| |
| |
| |
grafiek
■ Willy Feliers
Frank-Ivo van Damme
Afb. 1: Portret van Frank-Ivo van Damme, kopergravure door Prof. W. Pfeiler (Wenen)
In het werk van Frank-Ivo van Damme ligt zijn onvervalste Vlaamse aard open en bloot te kijk: gezond van lijf en leden, met ingehouden barokke levenslust, met liefde voor de mens, het landschap, de bloem, voor elke vorm van leven, en liefst Leven met een hoofdletter.
(Bart Mesotten, Frank-Ivo van Damme, graficus, p. 8)
In Ekeren, in kunsttempel die Damme, nestelt in een groen cocon het kunstenaarsechtpaar Frank-Ivo van Damme en Joke van den Brandt. Er is groen genoeg, maar Frank-Ivo zal zijn burijn niet vlug aan de wilgen hangen. Frank wordt volgend jaar 70, maar hij heeft nog niets van zijn creativiteit en werklust verloren. Integendeel, hij zit in een periode van creatieve hoogconjunctuur. Zijn speelse geest zit vol beelden, scènes en emoties. Belangrijk is ook zijn steeds grotere technische vaardigheid. Wat op zijn netvlies is gebrand, wat in zijn inspiratieveld groeit, kan hij feilloos in koper, hout en lino graveren of als tekening op papier toveren.
Frank-Ivo werd op 2 september 1932 in Merksem genetisch als tekenaar geboren. ‘Hij genoot van te zien. Hij zag altijd, alsof hij den eersten keer zag: verbaasd, gelukkig en gulzig. Elke blik deed een ontdekking. Zijn ogen slurpten lijnen en kleuren in.’ Zo schreef Felix Timmermans over Pieter Bruegel; zo stel ik mij ook de eerste levensjaren van Frank-Ivo voor.
Als jongste student, slechts vijftien jaar oud, begon Frank-Ivo zijn opleiding aan de Koninklijke Academie voor Schone Kunsten van Antwerpen bij de befaamde leraars Gustaaf de Bruyne en René de Coninck. Hij voltooide zijn opleiding aan het Nationaal Hoger Instituut voor Schone Kunsten te Antwerpen, waar hij als laureaat
| |
| |
eindigde in 1962. In die periode had hij als leraars Jos Hendrickx en Mark Severin. Hij zal de vaardigheid van zijn leermeesters absorberen, zijn eigen weg zoeken en door zijn speelse creatieve kracht zijn meesters ontgroeien. Hij staat op eigen voeten (en die mogen we ook zien, want Frank-Ivo wandelt graag blootsvoets in sandalen door het leven).
In 1951 stichtte Frank-Ivo het jongerentijdschrift Pijpkruid, waar hij zijn eigen werk en ook werk van andere grafici zoals A.M. Gray en Hans Orlowski kon publiceren.
Meer en meer wordt de mens en vooral de naakte vrouw prominent aanwezig in zijn werk. Anatomisch zoekt hij naar de perfectie. Door de groei van zijn persoonlijkheid en het verwerven van psychologisch inzicht creëert hij figuren die rijk zijn aan expressieve lichaamstaal. Hij kan zijn bladen op een suggestieve manier een erotische glans geven. Erotiek is op Frank-Ivo's prenten een belangrijk deel van het leven.
In 1971 wordt Frank-Ivo Laureaat van het Plantijn Genootschap. Hij had toen al tweemaal de Nationale prijs Baron de Brouwer gewonnen, in 1957 en 1963. Hij stichtte ook de Vrije Vesper Tekenschool, die uitgroeide tot de Stedelijke Academie voor Plastische Kunsten district Merksem, waar hij directeur werd en later ere-directeur (1992).
| |
Vakmanschap
Geen grafische kunst zonder vakmanschap. Als je bladen ziet van kunstenaars, die qua intuïtie en gevoeligheid volwaardig kunstenaar zijn, maar de techniek niet voldoende beheersen, is het eindresultaat ontgoochelend. In vele artikels en uitspraken heeft Frank-Ivo daarop hardnekkig en terecht gewezen. ‘Leren tekenen, de basis van de grafiek, stel je voor! Niet meer nodig! Anatomie, perspectief, compositieleer, drukkunst, grafische technieken, arceertechniek, letterkennis, handvaardigheid door oefening, cultuurgeschiedenis, mythologie, literatuur, enzovoort, allemaal naar de schroothoop!’ (Exlibriswereld, p. 92).
