Tiecelijn. Jaargang 7
(1994)– [tijdschrift] Tiecelijn– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 68]
| |
Lezen bij Wilhelm von KaulbachIn 1846 verschijnt: Reineke Fuchs von Wolfgang von Goethe, mit Zeichnungen von Wilhelm von Kaulbach, gestochen von R. Rahn und A. Schleich. München, Verlag der Literarisch-artistischen Anstalt, 1846. Een gelijke uitgave, zij het van iets ander formaat, verschijnt in Stuttgart en Tübingen. J.G. Cotta'scher Verlag, 1846. Deze twee uitgaven bevatten staalgravures. In 1857 verschijnt weer een uitgave, maar nu met houtgravures: ‘Auf Holz gezeichnet von Julius Schnorr in Stuttgart. Gestochen von Allgaier & Siegle. Stuttgart: J.G. Cotta'scher Verlag, 1857’. Na enkele jaren verschijnt een vertaling in het Frans van deze tekst: Goethe. Le Renard (Reineke Fuchs). Traduit par Edouard Grenier. Illustré par Kaulbach. Paris, Collection J. Hetzel et Jamar, Michel Levy Frères, Libraires, (z.j./ca. 1861). De illustraties van Kaulbach bevatten vele bijzondere details. De boomstam waarin Braun (Bruun) de beer terecht komt heeft een lachend gezicht. Een wegkapel of wegkruis, afgebeeld bij de scène waar Reineke een konijn aanvalt, vertoont een boos gezicht en ook de korenaren blijken boze gezichtjes te zijn (ill. 22; onze p. 68). Diverse illustraties bevatten ook stukjes tekst. Deze teksten staan op boeken, plakkaten, schilderijen, en dergelijke. Deze teksten bevatten grappige, ironische en satirische aanvullingen op de afbeeldingen. | |
[pagina 69]
| |
Niet altijd zijn de teksten goed leesbaar. Met behulp van de hierboven genoemde uitgaven en een vergrootglas is het echter mogelijk om tot een redelijk resultaat te komen. Opvallend is dat er een duidelijk verschil bestaat tussen de staalgravures en de houtgravures. Op de houtgravures is soms tekst aanwezig die niet voorkomt bij de staalgravures en op de houtgravures is soms de tekst wél leesbaar terwijl deze op de staalgravures juist ‘onleesbaar’ is gemaakt, door bijvoorbeeld een plant erover heen te ‘hangen’, (zie ill. 4, onze p. 69). Kennelijk durfde of mocht Kaulbach in 1846 nog niet alle satirische elementen aanbrengen. De illustraties bevatten veel meer satirische elementen volgens mij, maar om die te achterhalen moet men goed op de hoogte zijn van de toenmalige politieke en sociaal-maatschappelijke verhoudingenGa naar voetnoot1.
Titelpagina; illustratie met de Tijl Uilenspiegel-figuur in het midden. (III. 0, onze p. 51). Op een medaillon links staat: ‘Was wir mit Gutwollen, gethan, Nehmt mit Wohlwollen, auch an.’ Rechts staat op een medaillon: ‘Kein Aergerniss und Ungelass, Der Schalk hat übrall, freien Pass.’ De herkomst van spreuken ken ik niet. Deze titelpagina ontbreekt in de Franse uitgave. | |
[pagina 70]
| |
De dieren huldigen koning Nobel. (III. 1, ill. tegenover de ‘titelpagina’.) (Opmerking: de volgorde van de illustraties is niet gelijk in alle boeken. Wim Gielen uit Hulst wees mij erop dat de uitgave van 1846 in afleveringen is verschenen). De illustratie in de uitgave van 1846 bevat geen tekst. In de druk uit 1857 met de houtgravures is het fries boven de koning wel ingevuld! Er staat: ‘Gebt mir das Eure, und lasst mir das Meine.’ Misschien is dit een parodie op de uitspraak van Christus; Matteüs 22, v. 21: ‘Geeft dan aan de keizer wat de keizer toekomt, en aan God wat God toekomt’. De tekst geeft in ieder geval duidelijk aan dat aan het hof van Nobel inhaligheid, eigenbelang en egoïsme hoog in het vaandel staan; de gedachte ‘geef ieder wat hem toekomt’ is hier ver te zoeken.
