Heilige Drievuldigheid. Uitgaand van de vindplaatsen (niet in Vlaanderen of Nederland) ontdekt ze heel wat andere betekenissen: de god Janus, de voorzichtigheid, een hevige emotie, de drie leeftijden van de mens, de drie rassen, het symbool van macht, een bacchanische drieëenheid, de drieëenheid van de hel. Macht is een vast ingrediënt (vgl. de Keltische goden). Herhaaldelijk zijn ze symbool van het kwaad. Eén gekroonde driekop zou wel eens op de antichrist kunnen wijzen. Block presenteert een klaar exposé met een duidelijke structuur en heeft oog voor de evolutie van het motief en de mogelijke interpretaties.
De Aesopische fabels, maar door een Amerikaanse bril gezien, komen aan hun trekken in Four American Aesopic Parodists: Bierce, Thurber, Zimler, and Eichenberg. Gregory I. Carlson onderzoekt telkens wat de auteurs met de oorspronkelijke fabels doen en wat het effect hiervan is. De ondertoon is humoristisch. Bierce is cynisch, Thurber ontkrachtend vanuit eigentijdse situaties, Zimler voegt nieuwe zedenlessen toe en Eichenberg combineert knappe houtsneden met ludieke teksten. Dit ‘spelen-met’ fascineert. De originelen worden soms verrassend getransformeerd. De vos komt in een groot deel voor. Misprezen karakters worden sympathiek. Eén wijsheid als toetje: ‘Herhaal je fouten en je zal tenminste weten wat je te verwachten hebt’.
In een uitgebreid artikel (met voetnoten die bijna even volumineus zijn als het artikel) over Lessing's Fragmentary History of the Aesopic Fable analyseert Pack Carnes deze fragmenten en legt hij een link naar een moderne ‘History’.
Eveneens vermoeiende voetnoten staan bij de bijdrage van de Japanner Masami Okubo over eenhoorns en profeten (La licorne et les prophètes: la cathédrale de Laon et la ‘Nativité Jhesu Crist’ en prose). De gebeeldhouwde eenhoorns en profeten te Laon gaan wellicht terug op dezelfde bron als de Nativité, met name de Physiologus en de Sermo contra Judaeos, Paganos et Arianos van Quodvultdeus (die in de Middeleeuwen werd geïdentificeerd met Augustinus).
Viviane Pott-Rovera haalt drie onuitgegeven en eerder vergeten fabels van de negentiende-eeuwse Zwitser Jean-Jacques Porchat van onder het stof (L'Aristarque de Collège, Les Rats d'église et les Rats de grenier en La Futaie et le Taillis). Wat het genre betreft zijn deze fabels vernieuwend. Porchat vindt een reeks nieuwe motieven uit. Ook al vertrekt hij van de oude bronnen, zijn inspiratie is modern, net als de manier waarop hij de fabels omvormt door veel aandacht te besteden aan de zedenles (door het handig her-manipuleren van het verhaal).
Castratie en verkrachting zijn vaste ingrediënten in de middeleeuwse dierenverhalen. Susan Tuchel schrijft een bijzonder boeiende bijdrage over Kastration und Notzucht in der mittelalterlichen Tierdichtung. Zur Integration des Übeltäters in die höfische Gesellschaft. De geweldpleging, verkrachting en castratie van de wolf (wolven), evenals het staartverlies, zijn zovele halteplaatsen op de weg naar de vernietiging van de wolf. In Reinhart Fuchs, Reynaerts historie en Reynke de Vos worden deze motieven in steeds weer nieuwe contexten geschoven; deze van een ‘averechtse’ wereld (straf voor de gecastreerde wolf...). Bovendien zien wij ordeverstorende krachten, belichaamd in de vos, zich integreren in de samenleving. Niet de overspelige en de verkrachter worden gestraft, wel de gehoornde echtgenoot (die wordt ontmand en onteerd). Het kwade triomfeert.
Met het artikel van Paul Wackers dringen we nog meer door in de wereld van Reynaert: Reynaert as Mystic. Function and Reception of a Passage from ‘Reynaerts Historie’. Van vers 4132 tot vers 4165 kunnen we de sluwe vos als mysticus ervaren. Wat hij in die verzen zegt, kan worden gelinkt met teksten en ideeën