Frank-Ivo's pleidooi voor vakmanschap is hopelijk geen betoog voor lege stoelen en banken. Frank-lvo is trouwens met zijn betoog voor vakmanschap en voor ambachtelijke vaardigheid in goed gezelschap. Eén van mijn voorkeurauteurs, de ‘geleerde broeder’ van Gerard Reve, auteur en hoogleraar Slavische talen Karel van het Reve, citeert in zijn boek De ongelooflijke slechtheid van het opperwezen een uitspraak van Abraham de Swaan, die de Franse marxistische socioloog Pierre Bourdieu napraat: ‘Voor de halfgeschoolden en onontwikkelden moet een kunstwerk iets uitdrukken, ergens op lijken, een navoelbare emotie oproepen, of het moet van kostbaar materiaal gemaakt zijn of zichtbaar blijkgeven van grote ambachtelijke vaardigheid. Het moet er liefst netjes en goed afgewerkt uitzien en iets tot onderwerp hebben dat verheven is of van maatschappelijk gewicht. Dat het werk in zichzelf een betekenis kan hebben ontgaat hun.’
Karel van het Reve neemt het op voor de halfgeschoolden, gaat tegen hogere uitspraak van De Swaan/Bourdieu in en stelt dat tot enkele decennia terug het niet de halfgeschoolden waren die om betekenis, emotie en om grote ambachtelijke vaardigheid vroegen, maar dat dit ‘de formule is geweest waar de meeste schrijvers, schilders, beeldhouwers, componisten en filosofen hun naam onder zouden hebben gezet.’ Van het Reve gaat verder: ‘Ik geloof niet dat Goethe of Schopenhauer, Tolstoj of Toergenjew, Byron of Shelley, Multatuli of Couperus enig bezwaar tegen deze for- | |
| |
mulering zouden hebben gehad. Het lijkt een korte samenvatting van de “Ars poetica” van Horatius.’
Als we de namen van de kunstenaars die Karel van het Reve als voorbeeld stelt als ijkpunt nemen, dan is Frank-Ivo in goed gezelschap. Natuurlijk is vakmanschap maar de basis. Met vakmanschap alléén maak je geen kunst. Er is ook intuïtie, feeling, de gave van kunstenaar zijn en speelsheid van geest nodig. Wie kunstenaar wil worden moet geboren zijn met in zijn/haar bagage het magisch brugje waarmee je de overstap maakt van ambachtelijkheid naar kunst.
Een mooie voorbeeld van vakmanschap en speelsheid is te zien op Frank-Ivo's ex-libris De dame met het handje. Wat het handje echt doet, zien we als we de prent 180 graden draaien (afb. 2).
Afbeelding 2
| |
| |
Afbeelding 3
| |
| |
| |
Vrije prenten, illustraties en portretten
Frank-Ivo's houtgravure De Walkuren-Rit is een dynamische prent (afb. 3), geïnspireerd door het gelijknamig hoofdstuk in Timmermans Pallieter. Deze eclatante prent vol beweging, oogt als een uitbarsting van levensvreugde.
Pallieter [...] op het eerste beste paard (en) Marieke op een grote gele merrie [...] galoppeerde(n) vooruit in den kletterenden regen, als een stuk levende aarde. Marieke hield zich vast aan de weelderige manen der steigerende merrie, en lachte heldere gillen uit. Pallieter zat los op zijn paard, zwierde met zijn armen, en huilde uit zijn sterke keel het schetterende horenlied der Walkuren van Wagner.
Achter Pallieter zien we het weerlichten en het regent over de prent ‘alsof het laatste oordeel gekomen was’. Mariekes natte haren ‘waren losgeschud en vlogen van 't geweld als een waaier uiteen.’ Frank-Ivo slingert Pallieters paard door de prent ‘als een geweld tegen het geweld des hemels in’.