Zangles; of Reineke leert de hazen zingen. (III. 3, tegenover p. 4, onze p. 58.) Op een ‘schoolbord’ is een melodietje met Gregoriaanse (?) ‘noten’ geschreven. Eronder staat: ‘la lei li lo lu la, da de di do du da, ma ma mi mo mu, fa fe fi fo fu fa.’ Reineke valt een haas aan. De andere hazen zijn zeer verschrikt en op de achtergrond kijkt de panter als kardinaal uitgedost toe. In de latere versies met de houtgravures staat voor de duidelijkheid boven de notenbalk: ‘Credo’. In 1846 was het kennelijk nog te gewaagd om duidelijk aan te geven dat Reineke de hazen het credo leerde zingen.
De dode Kratzefuss wordt door Henning de haan beklaagd. (III. 4, tegenover p. 12, onze p. 69.) Op het boek dat Grimbart onder de buikband draagt staat de naam: ‘Jacob Böhm’. Jakob Böhme, 1575-1624, was schoenmaker van beroep. Ontwikkelde zich als autodidact tot theosofisch wijsgeer. Hij is door zijn uit het occultisme en de alchemie stammende terminologie vaak moeilijk leesbaar. Böhme noemt zich als filosoof de ‘eenvoudige’. De alles bevattende eenvoud van de Godheid is tegelijk een veelvoud. In Gods rust heerst tegelijk een beweging, die het al voortbrengt, namelijk de wereld, die buiten God staat, die ook tegen God ingaat, hoewel zij uit God voortkomt. Daarom bestaat alles uit een ja en een nee, heeft elk ding zijn goede en kwade zijde. Deze filosofie past bij Grimbart. Op de lijkwade van Kratzfuss (vgl. Coppe) staat: ‘Kratzfuss die beste der Hennen ach hier, liegt sie durch Rheinekens' Mord dem Reiche, genommen’. Twee mollen, de grafdelvers, wijzen naar deze tekst! In de tekst zelf staat: ‘Kratzefuss, Tochter Hennings des Hahns, die beste der Hennen, Legte viel Eier ins Nest und wusste klüglich zu scharren. Ach, hier liegt siel durch Reinekes Mord den Ihren genommen. Alle Welt soll erfahren, wie bös und falsch er gehandelt, Und die Todte beklagen.’ (p. 15-16, uitgave 1846). De auteursnaam op het boek en de inscriptie komen niet voor op de houtgravures. Achter de koning hangt een groot plakkaat, maar wat er op staat is niet te lezen, tenminste niet op de staalgravure van 1846. Er hangt een plant over heen. Slechts één enkel woord is te herkennen. | |
[pagina 71]
| |
In de latere versie met de houtgravures is de tekst wél leesbaar: ‘Ukass, Nobel der König befiehlt dass ihr, blutiger Kost euch enthaltet, Nährt euch von Gras & Kraut, beides macht zahm & macht fett, Nur ich der König allein, mich eures Fleisches erfreue, So seid durch mich ihr geehrt, So bin durch euch ich genährt.’ Naast de koning zit een bisschoppelijke bok en achter hem staat een priester-luipaard. Kennelijk hebben deze hoogwaardigheidsbekleders geen moeite met de tekst. Hoe de koning werkelijk denkt over de vermoorde kip, staat (dus) achter zijn rug te lezen. Waarom dit bevel van hogerhand in de uitgave van 1846 onleesbaar is gemaakt is niet duidelijk. Misschien vreesde men problemen met deze scherpe koninklijke typering.
Braun, gekleed in wapenrusting bij de burcht van de vos. (III. 6, tegenover p. 18.) Links boven de deur is te lezen: ‘VK 1842’. Wilhelm von Kaulbach kreeg de opdracht tot het maken van deze illustraties in 1840, hij was er mee gereed in 1846. Omdat sommige illustraties gedateerd zijn, is het verloop van de opdracht min of meer te volgen. Boven de deur hangt een ‘wapenschild’; erop een dik mannetje met gespreide armen, dat in de linkerhand een boekje vast houdt. Op de houtgravure in de Duitse uitgave is alleen nog te lezen: ‘VK’, in de Franse uitgave is ook dit verdwenen. | |
[pagina 72]
| |
Braun vastzittend in de boomstam. (III. 7, tegenover p. 24.) Op een van de wiggen, rechts in het gras liggend, staat: ‘VK’. Braun zit alleen met de voorpoten in de boomstam vast, terwijl in de tekst wordt gezegd: ‘... und steckte den Kopf in die Spalte, Bis an die Ohren hinein und auch die vordersten Füsse.’ De boomstam lacht. Een vroege vorm van surrealisme!? Braun kijkt angstig en vol pijn naar Reineke en die wijst op zijn beurt naar de dorpelingen die, enigszins angstig, komen aanlopen. Opvallend is het attribuut dat de dorpeling met de steen onder zijn riem heeft gestoken: een klem om laarzen uit te trekken.
