Tiecelijn. Jaargang 19
(2006)– [tijdschrift] Tiecelijn– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 246]
| |
6Gent, 4 september 1897 Leonard Willems aan Julius de Geyter
Weledele Heer, Ik heb drie dagen vacantie genomen en vind uw schrijven van 1e september II. op mijn tafel liggen. Het spijt me ten zeerste dat ik op een zoo ongepast oogenblik heb geschreven. Maar mijn schuld is het niet; ik lees regelmatig het Volksbelang en vind het eene schande dat dit blad geene melding maakt van den rouw die Ue treft...Ga naar eind1. of zou ik soms een oogenblik van onoplettendheid hebben gehad bij het lezen van het blad. Wanneer gij den tijd daartoe zullen vinden (er is geen haast bij), zal ik dan van uw vriendelijk aanbod gebruik maken. Er is slechts één jaar van het Bijvoegsel op Reynaert de Vos dat mij nu kan dienen, namelijk jaargang 1866.Ga naar eind2. Zoo gij eene gelegenheid vindt om mij in Vlaanderen Vlaamsch (Antwerpen, 1861)Ga naar eind3. door de Stedelijke Bibliotheek te doen toezenden, dan zou ik Ue daarover zeer dankbaar wezen. Onnoodig hierbij te voegen dat ik al hetgeen men mij zou toezenden na een veertien tal dagen zou terugzenden. Hierbij zend ik Ue tevens een afdrukje van eene studie van mij over een boek dat gij waarschijnlijk hebt gelezen. Nogmaals dank Ue voor al hetgeen gij voor mij doet. Verschooning dat ik op een zoo ongelegen oogenblik bij Ue kom aankloppen. Hoogachtend, met diepe dankbetuiging Leonard Willems
Bewaarplaats: AMVC-Letterenhuis, map W 7072/B, 105163/3.
Context: L. Willems produceerde na de publicatie van zijn Ysengrimusstudie een indrukwekkend oeuvre over de naleving van de Reynaertmaterie, o.a. in de reeksen in het Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde (TNTL of kort: Tijdschrift): Reinaerdiana, 1897-1908-1911; en de Verslagen en Mededeelingen der Koninklijke Vlaamsche Academie (Reinaerdiana I-VII van 1920-1922). |
|