Voor de negende uitgave van de stilistisch enigszins overladen, maar inhoudelijk aangrijpende Celbrieven van Wies Moens, graveerde Frank-Ivo van Damme acht originele houtgravures. De gravure die de vierde brief illustreert is deels ook gebruikt als prent voor de omslag. Op de volledige prent zien we een gekooide jongeman:
Een knaap is op zijn knieën gevallen, zijn armen klieven in een opperste noodgebaar de lucht. Uit dat vallend, in-mekaar-stortend lijf stijgt een kreet.
In een donker gearceerde cirkel, voor een witte achtergrond, verbreekt een jongeman zijn ketens. Frank-Ivo heeft de knaap gevat in een dominant traliehek waarvan drie tralies zijn borst doorboren. Een zwaluw van de stille hoop vliegt binnen.
Het wordt donker. Gierende zwaluwen schieten langs mijn tralievenster. Er is weer muziek in de stad.
Als illustratie bij de eerste celbrief staat een paginagrote houtgravure (afb.4). De prent is uit de tekst gesneden:
Zoo was mijn laatste droom. Een jonge Romein, in knapendracht. Hij stond: dat wil zeggen, staan was het eenige wat hij deed. Onder zijn arm hield hij een speer. De schacht van de speer was zwart, en de punt naar den grond gekeerd. [...] Aan zijn voeten lag een meisje.
Buiten op een tak zingt een vogel een oud lied, schrijft de gevangen dichter, en zijn overpeinzingen luiden verder: ‘Dragen alle eerlijke lui uniformen met blinkende knoopen en kepi's met zilverband? Ik weet niet of de boozen een ander gelaat hebben als de goeden.’
| |
| |
Afbeelding 4
Frank-Ivo heeft de juiste houdingen gevonden, compositorisch knap samengebracht en trouw uitgebeeld.
Filip de Pillecyn, oorlogsvrijwilliger in de Grooten Oorlog en repressieslachtoffer na de Tweede Wereldoorlog, kon ook celbrieven schrijven, maar hij heeft zijn repressieen celervaringen verwerkt in de roman Aanvaard het leven, zoals hij zijn oorlogservaringen uit de Grooten Oorlog verwerkte in de mooie novelle De Rit.
| |
| |
Afbeelding 5
| |
| |
In 1981 verscheen van De Pillecyn: Kiespijn der ziel. Onuitgegeven journalistiek. Voor deze verzamelbundel ontwierp Frank-Ivo als illustratie een houtgravure (afb. 5) voor de omslag en als frontispice. Van deze uitgave verschenen eveneens 125 genummerde exemplaren met een originele gesigneerde afdruk van het houtblok.
Frank-Ivo maakt veel portretten. Vooral vrouwen laten zich door de kunstenaar portretteren en worden expressief-naakt in hout gegraveerd of als pastelportret uitgewerkt. Er zijn ontroerend mooie portretten van zwangere vrouwen bij. Hij heeft ook een reeks portretten in krijttekening gemaakt van Vlaamse kunstenaars die als postkaart zijn uitgegeven door de Vereniging van Kempische schrijvers: onder anderen Rose Gronon, Paul Hardy, Robin Hannelore, Maria Rosseels, Max Wildiers, Jos van de Loo, Herman Vos, Gaston Durnez en Anton van Wilderode (om met enkele vossenstaarten te eindigen).
Hubert Lampo (o1920), de auteur van boeiende magisch realistische romans en verhalen en het voor Reynaerdofielen interessant boek Kroniek van Madoc, zien we hier (afb. 6) met zijn eeuwige pijp en melancholische blik.
Afbeelding 6
| |
| |
| |
Gelegenheidsprenten en oorkonden
Frank-Ivo van Damme heeft veel gelegenheidsprenten gemaakt. Wie geregeld deelneemt aan de hofdagen van de ridders van de Orde van de Vossenstaart in kasteel Wissekerke te Bazel heeft er al enkele gekregen, maar Frank heeft ook talrijke bladen voor andere gelegenheden en gebeurtenissen gegraveerd. Ook voor bedrijven worden er mooie gelegenheidsbladen gemaakt. Ik neem er één uit als illustratie: een map met nieuwjaarswensen ontworpen voor Baan Business Systems Belgium ter gelegenheid van het het eeuwfeest van Guido Gezelles sterfjaar. De map bevat twee illustraties geïnspireerd door het aan Eugene van Oye opgedragen gedicht Dien avond en die roze: een kopergravure van Frank-Ivo, een kalligrafische versie van Gezelles gedicht door Joke van den Brandt en naast de illustraties een Engelse en Franse vertaling door Christine D'Haen en Dom Walter Willems. Frank creëerde een artistiek mooie en iconografisch rijke prent (afb. 7).
