H.H. ter Balkt
Van den vos Reynaerde
Bruun de eerste dager murw de rivier ingejaagd
door de maakster van houten lampions en Lamfroyt
de timmerman, na met een fata morgana van honing
door Reinaert de eik-met-wiggen te zijn binnen
gelokt. Tibeert is de tweede: op hem wacht stil
achter het luik de strik in het papenhuis. De kat
is de buidel muizen die hij vangen wou en razend
luidt hij de klok van Martinet. Door de das naar
het Hof gebracht ziet Reinaert de galg. ‘Kriekput,
koning, bij het Hulsterbos, daar vindt u onder een
berk bij de bron de Gotenschat.’ Zijn schoenen uit
wolfsklauwen gemaakt, stuurt Reinaert kapelaan Ram
naar Nobel, hangt hem zijn pelgrimstas van berevel
om, zonder brieven maar met de hazekop. Puur bedrog!
H.H. ter Balkt, Usselo/Enschede 1938
Laaglandse hymnen I-III, De Bezige Bij, 2003 (eerst in: Laaglandse hymnen I, 1993).