Ach, Reinaert die roffelt op de batterie
terwijl hij vanonder alom
Terwijl hij de harige dames bepist
wordt hij voorbarig gekist.
Gelukkig wordt broodnodig de dame sans merci
met gejuich tegen de planken genageld.
Tant pis voor hen die alleen die letters
willen lezen in hun eigen schrale korf
Daarom zeg ik met de kopstem
krakkemikkerig joyeus als in een wolfsklem
dat de mens malencontreus
misschien niet kan blijven winnen
omdat hij stompzinnig blijft verzinnen
wat er in hem kantelt van binnen
maar in het spel van winnen en verliezen
terwijl er gras groeit op zijn buik
en zijn fameuze ziel slijt in het gebruik
moet kiezen, niet tussen Ecce homo en libido
maar voor het verdwaasd muziekske
Hugo Claus, Brugge 1929
Pjeroo Roobjee, Wolfsklem, Nioba, 1987.