Afbeelding 7
| |
| |
Op de voorgrond een dromerige jonge man - waarin ik graag Eugene van Oye zie - voor een vaas met rozen. De wand van de vaas is ook een uurwerk refererend aan de eerste verzen van het gedicht:
'k Heb menig menig uur bij u
en nooit en heeft een uur met u
me een enkle stond verdroten.
Noch nooit een blom zo schoon, van u
Gezocht, geplukt, gelezen,
Als die dien avond blonk op u,
De grafische kunstenaar heeft het gedicht grafisch vertaald. Hij plaatst boven Gezelles lievelingsleerling Eugene van Oye, ‘een blom zo schoon’, de mooiste roos die hij uit zijn koperplaat kan plukken. De onderkant van het uurwerk wordt verdrongen door het grote zakhorloge op de tafel. Een deel van het uur verdwijnt, omdat een uur ‘niet lang een uur mag wezen;’ het zakhorloge is zelfs meer symbolisch en heeft geen wijzerplaat.
Ofschoon, zo wel voor mij als u,
- wie zal dit kwaad genezen? -
een uur bij mij, een uur bij u
niet lang een uur mag wezen;
Frank en Joke hebben dit wondermooie gedicht met meesterhand gevisualiseerd. Christine D'Haen heeft het door haar Engelse vertaling wereldwijd toegankelijk gemaakt.
I've many, many an hour with you
been living and been loving
and never has an hour with you
been for one instant irking.
Joke van den Brandt, Vlaanderens beste kalligrafe met uitstraling tot ver over onze grenzen, maakt ook geregeld oorkonden voor de Vlaamse Gemeenschap, voor universiteiten bij de uitreiking van eredoctoraten en eerste pagina's in de ontvangstregisters ter gelegenheid van belangrijke bezoeken en gebeurtenissen in Antwerpen. Ik geef enkele voorbeelden: het bezoek van Koning Albert II en het bezoek van de koning van Zweden. (Wie weet komt koning Nobel ooit nog.) Ook bij deze gelegenheidskunstwerken is er dikwijls sprake van teamwork, de oorkonden worden omlijst door mooie tekeningen van Frank-Ivo.
In Tiecelijn 2001, p. 107 zien we een verkleinde zwartwitweergave van een dergelijk combinatieblad (bijeenkomst van de Orde van de Vossenstaart 2000). Alle ridders in de Orde van de Vossenstaart koesteren trouwens hun mooie oorkonde door Joke voor hen ontworpen.
| |
| |
| |
Ex-libris
Het exlibris is een persoonsgebonden eigendomsmerk dat, aangebracht in de boeken van de eigenaar, op een esthetisch-grafische manier die boeken met zijn titularis verbindt. Met andere woorden: een exlibris is niet enkel door naamvermelding, maar ook door de uitbeelding aan de persoon gebonden. Deze prent is direct of symbolisch in relatie met de opdrachtgever-titularis. Een exlibris met bijvoorbeeld een vos en een mooie muze in een auto kan voor dokter De Vos, vrouwenarts en miniatuurauto's verzamelend bibliofiel, hét humoristisch portret zijn. Het niet uitgevoerde tweede ontwerp dat voor De Vos ontworpen werd, kan niet dienen voor Mr. Peeters, want deze jurist leest science-fiction, beklimt bergen en heeft een vaste vriend.
(Frank-Ivo van Damme in Exlibriswereld p. 90).
