind96 Ik vermoed dat hij daarmee bedoelt dat Bruun de beer zijn gedicht gebaseerd heeft op verhalen die Reynaert hem verteld heeft. Dit behoeft wellicht enige uitleg. De vertel- | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 174]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
situatie is als volgt: de vos heeft zijn avonturen verteld aan de beer, die er een gedicht over schreef. Deze verzen vormen het binnenverhaal, bestaande uit De bedevaart, De vos en de haan, Isegrim in het klooster en Reynaert en de wolvin, dat aan het hof van de koning wordt voorgelezen door Grimmo de ever.Ga naar eind97 Als de bronvermelding in V 818.17 voor rekening komt van Grimmo als verteller, gaat het om een verwijzing naar Bruuns gedicht waar hij op dat moment uit voorleest. Ik zie dan niet waarom Grimmo's bronvermelding een argument zou moeten zijn om V 818.1-18 als een interpolatie te beschouwen. Als de bronvermelding voor rekening komt van Bruun als dichter, en Grimmo enkel als voorlezer optreedt, is het wel opmerkelijk dat Bruun naar een schriftelijke bron verwijst; de beer had dit verhaal immers uit Reynaerts mond opgetekend. Het kan ook nog dat dezelfde verteller als in I 1061-1062 even in Grimmo's voorlezing van Bruuns verhaal inbreekt, zoals ook gebeurt in V 819-820, de overgang tussen Reynaert en de wolvin en het vervolg van Isegrim in het klooster, al zouden die twee regels ook deel kunnen uitmaken van Bruuns relaas. Al met al is de vertelsituatie zo ondoorzichtig dat ik er geen vergaande conclusies aan zou durven verbinden. | |||||||||||||||||||||||||||||||||
Naspel (V 1117-1124)Reynaert en de wolvin (V 705-820) wordt gevolgd door het tweede deel van Isegrim in het klooster. Na zijn smadelijke aftocht uit het klooster stuit de wolf op zijn vrouw: (...) Hij beefde en dwaalde door hem welbekende streken alsof hij zich op onbekend terrein bevond en kwam niet eerder tot zichzelf dan toen hij bleef staan op de plek waar zijn echtgenote tot halverwege haar lichaam stevig klem zat. Hij trok zijn ongelukkige vrouw los en toen zij elkaar Reynaerts misdaden verteld hadden, zwoeren ze dat hij daar met een vreselijke dood voor moest boeten. Maar al deze beledigingen, zo zegt men, werden door een ham (Reynaert weet wel waar en door wie die werd verdeeld) afgekocht. | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 175]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
crimina Reinardi morte pianda graui. Reynaert is inmiddels van het toneel verdwenen, maar de wolvin zit nog steeds vast in de ingang van het vossenhol (herebat ... uincta, V 1120), bewoordingen die herinneren aan quasi uincta quid heres in V 818.9. Voigt vond het onwaarschijnlijk dat de wolvin zich met plezier door Reynaert laat bespringen, maar naderhand samen met haar man zweert dat de vos met zijn leven voor zijn misdaden moet boeten (V 1121-1122). Deze tegenstrijdigheid kan verklaard worden door aan te nemen dat de wolvin haar echtgenoot naar de mond praat en het gebeurde voorstelt als een verkrachting om zichzelf vrij te pleiten en niet van hem op haar kop te krijgen. Waarom maken Isegrim en zijn vrouw niet meteen werk van hun wraak? Ze staan tenslotte voor Reynaerts hol. Wellicht ging de verteller ervan uit dat zijn publiek wist van de vete tussen wolf en vos en verwachtte dat beide vijanden elkaar vroeg of laat wel weer tegen het lijf zouden lopen, zoals inderdaad gebeurt in De geschiedenis met de ham. De verzen V 1123-1124 vormen het eind van het binnenverhaal. Reynaerts avontuurtje met de wolvin fungeert dus als een scharnierpunt. Het verhaal gaat dan verder met de eerste episode van de Ysengrimus, De geschiedenis met de ham, waarin de wolf spreekt over de schanddaden (probra, I 52) die Reynaert de wolvin en de welpen heeft aangedaan. | |||||||||||||||||||||||||||||||||
DiscussieTal van motieven en verbale echo's in V 818.1-18 verbinden deze passage met andere delen van Reynaert en de wolvin en met andere episodes, met name De geschiedenis met de ham en De bedevaart. In De bedevaart komt Isegrim klem te zitten in een deuropening wanneer hij zich als (ongenode) gast aandient bij een groep dieren, onder wie Reynaert. Vervolgens krijgt de wolf een ongenadig pak slaag. In De geschiedenis met de ham wil Isegrim wraak nemen op Reynaert voor de probra die de vos hem, zijn kinderen en vrouw heeft aangedaan, wandaden die zijn beschreven in De bedevaart en Reynaert en de wolvin. In Isegrims bespotting van Reynaert klinken allerlei motieven door die in De bedevaart en in Reynaert en de wolvin, in het bijzonder in V 818.1-18, voorkomen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 176]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
