intro
Gezelle, Boon, Streuvels en Reynaert
Het jaar 1999 is, zo werd reeds lange tijd aangekondigd, een Boon- en een Gezellejaar. Boontje stierf op 20 mei 1979 en dus wordt dit sterven herdacht met vele initiatieven. Hetzelfde geldt voor Gezelle, die stierf op 27 november 1899. Voor beide auteurs staat - terecht - een financieel potje klaar van de Vlaamse Gemeenschap. Opvallend is dat Stijn Streuvels, dit jaar precies 30 jaar overleden, nauwelijks wordt herdacht. Streuvels staat wellicht in de West-Vlaamse schaduw van zijn eveneens literair begaafde oom en bovendien is ‘30’ minder dan het veel meer tot de verbeelding sprekende, rondere getal ‘100’. Gezelle was ook - maar noodgedwongen - de man van drie belangrijke West-Vlaamse steden (Brugge, Kortrijk, Roeselare), terwijl de man van Ingooigem (hoewel in het Kortrijkse Heule geboren) zowat zijn hele leven lang op één - zij het paradijselijke - aardklomp is blijven wonen.
De drie genoemde auteurs hebben zich allen ingelaten met Reynaert de vos. Niet verwonderlijk, het gaat immers om een literair meesterwerk. Moderne Vlaamse ‘groten’, zoals Gerard Walschap, Felix Timmermans en Anton van Wilderode bijvoorbeeld, hebben het verhaal bewerkt of gebruikt. Een monument als Gerrit Komrij werkt momenteel aan een vertaling. Stijn Streuvels bewerkte het Reynaert-verhaal vier keer tussen 1906 en 1921. Louis Paul Boon schreef - eveneens als broodschrijver - een hele reeks Reynaert-stukjes tussen 1946 en 1955. Guido Gezelle publiceerde Reynaert-stukjes onder het pseudoniem Spoker in het satirische blad Reinaert de Vos, een zondagsblad voor verstandige lieden, aaneengeknoopt door zeven filosofen. Op enkele van deze boegbeelden is Tiecelijn reeds ingegaan. Over Gezelle/Spoker publiceerde Marcel Ryssen een uitvoerige studie in 1993. In 1996 schreven medewerkers en redacteuren het tweede jaarboek van het Streuvelsgenootschap over Streuvels' Reynaert-bewerkingen. Naar aanleiding van de stervensverjaardag van Streuvels publiceerde antiquariaat Secundus begin maart 1999 een houtsnedenreeks van Wim de Cock op Reynaert-teksten van Streuvels. Louis Paul Boons Reynaert-werk stond centraal in een uitvoerige bijdrage over zijn Wapenbroeders in het tweede nummer van De kantieke schoolmeester uit 1992. Deze studie ontstond na een vondst van Herman Heyse, waardoor minutieus de bronnen, de poëtica en de genese van een van Boons beste boeken konden blootgelegd worden. Zeven jaar later, in het Boon-jaar, werd dit onderwerp - als een hommage aan L.P. Boon en H. Heyse - tijdens de zevende Herman Heyse-lezing opnieuw opgenomen. Het werd een boeiende avond met afwisselend de lezingtekst en een tiental fragmenten uit Wapenbroeders, de briefwisseling met
Elsschot (nog zo een Reynaert-fan) en een stukje van Boon over Streuvels. Op vraag van velen, zowel uit Reynaert- als uit Boon-kringen, wordt dit sterk herwerkte en ingekorte artikel met enkele nieuwe inzichten in deze jaargang opgenomen (1999, nr. 2). Meteen respecteren wij hier ook de traditie om de tweejaarlijkse Reynaert-themalezingen te publiceren. Het wordt voor velen een eerste kennismaking met Boons Reynaert-arbeid. In dit nummer gaat Willy Feliers op Boon in.
De drie herdachte auteurs (Streuvels - Gezelle - Boon) hebben momenteel elk hun eigen genootschap met een eigen (wetenschappelijke) achterban. Deze verenigingen leveren uitstekend werk. Voor de Reynaert bestaat er niet echt een ‘genootschap’. De redactie van dit tijdschrift is slechts een kleine groep mensen,