De bode Hinze (Tibeert) arriveert bij Reineke. (III. 8, tegenover p. 36; onze p. 71.) Links op de muur hangt een afbeelding van een heilige. Men ziet iemand (het hoofd is niet zichtbaar) die met een kruik een brandend huis dooft. De persoon is veel groter afgebeeld als het huis. Eronder staat: ‘Heiliger Florian, beschütz dies Haus, zünd andere an.’ St. Florian is een Oostenrijkse heilige. Hij wordt daar en in Zuid-Duitsland vooral vereerd als schutspatroon van de brandweer. Het ware karakter van Reineke wordt op deze wijze meteen duidelijk gemaakt. In de afbeelding zelf is te lezen: ‘VK, renovirt 1840’. Reineke heeft een boek op zijn knieën liggen, er staat op de opengeslagen bladzijde te lezen: ‘la proprieté c'est le vol.’ De uitspraak: ‘Eigendom is diefstal’ is afkomstig uit het in 1840 verschenen boek Qu'est-ce que la propiété? van de revolutionair P.J. Proudhon, (1809-1865). Kaulbach vervaardigde deze illustratie in 1840 en maakte gebruik van een zéér actueel en recentelijk verschenen boek. Hij refereerde wellicht met opzet aan dit spraakmakende boek. Door Reineke dit boek te laten lezen wordt de ironie van de stelling als het ware meteen onderstreept.
Reineke steelt een kip bij de priester. (III. 10, tegenover p. 52.) Links, boven de priester hangt een boek aan de omvallende voorraadkast. Wat er op de vijf ‘regels’ staat, is niet te lezen in de uitgave van 1846. In de uitgave met houtgravures is de tekst teruggebracht tot vier ‘regels’ en er staat waarschijnlijk: ‘Neuer, baierischer, Kalender, 1843’. Het jaartal geeft wellicht aan wanneer Kaulbach deze illustratie maakte. De klok heeft als tijdsaanduiding: 9.40 uur. Dit zou kunnen wijzen op het feit dat normaal gesproken rond dit tijdstip de tertsen worden gebrevierd.
Reineke ontvangt de absolutie van Grimbart. (III. 12, tegenover p. 57, onze p. 73.) Voor Grimbart ligt een boek opengeslagen. Wat er staat is niet precies te lezen. De eerste regels zijn in de uitgave van 1846 onduidelijk. Alleen ‘50’ is leesbaar. In de uitgave met houtgravures is waarschijnlijk leesbaar: ‘Zweiht (?) gebotes (?), 50 Psalm’. Rechts in de hoek ligt een papiertje met daarop: ‘VK 1841’. De illustratie is in 1841 ontworpen. Het tweede gebod heeft betrekking op de eerbiediging van de naam van God. Iets waar Reineke een zeer eigen visie over heeft. Psalm 50 heeft als titel: ‘Gods harde waarheden’. Een fragment hieruit: | |
[pagina 73]
| |
Ziet ge een dief - aanstonds wordt ge zijn maat,
met ontuchtigen zijt ge gemeenzaam,
uw mond laat ge vrij in zijn kwaad
uw tong koppelt leugen aan leugen.
Waar ge zit bepraat ge uw broeder,
brengt de zoon van uw moeder in opspraak.
Zó deed ge - en moet Ik dan zwijgen?
Kaulbach heeft zeer zorgvuldig gezocht naar een geschikte psalm-verwijzing. De huichelachtigheid van Reineke, ook al houdt hij een kruis in zijn poten, wordt duidelijk gemaakt.
