en is de derde versie alleen een compilatie van de twee vorige? Hij probeert de vraagstelling te beantwoorden aan de hand van een analyse van de vierde branche (Le texte gamma de la branche IV du Roman de Renart).
Thomas Honegger ziet in het Middelengelse The Fox and the Wolf een eerste bewijs dat ‘Renart’ het ‘linguïstische kanaal’ dat de Anglonormandische adel scheidde van hun Engelse onderdanen heeft overgestoken. Deze laatsten kenden wel dierenverhalen en dierenfabels; ook de Physiologus en de bestiaria waren er niet vreemd. Minder bekend waren zij met de eerder ‘schunnige’, in elk geval meer pikante avonturen van de vos (‘A Fox is a Fox is a Fox...’ The Fox and the Wolf reconsidered).
Menig vossenliefhebber zal zijn gading vinden in de lezing van Jacques Voisenet, waarin de auteur dieper ingaat op de plaats die de vos inneemt in de geestelijke literatuur van de vroege Middeleeuwen. Die plaats is eerder bescheiden. De beer en de wolf hebben het privilegie, maar zijn door de duivel bezeten dieren. De vos behoort ontegenzeggelijk tot die noodlottige groep die bedrog, dwaling en zonde incarneert. De vos bestijgt als het ware de troon vanaf de twaalfde eeuw. Zijn imago is complex. Hij wordt de dubbelzinnige figuur van een nieuwe geestestoestand die de oude structuren wil omkeren (Le renard dans le bestiaire des clercs médiévaux).
De Roman de Renart wordt een laatste maal onderwerp van een bijdrage in de aparte, interessante, maar moeilijk leesbare bijdrage van Corinne Zemour: Perception de la verticalité par les animaux dans le Roman de Renart, met als ondertitel: Chesne: signifiant, signifié et valeurs symboliques. De auteur gaat uit van de vaste stelling dat in de Roman de Renart de dieren de macht nemen en niet akkoord gaan dat de ‘bewerking’ van het heelal een menselijke bedrijvigheid is, waar het heelal ‘zoöcentrisch’ ontworpen is. Het waarnemingsoord (‘observatoire’) is niet langer de ‘vlakte’ (‘plaine’). De vlakte verwijst naar een uitgestrekt gebied dat door de mens werd ontgonnen. Maar in de Roman de Renart wordt vlakte vervangen door ‘bois’ (bos), verzamelplaats van verloren gegane gevoelens (duisternis, veiligheid, gemeenheid...) en symbolen. Op die gevoelens en symbolen gaat de schrijfster in. Ze plaatst daarbij de eik als meest representatieve element op de voorgrond.
Het valt op dat in deze bundel alleen de Franse Renarttraditie is opgenomen; over de volledige Duitse noch de rijke Middelnederlandse traditie is in deze bundel geen enkele bijdrage te vinden, en dat is te betreuren.
Toch willen wij ook een beknopt overzicht presenteren van de andere in de bundel besproken onderwerpen. Keith Busby verdiept zich in de ‘Respectable’ fabliau (Jean Bodel, Rutebeuf en Jean de Condé). De fabliau krijgt ook de aandacht van Marie-Therèse Lorcin in Le Statut de l'objet dans les fabliaux français. Meradith T. McMunn belicht de dierenbeeldspraak in tekst en illustratie van de Roman de la Rose. Met Jean-Marc Pastré dringen we in de Keltische traditie met Les trois bêtes (zij verlenen