Frank-Ivo weet waarover hij spreekt. In november 2001 had hij 426 houtgravures (X2) en 258 kopergravures (C2) als ex-libris ontworpen en gegraveerd. Frank-Ivo behoort internationaal tot de belangrijkste ex-libriskunstenaars van de laatste decennia. Frank-Ivo van Damme kan je in elke prent herkennen. Hij is steeds zichzelf gebleven. Hij is natuurlijk technisch en als kunstenaar gegroeid, maar hij heeft
Afbeelding 8
| |
| |
geen modetrends achterna gelopen. Frank-Ivo heeft wel de technische moeilijke stap gezet van de houtgravure naar de kopergravure en hij heeft de laatste jaren vooral ex-libris in koper gegraveerd. Ook zijn gelegenheidsprenten worden meer en meer gerealiseerd als kopergravures.
Voor de begaafde schilder en gewaardeerde oud directeur van de Stedelijke Academie van Sint-Niklaas, Karel Mechiels, graveerde Frank-Ivo in 1989 een vossen-ex-libris (afb. 8). Reynaert heeft een mooie plaats gevonden op het hoofd van een goed gevormd jong meisje, die meer lonkt naar de vossenstaart dan naar haar palet.
Een van de vroege ex-libris in kopergravure is opus nr. 40 (afb. 9), ook gegraveerd in 1989, voor G. Reniere uit Poperinge. In de achtergrond zien we de silhouettorens van Poperinge, stad van de hop, hoptak die Frank toepasselijk in een glas bier heeft gezet. Boven het portret van de opdrachtgever troont dominant Renard, Franse vos, waarin de naam Reniere zijn oorsprong zou vinden. Renard heeft een penseel in de bek als verwijzing naar de schilderactiviteiten van Reniere.
De Duitse Reineke Fuchs-verzamelaar Herbert Kirmse uit Erlangen heeft Frank-Ivo in 1993 ter gelegenheid van diens nakende zeventigste verjaardag in koper vereeuwigd.
Afbeelding 9
| |
| |
Afbeelding 10
Kirmse heeft ongetwijfeld dit mooie ex-libris (afb. 10) in exemplaren van zijn waardevolle collectie Reineke Fuchs-boeken gekleefd. Zo worden bibliofiele pareltjes symbolisch aan de ketting gelegd en door de mooie kopergravure nog waardevoller gemaakt. De beschadigde toren van de Berlijnse Gedachtniskirche zoekt steun tegen de wang van de zelfzeker ogende verzamelaar, die toch moet opletten voor de feller ogende vos en het alziende oog in de ballon. Met al deze toeziende wachters zijn Kirmses boeken wel fel bewaakt.
In 1994 maakte Frank-Ivo voor Herbert Kirmse ook een wenskaart in kleur met vos.
| |
Keltisch Alfabet Ex-libris
Frank-Ivo van Dammes ex-librissuite Keltisch Alfabet, uitgevoerd in kopergravure en samengebracht in het boek Exlibris ABC, is een proeve van technisch en artistiek meesterschap. Met het bekijken en doorgronden van deze reeks ex-libris kan je vele rijke avonden vullen. Het eerste Keltisch-ex-libris, de G voor Gommer Lemmens, zag het licht in mei 1993 en het laatste, de letter Z voor Mark van Stone, in april 1997.
| |
| |
Op zoek naar documentatie voor het Keltisch G-ex-libris herontdekte Frank in de bibliotheek van Joke van den Brandt het Book of Kells en de nog mooiere Lindisfarne Gospels. Tijdens die speurtocht verzamelde hij meer documentatie dan nodig voor enkel één ex-libris geïnspireerd door de Keltische G. Zo was de inspiratie voor een nieuwe Keltische letter geboren en de honger naar meer. Laten we Frank zelf aan het woord:
Het werd boeiend. Mijn honger werd groter, mijn boekenschat groeide. De ontmoeting met mijn collega's, die zich 1200 jaar geleden met dezelfde onderwerpen bezighielden, bleef niet zonder gevolgen. Het werd fascinerend, emotioneel, maniakaal. Ik ging van langsom meer tijd besteden aan het uitproberen van allerlei ingewikkeld Keltisch knoop- en vlechtwerk. Ik werd depressief als het niet lukte, euforisch als de puzzel klopte. Ik lag er 's nachts van wakker, liet er soms mijn eten voor. Want je wil meer dan louter copiëren. Ik wilde zelf knopen creëren met inachtname van de spelregels en in de geest van de meesterwerken van toen.