Braun op de troon; hij wordt tot koning gekroond. (III. 15, tegenover pag. 82, onze p. 88.) Op de voorgrond ligt een opengeslagen boek. Er staat op de linkerpagina: ‘Constitution, Alle sind gleich, vor dem, Gesetz’. Op de rechterpagina staat: ‘Privilegien des, Adels und der Geistlichkeit, 1. Priviligirter, Gerichtsstand’. De ‘democratische’ beginselen zijn dus meteen duidelijk getypeerd. De ezel heeft een rol onder zijn buikband, daar staat op: ‘Ode, Feyer der Thronbesteigung’. De ezel is de ceremoniemeester van het geheel. Hij leest een tekst voor: ‘Aller, Durchlautigster, Grossmächtigster, allerhöchst dieselben, werden geruhen, unter dem, Schutze des, Höchst [...]’, (de rest is niet leesbaar). De maan kijkt somber naar beneden. De uitbeelding van de kater is vreeswekkend en angstig tegelijk. | |
[pagina 74]
| |
Lampe de haas getuigt over de echtheid van de schat. (III. 17, tegenover p. 94.) Op de achtergrond staat een ezel, uitgedost als een geleerde. In de zak van zijn jas zit een rol papier, daar staat op: ‘Dem Herrn (?) Archivar Bel...’ Hij kijkt naar een genealogische ‘boom’, een soort boom van Jesse van het koninklijk paar..., het begint met een Sphinx. Lampe laat van schrik het een en ander vallen... vóór het koninklijk paar!
Reineke gaat op pelgrimage, hij ontvangt de zegen van Bellyn. (III. 18, tegenover p. 104.) Op een kruispunt is de scène afgebeeld, er staat een lachende wegwijzer. Op een arm staat een niet te lezen plaatsaanduiding: ‘Mistenhetus’ (?). Misschien is dit een verbastering van ‘Malepartus’, het huis van Reineke. De andere wijzer geeft als richting: ‘Rom’. Op de houtgravures, zowel in de Duitse als de Franse uitgave, is op één arm duidelijk te lezen: ‘Schelmenhausen’. De tweede heeft ook: ‘Rom’. W. Gielen bezit van deze scène een losse prent waarop ook staat: ‘Schelmenhausen’. Door het gezicht van de wegwijzer wordt duidelijk gemaakt dat er ‘gewezen’ wordt in de richting van ‘Schelmenhausen’/‘Malepartus’; in ieder geval niet richting ‘Rom’. De haas, functionerend als altaar, houdt een dik boek op zijn hoofd, Bellyn, zeer duidelijk als ram herkenbaar, leest er uit voor. Reineke is gekleed als pelgrim, compleet met staf, schelp, hoed en kalebas(-fles). Hij kijkt zeer nederig. Zijn bedoelingen worden door de wegwijzer duidelijk gemaakt. Waarom Kaulbach de namen heeft veranderd, is onduidelijk.
Hoffeest. (III. 21, tegenover p. 124, onze p. 75.) Links staat op een plakkaat een lied afgebeeld: ‘Egyptischer Pulverstoffel (?), Chor von Rossini, Allegro’. Onder de eerste regel met noten staat waarschijnlijk: ‘Herr, hier liegen wir vor deinem Hofaltar, Hofaltar’. De beesten ‘liggen’ inderdaad als bij een Romeinse orgie aan tafel. De genoemde eerste regel is in de uitgave van 1846 niet te lezen; op de houtgravures is deze wel duidelijk leesbaar. Een stier - zijn geslacht is zeer duidelijk aanwezig - ‘staat’ met zijn poten op een boek, er staat te lezen: ‘Freut euch des, Lebens ba ba bu, pflücket die Rosen eh sie verblühn, ba, ba, bi, bu’. Ik ben niet geheel zeker van de tekst. Dit stukje tekst is alleen met behulp van genoemde uitgaven, en vooral dan de uitgave met de houtgravures, te reconstrueren. In de uitgave van 1846 is de tekst nagenoeg onleesbaar. Links in de hoek, links van de koning, die vrijt met de vrouw van de tijger, ligt een boek: ‘Le roi s'amuse, Tragödie, par, Victor Hugo’. Deze tragedie werd door Victor Hugo in 1832 geschreven. Duidelijk is te zien dat de koning zich zeer vermaakt! De tijger zelf is op de achtergrond afgebeeld met een pistool in de ene poot terwijl hij met de andere poot zijn sjerp, teken van een hoogwaardigheidsbekleder, aftrekt. Een lachende aap legt een knoop in de staarten van het minnende stel. In het midden staat een ezel met een lied in zijn poten. De tekst luidt: ‘Wer, niemals, einen, Rausch, gehabt, der (?) ist, kein brav(er) Mann’. Deze tekst is onleesbaar op de | |
[pagina 75]
| |
houtgravures. Er is een koor aanwezig: links boven in de hoek zitten ‘zingende’ honden. Misschien zingen ze het lied van Rossini. De satirische inslag van deze prent wordt onderstreept door de hoeveelheid tekst die is afgebeeld.
