Anton van Wilderode
Reinaert 1
Reinaertpad door het waasland
Zal Reinaert straks zijn roofterrein herkennen
in 't vreedzaam landschap tussen Hulst en Gent.
Een strookje hei, met een dozijntje dennen,
en ergens nog, maar wààr? de blauwe vennen -
is dat genoeg voor wie het ànders kent?
De dieren zijn getemd of uitgestorven;
de (Vlaamse) leeuw heeft, braaf en heraldiek,
een ereplaats in het bestel verworven;
alleen de kippen en de bijenkorven,
omwille van de baat, zijn identiek.
Lamfreyt liet zijn bedrijf mechanizeren:
hij zaagt, elektrisch, onze laatste eik
en ach! wie spreekt nu nog van bruine beren?
De wolven staken zich in mensenkleren,
in Brussel kreeg Courtois sinds lang gelijk.
De galgen werden wijselijk verboden
door een kommissie voor landschappelijk schoon
als onestetisch én voor onze noden
zeer onvoldoend: wij vonden een metode
waarvan de afzet meer de moeite loont.
Zal Reinaert straks de vroegere weg nog vinden,
in 't vreedzaam landschap tussen Hulst en Gent,
naar Maupertuus, onder aloude linden,
het veilig nest, waar hij met Ermelinde
de jonge vossen in zijn voetspoor ment?
Wanneer hij in de zon der pinksterdagen
voorzichtig lui voor zijn kasteelpoort ligt
zal hij zijn vrienden zien, die niet versagen
om uit zijn boek de raadselen te verjagen
en hij zal grijnzen met een frank gezicht!
Anton van Wilderode (Cyriel Coupé), Moerbeke-Waas 1918-1998
De Toerist, 16 mei 1955. Later in: Anton van Wilderode. Volledig dichtwerk. Gebundelde Gedichten, Lannoo, 1999.