Tiecelijn. Jaargang 19
(2006)– [tijdschrift] Tiecelijn– Auteursrechtelijk beschermd42Antwerpen, 7 oktober 1958 Alfons de Ridder aan Jan C. Villerius
Zeer geachte Heer Villerius, Hartelijk dank voor de 2 Reinaardjes,Ga naar eind1. zoeven ontvangen. Ik heb U nooit gezegd dat de editie van Müller goed is. Al de beschouwingen van Muller interesseren mij niet, op enkele zeldzame uitzonderingen na. Wat mij verheugde was dat ik eindelijk de oorspronkelijke tekst van onze Reynaert bezat. De tekst door Dr. Tinbergen zal wel dezelfde zijn want ik zie niet goed in wat hij er zou kunnen en durven aan wijzigen. Van Tinbergen maakt dezelfde fouten als Muller.Ga naar eind2. Over 804 zegt hij: ‘outmakigghe’ betekent Oplapster. Hij accepteert dus die ‘laternen’ goedmoedig als ‘lantaarns’. Welke lantaarns zou Ogerne wel opgelapt hebben? De scène speelt in een dorp en in dorpen was in die tijd zeker geen verlichting. Trouwens waarom moeten lantaarns ‘opgelapt’ worden? Het is gewoon potsierlijk, want Reynaert overgiet die hele laffe bende die de weerloze beer te lijf gaan met scheldwoorden zoals hij alleen er vinden kan. En dan zou hij aan die Ogerne het eerbaar bedrijf van oplapster van lantarens toegekend hebben. Dan had hij haar meteen kunnen decoreren. De schrijver van de R. is er de man niet naar om zulk een grove fout te begaan. De zaak is nochtans eenvoudig genoeg. Die laternen zijn geen lantarens. Laternen is een alliteratie van latrennen dat niets anders betekent dan Latrines, dus schijthuizen. En ‘outmackigghe’ betekent ‘ledigmaakster’. Die brave vrouw moest dus de latrinen ledigen en Hughelijn was dus wel degelijk van adel. Zulke adelbrieven kon alleen de schrijver van R. vinden. Ik heb Muller daar indertijd op gewezen maar hij heeft nooit geantwoord. Ik herinner mij eveneens dat in het boek het woord ‘putepeel’ voorkomt. Muller geeft daarvan de onmogelijkste verklaringen maar weet niet wat het betekent. Welnu, putepeel betekent eenvoudig ‘puitepoel’. En puiten zijn in Vlaanderen kikvorsen, die, zoals eenieder weet, een voorliefde hebben voor poelen. Ook dat schreef ik aan Muller met hetzelfde negatief resultaat. Ik weet niet of Dr. Tinbergen het begrepen heeft want ik heb het woord nog niet teruggevonden. Daarvoor moet ik de hele tekst nogmaals lezen. Veel hartelijks van Uw dw, A. De Ridder | |
[pagina 291]
| |
Publicatie: Willem Elsschot. Brieven, nr. 1197, p. 1011-1012.
Context: Bijna 20 jaar na zijn brief aan Muller herneemt Elsschot dezelfde Reynaertproblemen. Een zekere agitatie om het niet-antwoorden van Muller blijft onderhuids aanwezig. Het feit dat Elsschot nog steeds op de zaak terugkomt, tekent hoe sterk hij met de Reynaertmaterie begaan is. Villerius is blijkbaar De Ridders leverancier van reynaerdiana. |
|