Reineke, als pelgrim gekleed, valt het konijn aan. (III. 22, tegenover p. 126, onze p. 68.) Op de achtergrond van deze ‘moord-scène’ staat een wegkruis, met als tekst: ‘St. Leonhardus bitt für uns’. De voet van de pilaar is van een paraaf voorzien: ‘WK’. St. Leonardus, gestorven in 559, wordt vooral vereerd als schutspatroon van het vee en van de gevangenen! In de uitgave met houtgravures staat echter: ‘S. Antonius bitt für uns’! Het monogram is niet weergegeven. Antonius van Padua, overleden in 1231, was zo'n goed prediker dat zelfs de vissen naar hem kwamen luisteren. De mensen in bij voorkeur de hogere kringen de waarheid zeggen heeft hem tot een populaire volksheilige gemaakt. Rechts, op de voorgrond ligt een opengeslagen boek. Er staat waarschijnlijk: ‘Amohm der Antichrist’. De vraag is natuurlijk wie dat boek aan het lezen was, Reineke of het konijn. In ieder geval is het bepaald geen stichtelijke lectuur te noemen. In het wegkruis zien we een boze kop en de aren van het graan zijn ook allemaal opgewonden kijkende gezichtjes. Zelfs enkele bloemen zijn verontwaardigd over hetgeen zich voor hun ‘ogen’ afspeelt. Reineke is gekleed als een echte Santiago-pelgrimsganger. | |
[pagina 76]
| |
Reineke als triomfator. (III. 33, tegenover p. 246.) Onder een grote triomfboog met daarop vier papegaaien staat Reineke. De papegaalen houden een tekstbord vast: ‘Heil dir im Siegeskranz’. De ezel zingt ‘Sonnette’; de rest van de tekst op de ‘rol’ is niet leesbaar. Een aardig detail is de mol op de voorgrond; de grafdelver van illustratie 4 huldigt Reineke ook.
Reineke wordt in ere hersteld door de koning. (III. 34, tegenover p. 248, onze p. 64.) Een aap, gekleed als een page, houdt de officiële bul vast. De koning zit op een troon. Op de rug is een sierlijke ‘N’, (Nobel), te zien door een lauwerkrans omringd. De tekst van de ‘bul’ luidt op de staalgravure: ‘(....), Und ihr sollt immer an meiner Stelle reden und handeln als Kanzler des Reiches. Es sey euch Also mein Siegel (?) befohlen und was ihr thuet (?) und schreibt Bleibt gethan .., W, 225’. Op de houtgravures volgt nog: ‘und ge..’. Het laatste woord is wellicht aan te vullen tot: ‘geschrieben’. De ‘W’ en ‘225’ komen er niet op voor. De macht van de nieuwe kanselier wordt dus duidelijk omschreven. Reineke kan terecht tevreden zijn, en met recht ziet Braun de beer de scène met bedrukt gelaat aan. Deze tekst is min of meer terug te vinden in de tekst van Goethe zelf. Daar staat in vs. 293-297: ‘... Und ihr sollt immer an meiner, Stelle reden und handeln als Kanzler des Reiches. Es sey euch, Also mein Siegel befohlen und was ihr thuet und schreibet, Bleibe gethan und geschrieben.’
Kaulbach heeft de illustraties voorzien van teksten om de scènes nog meer te verduidelijken. De ironie en de satire worden er scherper door aangegeven. De reden waarom er verschillen te vinden zijn tussen de staalgravures en de houtgravures is niet echt duidelijk. Ik vermoed dat censuur, of de vrees voor iets dergelijks hem of de uitgever hebben weerhouden om alle teksten in de eerste uitgave van 1846 te plaatsen. Later, toen het boek al populair en bekend was, werden alle teksten wel leesbaar weergegeven. Hier kan nog verder onderzoek naar verricht worden. Erwin VERZANDVOORT |
|