In deze context wil ik verwijzen naar de ex-libriskroniek in Tiecelijn 1995, p. 25 en 27. Toen waren er al veertien bladen van het Keltisch alfabet ontworpen, waarvan
Afbeelding 11
| |
| |
twee met een vossenmotief (met name de ex-libris voor Joël Janssens en Renaud Alcalde). In totaal zijn er in de reeks van 27 letters (ook IJ is opgenomen), nu zes 0vossenmotieven terug te vinden.
Reynaert ‘Quam in Waes int soete lant’. Met deze Q ontwierp Frank-Ivo een van de mooiste Keltische ex-libris (afb. 11) voor opdrachtgever Rik van Daele. De proefdrukken waren klaar december 1995 en werden nog ingezonden voor de Internationale exlibriswedstrijd Reynaert de vos (catalogus p. 22). De oplage staat chronologisch gerangschikt op januari 1996 onder opus nr. 168.
Op de noordpool van het ronde gedeelte van dit ex-libris staat het wapenschild van Lokeren, de werkstek van de titularis die er conservator is van het museum, met als embleem de Wase raap (de raap is een van de symbolen van het Waasland; de spotnaam voor Lokeraars is rapenbraders) en de rooster. Onderaan, meer dominant, zien we het wapenschild van Sint-Niklaas. Van Daele is geboren en getogen Sint-Niklazenaar. In dit wapenschild mis ik de raap, want in Sint-Niklaas wonen ook rapeneters. De tekst die vloeiend aansluit aan de Keltische Q verwijst naar het doctoraat van de titularis: Ruimte en naamgeving in van den vos Reynaerde. De staart van de Q verwijst naar de Orde van de Vossenstaart, vossenstaart die de titularis fier mag dragen. Tiecelijn (de raaf en het tijdschrift) heeft zijn zitje gevonden en de
Afbeelding 12
| |
| |
strop heeft de vorm van een pelgrimsstaf. Links onder zien we de kop van Nobel: half carnavalswezen, een onwaardige vorst, bijna hansworst, geen partij voor Reynaert. De vier scènes in het centrum komen in chronologische volgorde uit het verhaal: Bruun in de boomstam, Reynaert voor Cantecleer (hier zien we als substituut voor de kippen overdrachtelijk een toom ganzen), Reynaert als pelgrim en de moord op Cuwaert. Deze scènes verwijzen naar vier artikels die Van Daele had geschreven of aan het schrijven was.
Voor Reynaerdofiel en verzamelaar Julien de Cuyper ontwierp Frank-Ivo de extra letter IJ. In het boek zien we naast de originele ex-libris (afb. 12) ook voorontwerp(en). Op het niet gebruikte voorontwerp voor De Cuyper zien we boven, respectievelijk in de top van de I en de J, het vossenpaar en onderaan is de J een kippenren geworden. Wat lezen we bij Frank-Ivo over het ontstaan van dit ex-libris:
Ons alfabet heeft maar 26 letters. Julien De Cuyper wist mij te overtuigen dat de ligatuur I+J nu ook als letter erkend is. Het vossenpaar met kippenren op het ene ontwerp was pittig, maar moest het afleggen tegen het duo Reinaert met ijdele Nobel. De muziekmuze in de ene en het familiewapen (de ploegstaart) in de andere punt van de IJ schept symmetrie.
