intro
Je t'adore
Zes! Het ‘Je t'adore’ als titel van deze intro is geen verwijzing naar het begin van Reynaerts lekenbiecht aan Grimbeert, waarop de das heftig fulmineert met: ‘Oem, wat walschedi?’. De Vlaamse lezer zou kunnen vermoeden dat wij de woorden citeren om te verwijzen naar de door de VRT met belastinggeld bekostigde (vossen-) rode jurk (met split!) van Eurovisiesongkandidate Kate Ryan, en dit met de bedenking dat met de kostprijs van het halvefinalekleed Tiecelijn drie jaar zou kunnen gesubsidieerd worden. De Nederlandse lezer zou kunnen vermoeden dat het een referentie is aan het bedrag van de Europese promotour van Kate (waarmee we twaalf jaar Tiecelijn zouden kunnen maken). Neen, niets van dit alles.
‘Je t'adore’ verwijst naar de auteur van Stemmen op schrift, Frits van Oostrom, wiens boek samen met dat van Hugo Brems op 23 februari 2006 in de Grote Kerk van Breda aan de adorabele prinsessen Mathilde en Maxima werd geschonken, en dit onder het oog van alle camera's der Nederlanden. De gewone stervelingen bewonderden een Maxima in een verblindend vossenrood lederen pakje dat Reynaerts hormonen op hol zou hebben gebracht. Als Mathilde en Maxima het boek ondertussen hebben uitgelezen, beschouwen zij nu het Reynaertverhaal als de onvervalste topper uit de Vlaamse literaire canon. Van Oostrom: ‘Bij een enquête in 2002 onder de leden van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde kwam de Reynaert als de op één na waardevolste tekst van de Nederlandse literatuur naar voren en moest hij alleen Max Havelaar voor laten gaan. In Vlaanderen behaalde Vanden vos Reynaerde bij dezelfde enquête zelfs de palmares, ruim boven grootheden als Willem Elsschot, dat andere genie van een klein oeuvre over schone schijn, en Louis Paul Boon, die andere criticaster van de macht.’ (p. 464). Tiecelijn bevat een bijdrage van Jan de Putter over Stemmen op schrift.
‘Je t'adore’ verwijst in dit Tiecelijnnummer nog meer naar Paul van Keymeulen. Deze romanist publiceert sinds enkele jaren de vertalingen van de Roman de Renart (meer dan 30.000 verzen!) in Tiecelijn, waardoor dit tijdschrift nog decennia lang gezocht zal blijven. In dit nummer publiceren wij de voor de Nederlandse letterkunde belangrijkste branche, de directe bron van Willem: Le Plaid (Het rechtsgeding / Het vonnis). Meteen ook nemen wij de vrijheid om de eerste 60 verzen van zijn recent klaargekomen Franse vertaling van Van den vos Reynaerde te introduceren. Het is meer dan twintig jaar geleden dat de laatste Franse vertaling verscheen (Reynaert le goupil van Liliane Wauters bij uitgeverij La renaissance du livre in de Collection Unesco / D'oeuvres representatives, série européenne). De volledige vertaling van Van Keymeulen verschijnt binnenkort op onze website, die sinds kort een nieuwe naam heeft: www.reynaertgenootschap.be. Misschien wil een gesubsidieerde uitgever wel eens de moeite nemen om te onderzoeken of hij deze tekst in zijn fonds wil opnemen. Dan zullen wij tegen de subsidiërende overheid en die uitgever zeggen wat we momenteel tegen de 86-jarige Paul van Keymeulen uitroepen: ‘Je t'adore’. Admiratie is er ook voor Philipp Poeth, die Van den vos Reynaerde in het Duits vertaalde, voor Sofie Moeyaert, die een Italiaanse versie bezorgde (binnenkort ook op de site) en voor Hans Rijns, die een indrukwekkend werk voorbereidt, een synoptische editie van gedrukte Reynaertteksten van 1479 tot 1700. Wij kijken met spanning uit naar deze ‘Hellinga II’.
Rik van Daele