48
[Amsterdam,] juni 1971
W.Gs Hellinga aan André Stoop
Zeer geachte Heer Stoop en waarde Vriend,
Welk een aangename verrassing na zo veel jaren! Maar de vrienden van Reynaert vinden elkaar toch altijd weer. Uw beide brieven bereikten mij ongeveer tegelijkertijd. Nu heeft U dus mijn adres, - alleen vertrek ik over enkele dagen voor enkele maanden naar Engeland, zodat ik, naar ik vrees, niet veel voor U zal kunnen doen.
Allereerst moet ik U echter meedelen dat ik, hoezeer het mij ook spijt, niet op de grote Reynaert-conferentie zal komen. Ik moet mij te zeer ontzien en zuinig zijn met mijn energie en gezondheid. Ik ga beslist niet naar een kring waar ik heel graag zou zijn, maar die ik na enkele uren zou moeten verlaten, terwijl ik eigenlijk niet meer in het openbaar spreek.
Maar voor Uw tentoonstelling sta ik graag U ten dienste. Als U mij, via het Instituut, schrijft, wat U zou willen lenen, zal ik zien dat ik aan het eind van augustus tevoorschijn haal, - als dat niet te laat is; maar eerder heb ik geen gelegenheid.
Wat Uw vraag betreft naar sprekers op het Congres:
In Duitsland denk ik aan Hubertus Menke, die verleden jaar over de diernamen in de R. schreef. U zult hem kunnen bereiken via zijn uitgever: Carl Winter in Heidelberg, als U in de KB Brussel of de Ak. v. Wetensch- niet rechtstreeks zijn adres kunt krijgen. Dit laatste geldt trouwens voor alle anderen ook, want die instituten bezitten daarvoor immers het apparaat.
In Duitsland noem ik verder nog W. Krogmann, die heel goed over de Reineke Fuchs schreef.
In Engeland noem ik vooral N.F. Blake (uitgever: Oxford University Press, London (niet: Oxford!). In USA herinnert u zich nog D.B. Sands.