| |
Frank-Ivo in Tiecelijn
Frank-Ivo heeft de vos in het algemeen en Reynaert in het bijzonder een rijke plaats gegeven in zijn werk. Onze lezers hebben zijn werk dan ook meermaals in Tiecelijn mogen ontmoeten. Ik geef graag een opsomming:
jg. 1990 |
p. 33: ex-libris J.B. Stomph; |
jg. 1991 |
p. 37: ex-libris John Bel; |
|
p. 69: ex-libris Karl H. Wichmann. Reineke oogt op deze prent eerder grimmig. Als bewaker van de boeken? Of wist hij dat de opdrachtgever zou over lijden op kerstdag 1990, en de afdruk niet meer zou zien; |
|
p. 77: kopje op de oorkonde van de Orde van de Vossenstaart; |
jg. 1992 |
p. 92: kop Bruun en Tibeert; p. 93: kop Isegrim; p. 115: Reynaert; |
jg. 1993 |
p. 146-147: kalligrafie van Joke van den Brandt (30 jaar Orde van de Vossenstaart) en Frank-Ivo's linosnede ‘1993 - Rupelmondse Reynaerraad - 30 Jaar’. Een opgewonden Tibeert met de muis in de poot kan aan de strop niet ontsnappen. Een zeer mooie prent; |
jg. 1995 |
p. 25: Keltisch ex-libris Joël Janssens; |
|
p. 27: Keltisch ex-libris Renaud Alcalde; |
jg. 1997 |
p. 174-175: kalligrafie Joke van den Brandt (Reinaard de Vos) en Frank-Ivo's linosnede: ‘Reynaert voor Nobel met zijn leugenverhaal Over Kriekepit’; |
jg. 1998 |
p. 196-197: kopergravure Frank-Ivo (het verorberen van Cuwaert) en kalligrafie Joke van den Brandt |
jg. 1999 |
p. 88-89: kalligrafie Joke van den Brandt ‘Pancer de bever sprak’ en linosnede van Frank-Ivo. |
jg. 2000 |
p. 82-83: kalligrafie Joke van den Brandt ‘Tybeert ende syn oem Reynaert’ en lino van Frank-Ivo over deze castratiekalligrafie; |
| |
| |
jg. 2001 |
p. 107: kalligrafie Joke van den Brandt, omkaderd met illustraties van Frank-Ivo in kleur. |
|
p. 182, kopergravure: premieprent voor de steunende leden 2001. |
Na dit overzicht zal niemand er nog aan twijfelen dat Frank-Ivo zijn vossenstaart niet gestolen heeft en dat hij ook een denkbeeldige ‘Tiecelijnorde’ verdient.
Frank-Ivo woont in die Damme. Op het eind van dit grafisch portret denk ik dié Damme toch, wat heeft hij als kunstenaar veel uit potlood, krijt, guts en burijn geschud. Want dit is maar een fractie, hij heeft veel meer gedaan. Hij wekte de Damse Uilenspiegel weer tot leven. Hij heeft bijvoorbeeld een koperplaat ontworpen voor de kortfilm van Renaud Alcalde, Le Bell Boy, naar een stripverhaal van Jan Bosschaert. Hij heeft ook litho's gemaakt, geboortekaartjes, kostuum- en decorontwerpen, de poster voor de stand van het Vaticaan op Expo '58. Frank is ook de ontwerper van de ‘Bronzen Adhemar’-trofee en noem maar op.
Frank-Ivo van Damme zit vol energie en zal, met Gods zegen, ons nog veel artistieke vreugde doen beleven. Hij zal de Reynardofielen niet vergeten.
| |
Geraadpleegde literatuur
F. de Pillecyn, Kiespijn der ziel, Antwerpen, Soethoudt, 1981. |
F. de Pillecyn, De Rit, Antwerpen, Regenboog, 1927. |
F. de Pillecyn, Aanvaard het leven, in: Scheppend proza, 2, Leuven, de Clauwaert, 1973. |
W. Feliers en R. van Daele, Reynaert de vos in prent en exlibris, Sint-Niklaas, Tiecelijn-Reynaert, 1996. |
H. Lampo, Kroniek van Madoc, Amsterdam, Meulenhoff, 1975. |
W. Moens, Celbrieven, Sint-Niklaas, Danthe, 1980. |
K.C. Peeters, Eigen Aard. Overzicht van het Vlaamse volksleven, Antwerpen, 1963. |
A. Rousseau (e.a.), Frank-Ivo van Damme. Bezielde grootmeester van het Vlaamse ex-libris, z.p., 1988. |
F.I. van Damme, Exlibris ABC, Wommelgem, Kalligrafia, 1998. |
F.I. van Damme, Over exlibris schrijven en maken, twee verschillende zaken!, in: Exlibriswereld, 2000, nr. 4, p. 90-93. |
H. Van Gijsel, Frank-Ivo van Damme, in: Exlibris, Milaan, 1989. |
K. Vertommen (e.a.), Frank-Ivo van Damme, graficus, Antwerpen, Stichting Mercator-Plantijn, 1983. |
|
|