van 1160-1165. Het Vlaamse hof is een typevoorbeeld van een hof waar de leeuw centraal stond. Filips van den Elzas gebruikte in 1162 de leeuw al op zijn zegel. In het Comburgse handschrift (circa 1410) wordt bij het begin van de Rijmkroniek van Vlaenderen graaf Filips van den Elzas afgebeeld met een wapenschild met een Vlaamse leeuw (het wapenschild ‘Oude Vlaenderen’ staat aan zijn voeten). Een in een gouden veld klimmende leeuw van sabel (zwart) is getongd en genageld van keel (rood).
Waarom kozen de Vlaamse graven voor de leeuw als symbool? De leeuw stond in de middeleeuwse cultuur symbool voor kracht, moed, fierheid, gulheid en rechtvaardigheid. Vaak werd er - mede onder invloed van de bestiaria - een christelijke dimensie aan deze kwaliteiten toegevoegd. In de literatuur wordt de leeuw als het symbool van de christelijke ridder opgevoerd, eerst in de Franse en de Anglo-Normandische literatuur, later in de Germaanse invloedssferen.
Zijn positieve rol dankt de leeuw ongetwijfeld aan de Bijbel, hoewel er in de Bijbelse traditie sprake is van een goede en een slechte leeuw. In de twaalfde en dertiende eeuw werd het negatieve van de leeuw vooral geïncorporeerd in de luipaard. De laatste is gevaarlijk, wreed, brutaal en listig. Hij incarneert de kwade krachten, de vijanden van Israël, de valse koningen en de zondige mens. Vooral Augustinus en enkele latere kerkvaders hebben deze negatieve leeuw geportretteerd. De leeuw overwinnen gold als een ‘rite de passage’ die de held of heilige moest doormaken. Anderen (o.a. Ambrosius) zagen de leeuw in de nieuwtestamentische traditie als de heer van de dieren, een afspiegeling van Christus. Deze traditie werd ondersteund door de Latijnse bestiaria en de Griekse Physiologus. Voeg daarbij zeker de uit het Oosten afkomstige fabeltraditie waarin de leeuw een (veelal) positieve hoofdrol opeist als hoofd van alle roofdieren.
De leeuw heeft zijn rol als koning der dieren definitief verworven in de grote encyclopedieën van de dertiende eeuw (Thomas van Cantimpré, Bartholomeus Angelicus en Vincentius van Beauvais). In deze bestiaria wordt de rol van de leeuw gechristianiseerd: het met de ogen open slapen, het verwijderen van sporen met de staart en het sparen van zijn tegenstanders worden christelijk geïnterpreteerd en in verband gebracht met waakzaamheid, leven na de dood, het wegstoppen van de goddelijkheid van Christus enzovoort. Deze aspecten worden beschreven door Paul Verhuyck in zijn artikel over de ‘Middelleeuwen’. Banden met de middeleeuwse fabeltraditie zijn te vinden in het artikel van Wim Gielen.
Paul van Keymeulen vertaalde naast de branche over De verdeling van de prooien (met naschrift van Paul Wackers) nog enkele kleinere teksten, met name de beschrijving de leeuw door Brunetto Latini in zijn Li livres dou Tresor en een hele reeks fabels. De vier fabels van Aesopus werden vertaald via de Franse vertaling van Daniël Loayza (die op zijn beurt uit het Grieks vertaalde). Twee fabels komen uit de Isopet. Van Keymeulen vertaalde ook enkele modernere Fables van theaterauteur Jean Anouilh (1910-1987).
De leeuw uit de middeleeuwen resulteerde tijdens de romantiek in Consciences De Leeuw van Vlaenderen. Dit leeuwennummer begint met een bijdrage van Yvande Maesschalck over een boek dat de literaire geschiedenis van Vlaanderen meer heeft bepaald dan we nu nog zouden vermoeden. Hendrik Conscience haalde - mede door De Leeuw... - zelfs een top 10-plaats in het (onzinnige?) verhaal over de ‘Grootste Belg’.
Rik van Daele