V 818.1-18 van Reynaert en de wolvin heeft dus tal van motieven gemeen met de beide hierboven besproken episodes en met andere passages in de Ysengrimus. Het gaat om de volgende motieven en opposities: verwant-vreemdeling, liefde, trouw, dienstvaardigheid, naastenliefde, naar binnen gaan, vastzitten, gastvrijheid, een grap, meester(es)-dienaar, een deur/ingang, spel en een verwijzing naar een schriftelijke bron.Ga naar eind98 Er zijn dus nog heel wat meer thematische verbanden tussen V 818.1-18 en de omringende tekst dan enkel gastvrijheid, waar Mann op heeft gewezen.Ga naar eind99 Het is dus niet zo, zoals Voigt en Gravdal menen, dat Reynaerts avontuurtje met de wolvin strijdig is met de samenhang binnen het verhaal of losstaat van andere episodes.Ga naar eind100 Naast allerlei motieven maakt ook een aantal overeenkomsten in de verhaalstructuur aannemelijk dat V 818.1-18 deel uitmaakt van de oorspronkelijke tekst. Zo vertoont de scène in De bedevaart waarin Isegrim klem komt te zitten in een deuropening duidelijke parallellen met het vastzitten van de wolvin in het vossenhol: in beide verhalen zit een wolf vast in een deuropening en wordt dan mishandeld en bespot; in De bedevaart richt Reynaerts agressie zich op de geslachtsdelen van de wolf, in V 818.1-18 op die van de wolvin. De vastgeklemde wolf wordt door de vos in zijn mannelijkheid geraakt, krijgt letterlijk op zijn kloten, terwijl zijn vrouw - als V 818.1-18 een interpolatie zou zijn - enkel het slachtoffer wordt van verbaal en niet van lichamelijk geweld. Deze afloop stemt niet overeen met de structuur van de list, want in De bedevaart en in alle andere episodes waarin Isegrim wordt mishandeld, gaat spot steeds gepaard met geweld. Zonder V 818.1-18 mist Reynaert en de wolvin een bespotting in de directe rede en zou daarmee een opvallende uitzondering vormen in die zin dat het dan de enige episode in de Ysengrimus is waarin de winnende partij het slachtoffer na een geslaagde list niet in de directe rede bespot. Mét V 818.1-18 stemt de structuur van de list in Reynaert en de wolvin wel overeen met die in andere episodes en vormt daarom een overtuigender climax dan een scheldpartij; zonder geweld en spottende woorden, zoals in andere episodes, dooft de spanning in de zorgvuldig opgebouwde scène als een nachtkaars uit. Voorts staat het leed van de wolvin, als ze alleen vast heeft gezeten in het hol en bespot is maar geen lichamelijk geweld heeft ondergaan, niet in verhouding tot wat de vos Isegrim en de welpen heeft aangedaan. Ook omdat Reynaert het feitelijk op Isegrim gemunt heeft (hij wil de wolf als pater familias in zijn eer aantasten), is de verhaalopbouw evenwichtiger wanneer hij niet alleen de jongen bezoedelt, maar ook de wolvin te lijf gaat en daarmee niet zozeer haar, maar vooral Isegrim onteert. | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 177]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
En dan de teksten waar de dichter verhaalstof aan ontleende. De voornaamste, de fabel van de vos en de berin, eindigt met een verkrachting. De structuur van de list in de fabel is dezelfde als die in Reynaert en de wolvin: de vos wekt de woede van zijn grotere, vrouwelijke tegenstander, lokt zijn achtervolger mee en laat haar klemlopen, waarna een verkrachting volgt. Behalve in deze fabel komt het motief verkrachting talloze keren voor in Ovidius' Metamorphoses, de eerste keer (Io, M I 568-600) zelfs in het Tempedal, de naam waarmee de omgeving van Reynaerts hol wordt aangeduid. Gezien de aandacht die de dichter van het Gentse dierenepos schenkt aan zijn schildering van de idyllische omgeving van het vossenhol, halverwege Reynaert en de wolvin, heeft het er alle schijn van dat deze passage een bijzondere plaats inneemt in het verhaal. Volgens mij heeft de dichter met deze locus amoenus, in samenhang met de achtervolging en de verkrachting, die ook in de fabel van de vos en de berin voorkomen, willen verwijzen naar de Ovidiaanse ‘liefdes’jacht. Op grond van de genoemde analogieën met de fabel van de vos en de berin, met name de verkrachting, en het gebruik van de locus amoenus als decor van verkrachtingen in Ovidius' Metamorphoses, is de verkrachtingsscène in Reynaert en de wolvin een logisch vervolg op de achtervolging en het vastzitten van de wolvin. Voigts argumenten tegen de authenticiteit van V 818.1-18 kunnen weerlegd worden: de tegenspraak die hij zag tussen het plezier dat de wolvin beleefde enerzijds en dat ze daarna samen met Isegrim de vos dood wenst anderzijds, kan verklaard worden uit haar verlangen om haar man naar de mond te praten. Op Voigts observatie dat de dichter van de Ysengrimus terughoudend was in geslechtlichen Puncte valt ook wel wat af te dingen. De verkrachting