werken minder cerebraal en meer innerlijk bewogen. De lijnen worden vrijer, sierlijker. Hij maakt zich los van de strakke vormenwereld. Hij wil kunst maken die door de gewone mensen begrepen kan worden en niet door de moderne-kunst-kenner alleen. Dichter Karel Vertommen zal over Poels' werk zeggen: ‘Er brandt een ziel in die geronnen sierlijkheid’.
In 1929 trouwde Poels en in datzelfde jaar had hij ook zijn eerste tentoonstelling. Vanaf dan kwamen er veel opdrachten, ook vanuit Nederland. In diezelfde tijd ontstaat zijn eerste Reynaertbeeld. De voorliefde voor de vos en nadien zeker ook voor Tijl Uilenspiegel, zal hem zijn gehele leven bijblijven. Alberts interesse voor het volkse, het volkseigene en de volkslegende blijkt ook uit de conterfeitsels van Het loze vissertje, Het kwezelke en Tineke van Heule. Talrijk zijn de beeltenissen van religieuze aard: mooi, monumentaal en devoot. Zij sieren kerken, kloosters, scholen, kerkhoven en andere openbare plaatsen op. Zo waren op de tentoonstelling onder andere een sublieme Sint-Willibrordus en een ingetogen Sint-Antonius te zien. Het gelukt Poels steeds verstaanbaar te zijn voor iedereen.
De in zijn werk meest opvallende en terugkerende figuur is Tijl Uilenspiegel. Een meer dan voortreffelijke tweede plaats is voor Reynaert, die trouwens eerder gestalte kreeg. De inspiratie voor de vos deed Poels op in de Antwerpse Zoo.
Trots was hij op zijn Bevrijdingsmonument. De stad Antwerpen had na de Tweede Wereldoorlog een prijsvraag uitgeschreven voor een ontwerp van een oorlogs-herdenkingsteken. Albert Poels maakt een ontwerp voor een majestueus bouwsel waarop onder meer een zeer grote Reynaert en een even grote Tijl prijkten. Poels won de wedstrijd, maar door ongelooflijke politieke machinaties is het plan nooit uitgevoerd.
Het is al in 1963, enkele besturen verder, als Poels alsnog een opdracht van de stad Antwerpen krijgt. Vlakbij Het Steen wordt de Lange Wapper onthuld. Als het aan Camille Huysmans lag, waren er nog twee reuzen gebouwd door Poels. Huysmans was zo enthousiast over een beeldengroep van Tijl en Reynaert die hij had gekregen, dat hij aan de stadse kant van de tunnel Tijl Uilenspiegel wilde laten oprichten, terwijl aan de Wase ingang Reynaert de vos moest verrijzen. Beide uiteraard van de hand van Poels. Burgemeester Huysmans kende beide folkloristische figuren al langer. In de jaren 1934 en 1935 had hij voordrachten over deze roemruchte schelmen gehouden. Deze oraties zijn in de vorm van een opstel gepubliceerd in 1937: Les quatres types, waarin na Tijl en Reynaert ook de Duivel aan bod komt in een tweede opstel. In 1966 zorgt Huysmans voor een Nederlandse vertaling: De vier kerels. De vier zijn dan Tijl, Reynaert, de Demon en de Duivel. In dit werkje analyseert de schrijver op eigenzinnige wijze de Waalse Uilenspiegel en de Vlaamse Reynaert. De beelden zijn er nooit gekomen. Jammer, de Waaslandtunnel zou er een stuk fraaier en indrukwekkender hebben uitgezien.