Tiecelijn. Jaargang 19
(2006)– [tijdschrift] Tiecelijn– Auteursrechtelijk beschermd19Leiden, 8 oktober 1938 J.W. Muller aan mevrouw Leonard Willems [briefkaart] Waarde Mevrouw Willems, Toen ik U eergisteren schreef over het, voor mij nog steeds ongelooflijke, bericht over Uw echtgenoot, verzuimde ik (of eigenlijk: schroomde ik) U te vragen of zijn laatste studie over het Reinaertvraagstuk, waarover hij mij 12 April II. breedvoerig schreef, dat hij 't met coll. Van Mierlo niet eens was en grootendeels aan mijne zijde stond; een stuk dat hij zelf, naar ik meen betitelde: ‘Nog steeds de Reinaert-proloog’,Ga naar eind1. en waarop V. Mierlo ook dacht aan 't slot zijner bestrijding van mijn (stellig laatste) opstel over dit vraagstuk (Versl. en Meded. d.K. VI. Ac. 1938, blz. 438)... of deze studie van Uwen betreurden echtgenoot inderdaad in diezelfde Versl. en Meded. verschenen is of wel alsnog verschijnen zal. Ik zou die studie, die mij natuurlijk buitengewoon interesseert, namelijk zéér gaerne lezen, bezitten en vermelden in de Inleiding van den herdruk mijner critische editie van den Reinaert, waarin ik een beknopt overzicht van den strijd over dit vraagstuk geef, waaraan dan het laatste opstel van een Reinaert-kenner als Uw man natuurlijk niet mag ontbreken. | |
[pagina 268]
| |
Ik zou U in deze droeve en drukke dagen zeker niet durven lastig vallen met een verzoek om eenig bericht over - en, ware 't mogelijk, van een overdruk der (reeds afgedrukte, althans gezette?) lezing (of misschien van het handschrift??) -, ware 't niet dat de tekst mijner Inleiding binnen niet zeer langen tijd ter perse moet gaen. Met een verzoek om verschooning voor mijn onbescheiden vraag en verzoek, en met herhaalden deelnemenden groet Steeds gaarne Uw dw. J.W. Muller
Bewaarplaats: AMVC-Letterenhuis, map M 891/B, 59370/6a.
Context: Deze brief schetst de enerzijds wat verwarde, maar anderzijds doortastende en kranige Muller, die meteen op jacht gaat naar de teksten die zijn betreurde vriend had achtergelaten. Muller was wegens zijn wankele gezondheid en hoge leeftijd zelf niet meer aanwezig op de academievergaderingen (hij was trouwens buitenlands lid). Hij wil per se de teksten hebben voor zijn finale Reynaerteditie, waaraan hij in oktober 1938 de allerlaatste hand legt. Het boek verschijnt bij Brill in 1939. |
|