intro
Meerderjarig
Tiecelijn gaat zijn achttiende jaargang in. De meerderjarigheid wenkt. Tiecelijn is een blijver. De twintigste verjaardag komt in het blikveld. Van kwaliteitsverlies, writersblock, schrijvers- of kopijtekort is geen sprake. Ondertussen groeit ook de webstek aan. Het Tiecelijnregister 1988-2002 is via het Internet raadpleegbaar, net als een deel van de bibliografie van de Reynaertbewerkingen na 1800 en rubrieken als recente publicaties, de agenda en de kroniek. Deze rubrieken zullen niet meer structureel in Tiecelijn te vinden zijn, wel af en toe via losse inlegbladen. Een gratis elektronische nieuwsbrief met meer dan honderd abonnees houdt u blijvend op de hoogte van het reilen en zeilen in de literaire wereld (van de vos). Steunende leden blijven de nieuwsbrief van het Intergemeentelijk Project Het Land van Reynaert ontvangen en kunnen zich zo verder informeren. Als de middelen het toelaten, wordt in 2005 een nieuwe Tiecelijnfolder gemaakt en wordt de website gedynamiseerd. Op die website komen naast de Nederlandse vertaling van Walter Verniers (de helft van het verhaal) wellicht ook een Franse en een Italiaanse vertaling van het Reynaertverhaal en een lesmap voor scholen.
Bij de volgende nummers van deze jaargang zijn twee themanummers gepland. Het zomernummer wordt een bloemlezing vossengedichten van de Middeleeuwen tot 2005. Een groep van enthousiaste redactieleden en andere medewerkers doet een poging om vossen te detecteren in de Nederlandstalige letterkunde. De bloemlezing zal getuigen van de poëtische reis die de ‘felle rosse’ doorheen de literatuur heeft gemaakt. Indien u meent dat u nog vossendichten in het spinrag vergeten bundels weet te detecteren, hopen wij van u iets te horen. Het vierde nummer wordt een themanummer over de leeuw doorheen onze literatuurgeschiedenis.
Op het omslag van deze jaargang staat een nieuwe houtsnede van Wim de Cock. De graficus beeldt (voor het eerst in de Reynaerticonografie?) de fabel van de ‘puden’ (kikkers) uit. Door de keuze voor een soort snijdersbank bereikt hij hetzelfde effect als de Reynaertauteur. Het gaat om een verhaal-in-het-verhaal. Met de opname van deze prent behoudt de redactie de lay-out van het tijdschrift, sober en klassiek en gericht op een publiek dat van rust houdt. In deze tijd van grote wisselingen, flashy slogans en in-willen-zijn is dit een bewuste keuze.
De ‘pudenfabel’ sluit aan bij de kikkerstad Aardenburg. Sinds de negentiende eeuw waren diverse wetenschappers en liefhebbers overtuigd dat de Reynaert werd geschreven door de Aardenburgse geestelijke Willem Utenhove. Arco Willeboordse uit Aardenburg geeft in een diepgaand essay een mooi overzicht van de gebruikte argumenten en de identificatie van de Zeeuws-Vlaamse stad met de Reynaertmaterie. Niet alleen de Sluise negentiende-eeuwer Johan Hendrik Van Dale, maar ook Guido Gezelle was geboeid door de vos. Beide erflaters hebben toch enige afstand behouden tot het Reynaertverhaal. Priester-dichter Gezelle schreef jarenlang zijn eigen familieblad Rond den heerd vol. Marcel Ryssen ontdekte in de vele duizenden bladzijden een korte, nooit opgemerkte Reynaertvertaling van de West-Vlaamse taalparticularist. Dit nummer opent met een kleurrijke bijdrage van Willy Feliers over het onbekende Reynaertverhaal Reintje verwekt onrust, een boekje van animatiefilmmaker Hans Held, die ondanks zijn associatie met het nationaal-socialistisch gedachtegoed tijdens de Tweede Wereldoorlog, in 1946 toch nog zijn sterk ideologisch gekleurde tekst kon publiceren.
Rik van Daele