Peter Holvoet-Hanssen
Hinderlaag bij de watervalbeuk
‘Mijn dichtkunst is een boot, bevaart de zee zo groot.’
‘Ja, nob'le bard, maar luister hoe de vos ons laakt.’
‘Graaf hem dan uit, Cortois! Die zotskap moet gewraakt.’
Ik huis in een vossenburcht als een rosse rekel met zijn moer
in vuurtorens met lacherige sletjes in rood-witte vuurtorenbedjes
geen visserkoning en toch dronk ik uit de kelk van een zwarte
priesteres met de maan onder haar voeten - zoals Peter Pan
draaide ik de koelste zeemeermin een lekkere loer - ‘Ach mijn
Tijgerlelie, melkwitte Wendy droomt nog van een echte man’
Wie niet zoekt die vindt, zo krijg je zoals ik een kind dat zingt
over indianen; ze drinkt indianenappelsap bij het kampvuur
danst tot ze sterren ziet: ‘Het ganzendorp waggelde heen en weer
's morgens vielen de ganzen in slaap want het waren nachtganzen’
piept door het raam Janneke Maan, de sterren gaan voor je aan
In scharlaken gaat ze scheep, moge een wolk haar beschermen
want zoals een vos = kat + hond, zo schuilt in de hemel de hel
voor de moeder met de pluim schrijf ik verzen hard en zacht
in haar vacht bijt ik mijn ‘ontboezemingen in het vossenvel’
Peter Holvoet-Hanssen, Merksem 1960
Santander. Ontboezemingen in het vossenvel, Prometheus, 2001.