wordt namelijk maar heel kort genoemd (assilit, V 818.2), zoals dat ook in de Metamorphoses en in de fabel van de vos en de berin gebeurt. Ook de dubbelzinnige uitspraak van de wolvin in V 818.13-14 lijkt mij niet scabreuzer dan de passages over Corvigaars lid of over Aldrada's neus in de aars van de wolf. Daar komt nog bij dat het in Reynaert en de wolvin gaat om dieren, niet om mensen. Misschien zegt Voigts opmerking wel meer over zijn eigen kijk op ‘geslechtlichen Puncte’ of over de tijd waarin hij leefde dan over de dichter van de Ysengrimus. Een opmerking van Van Mierlo in zijn vertaling van de Ysengrimus vormt een aardige parallel: hij liet V 1236-1256 weg (de passage over Corvigaars penis), met als enige commentaar: ‘Hier volgen eenige verzen, waarvan wij den hedendaagschen lezer willen verschoonen.’Ga naar eind101 Mölk voert nog twee argumenten tegen de authenticiteit van V 818.1-18 aan. Ten eerste Reynaerts karakterisering als vrouwenheld. Zoals ik heb laten | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 178]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
zien berust dit op een onjuiste lezing van V 818.11-16. Het gaat hier om grappenmakerij, niet om Reynaerts faam als vrouwenverslinder. Mölks tweede bezwaar geldt de tegenspraak tussen de verwijzing van de verteller naar een geschrift (V 818.17) en de epische genese (wat hij daar ook mee bedoelt) van Bruuns verzen. Zoals gezegd hoeven we verwijzingen in de Ysengrimus naar schriftelijke bronnen niet al te serieus te nemen. Charbonnier, die V 818.1-18 als een op de Roman de Renart gebaseerde interpolatie beschouwt, signaleert een divergence d' esprit tussen deze passage en de rest van het werk, waar, zo zegt zij, de satire vrouwen ontziet.Ga naar eind102 Vrouwen worden echter niet gespaard in de Ysengrimus; de wijze waarop de oude boerin Aldrada wordt beschreven (II 3-126) liegt er niet om, net zo min als de vervloeking die Isegrim voor zijn dood uitspreekt over varkens en alle vrouwen die daar op lijken (VII 303-370). Op basis van de gelijkenis tussen de wolvin en Hersent in branche II van de Roman de Renart meent Charbonnier dat de interpolator zich heeft laten inspireren door de Franse tekst.Ga naar eind103 Als we deze gedachtegang volgen, zou het als volgt moeten zijn gegaan: een Franse dichter schreef, gebaseerd op Ysengrimus V 705-820 (zonder V 818.1-18), branche II, waarbij hij de verkrachtingsscène aanvulde, gezien de overeenkomsten hoogstwaarschijnlijk op basis van de fabel van de vos en de berin, dezelfde fabel die de dichter van de Ysengrimus ook gebruikte om zijn verhaal vorm te geven, maar waaruit hij de verkrachting wegliet. Een interpolator zou dan op basis van branche II de verkrachtingsscène in het Latijn hebben vertaald en in de tekst van de Ysengrimus hebben ingevoegd en zo de verhaallijn van de fabel binnen de Ysengrimus weer hebben hersteld. In navolging van geleerden als Lucien Foulet en Varty denk ik dat het juist andersom is en dat de kort voor 1180 geschreven Franse versie van het verhaal van de vos en de wolvin is gebaseerd op Reynaert en de wolvin, inclusief V 818.1-18.Ga naar eind104
Op grond van de volgende argumenten kom ik tot de conclusie dat V 818.1-18 deel uitmaakt van de oorspronkelijke tekst: 1) V 818.1-18 deelt een reeks motieven met de omringende verzen van Reynaert en de wolvin en met andere episodes in de Ysengrimus; 2) de fabel van de vos en de berin eindigt ook met een verkrachting; 3) de locus amoenus / het Tempedal, de vergelijking met de slinger en de achtervolging wijzen naar Ovidius' Metamorphoses, waarin een ontmoeting in het lieflijke Tempedal dan wel in een andere locus amoenus meer dan eens op een verkrachting uitloopt; 4) de structuur van de list: | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 179]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
zonder V 818.18 mist Reynaert en de wolvin een in de directe rede weergegeven bespotting; 5) zonder de verkrachting staat het leed van de wolvin niet in verhouding tot dat van de welpen en Isegrim; 6) met V 818.1-18 ondergaat de wolvin een vergelijkbaar lot als dat van de wolf in De bedevaart (terwijl ze vastzitten in een deuropening richt Reynaert zijn agressie op hun edele delen). V 818.1-18 vormt dus een eenheid met de omringende tekst - Reynaert en de wolvin en de Ysengrimus als geheel - en maakt deel uit van de oorspronkelijke compositie van dit dierenepos. | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 185]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
Literatuur
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 186]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 187]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|