Jacob van Maerlants Der naturen bloeme und das Umfeld.
Vorläufer, Redaktionen, Rezeption
Op vrijdag 29 en zaterdag 30 oktober vond op de bovenste verdieping van de Lippische Landesbibliothek te Detmold een internationaal colloquium plaats met als onderwerp Jacob van Maerlants Der naturen bloeme en meer in het bijzonder het handschrift van die tekst dat ter plekke bewaard wordt. Dat is het oudste en het rijkst geïllustreerde handschrift dat bewaard is.
Der naturen bloeme is ook voor Reynaertliefhebbers niet onbelangrijk, want deze tekst bevat niet alleen (populair)wetenschappelijke, natuurkundige en biologische informatie over allerlei soorten wezens, maar voegt daar ook opmerkingen aan toe over wat de mens van deze dieren kan leren. Het zou wel eens zo kunnen zijn, dat het zogenaamde Dyckse handschrift zowel Der naturen bloeme als Van den vos Reynaerde bevat, omdat de ene tekst lering biedt op basis van werkelijke en de andere op basis van fictieve dieren.
Op het colloquium zelf was van deze koppeling overigens weinig te merken. De lezingen verbonden Der naturen bloeme met heel andere contexten. Er waren eigenlijk twee hoofdthema's: de middeleeuwse encyclopedische traditie, zowel in het Latijn als in het Duits en het Nederlands, en de plaats van Der naturen bloeme daarin; en het Detmoldse handschrift en vooral zijn geschiedenis en illustratiecyclus. Daarnaast waren er lezingen over ‘losse’ aspecten: Maerlants dichterschap, zijn sociale kritiek, zijn woordenschat en bronnengebruik en de manier waarop losse thema's (geografie, slangen) in zijn boek worden gepresenteerd.
Het colloquium was een kleinschalige onderneming. Op Vrijdag waren er zo'n 35 aanwezigen en op zaterdag zo'n 25, waarvan de meerderheid bovendien specialist was. Het was ook een uitputtingsslag. Sessies bestonden uit vier lezingen met discussie. Dat betekent twee uur onafgebroken concentratie, als iedereen het tijdsschema respecteert. En dat laatste gebeurt natuurlijk niet. De pauzes waren dus aan de korte kant, er moest een lezing van de vrijdagavond naar de volgende ochtend worden verschoven en uiteindelijk duurde het colloquium anderhalf uur langer dan gepland. Toch was het bijwonen ervan geen vervelende ervaring. De organisatoren hadden hun uiterste best gedaan om een aangename sfeer te scheppen. Ze waren bovendien buitengewoon behulpzaam (het handschrift waar het om ging was in de zaal aanwezig en een deel van de tijd zelfs gewoon op tafel, zodat iedereen er aan kon komen ...) en uiterst enthousiast. Dat werkte aanstekelijk. En het belangrijkste wellicht: zo'n kleinschalige bijeenkomst biedt de meeste gelegenheid voor het uitwisselen van gegevens en ideeën. Daarbij komt, dat neerlandici vaak veel kunnen hebben aan kennis van Duitse geleerden, terwijl die niet altijd automatisch wordt aangeboden. Als beide partijen bijeen zijn, zoals in Detmold, is het echter heel gemakkelijk ‘vraag en aanbod op elkaar af te stemmen’. Twee voorbeelden van dit effect: een van de autoriteiten die Jacob van Maerlant noemt, is Experimentator. Ik heb heel lang gedacht dat hij deze naam gebruikte als hij eigenlijk niet wist waar de informatie vandaan kwam. Het blijkt een echt bestaand werk te zijn, dat bovendien is uitgegeven. Intussen bezitten we in Nijmegen een diskette met enkele honderden pagina's zeer interessante tekst. Zonder Detmold was