Interessanter dan de eigenlijke resultaten zijn de achtergronden en de beweegredenen van deze studies. Vooral de rol van de ideologie en een aantal identificatiestrategieën zijn doel van ons onderzoek. We bestuderen de onderlinge beïnvloeding van de onderzoekers, hun motivatie en hun resultaten. We hebben getracht de zwakheden bloot te leggen van de historisch-geografische benaderingswijze: waarde-gebondenheid, het schrijven van intuïtieve geschiedenis, onvoldoende kennis van de bibliografie, het miskennen van wetenschappelijke bevindingen omdat ze niet passen in de eigen these, en in vele gevallen, verkeerde uitgangspunten. Bovendien hebben wij getracht de historische onnauwkeurigheden op te sporen om een aantal hypothesen in vraag te stellen. Na de confrontatie van al de studies en de hypothesen betreffende datering, lokalisering en auteurschap, wordt duidelijk dat de historisch-geografische benadering van Van den vos reynaerde tot nu toe geen definitieve resultaten biedt.
Wij beginnen deel twee met enkele theoretische beschouwingen betreffende de literaire ruimte. Vervolgens plaatsen we het Reynaertverhaal in zijn literaire context als een tekst tussen andere teksten en betrekken we het op het genre waarmee het qua register verscheidene gelijkenissen vertoont: de hoofse ridderroman. Uitgaande van de parallel met de ridderroman opteren we voor de verhaalanalyse voor het structureel-semiotische model van Greimas. Wij laten ons verder vooral leiden door enkele door het structuralisme geïnspireerde studies en door inzichten die we verkregen vanuit de semiotiek (Karin Boklund, Juri Lotman, Phillipe Walter en Aaron Gurevich). De analyse is tevens een dialoog met de Reynaertstudies van o.a. Hans Robert Jauß, Gerard Arendt, Paul Wackers, Frank Lulofs, Jozef Janssens en André Bouwman.
Eerst bestuderen we de formele aspecten van de centrale verhaalruimten hof-hol.
De hoofse gemeenschap, het hof, heeft op het formele vlak, zowel wat betreft de organisatie van de hoofse ruimte, als wat betreft de rechterlijke organisatie, genoeg troeven in handen om een echte vrede te vestigen. De personages hebben echter geen controle over hun woorden en daden. De taal ontmaskert hen, ze is dubbelzinnig en ontspoort.
De Reynaertwereld is een onhoofse wereld, die getekend wordt door het kromme en het meervoudige. Zowel Malpertuus als de typische bestanddelen van Reynaerts epitheton ornans, ‘felle’, rode’ en ‘baerde’, verwijzen zowel in co-tekstueel, als in intertekstueel perspectief naar onhoofsheid.
Ook de belangrijkste tussenruimte, het dorp, krijgt ruime aandacht. We bestuderen de naamgeving van de dorpelingen, hun activiteiten, de parodie, de rite, de lach, het scabreuze en het carnavaleske. Het dorp wordt gekenmerkt door collectiviteit, obsceniteit, verbetenheid, lawaai, lelijkheid, kromheid, veelheid en onhoofsheid. Daarom leunt het dorp aan bij de Reynaertwereld. Het is de wereld van de sanctie voor de hofdieren. In het dorp verliezen ze hun spraak en worden ze herleid van hoofse ridders tot jankende beesten.
Na de bespreking van de diverse werelden als statische ruimten, bekijken we hoe deze ruimten op elkaar inwerken door middel van een lineaire en cumulatieve lectuur van Vdvr.