Tiecelijn. Jaargang 5
(1992)– [tijdschrift] Tiecelijn– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 86]
| |||||||||
Weer een stukje missing link
|
(a) | de Plantijndrukken uit 1564 en 1566; |
(b) | de Noordnederlandse volksboeken, het oudst bewaarde is uit 1589, het jongste uit 1795; |
(c) | de Zuidnederlandse volksboeken, het oudste dateert van rond 1700 en de traditie loopt door tot diep in de negentiende eeuw. |
Zelfs deze globale aanduiding laat al zien, dat de overgeleverde drukken niet gelijkmatig over de periode verdeeld zijn. Er zitten ‘gaten’, ‘missing links’ in de overlevering. Omdat de drie groepen volksboeken in een aantal opzichten zeer duidelijk verwant zijn, is met name de tijdsruimte tussen de Plantijndrukken en de twee andere groepen buitengewoon interessant. Er moeten toen drukken vervaardigd zijn, die helaas niet zijn overgeleverd.
De afgelopen jaren is die overtuiging tot zekerheid geworden. Rik van Daele heeft bewezen dat er vóór 1635 tenminste één druk van het Zuidnederlandse volksboek geweest moet zijn en Erwin Verzandvoort heeft de aandacht gevestigd op een aantal sporen (of bewijzen) van verloren Noordnederlandse drukkenGa naar voetnoot2. Het is mogelijk hun onderzoekingen aan te vullen: er kan bewezen worden dat er vóór 1585 tenminste één druk van het Noordnederlandse volksboek bestaan heeft. Dit is mogelijk, omdat er Reynaerthoutsneden voorkomen in een fabelbundel die in dat jaar is uitgegeven. Het betreft Dat wonderlicke leuen Esopi / met syn ghenuechlijcke Fabulen ... Ghedruckt toe Reeß / By my Derick Wylicks van Santen. Anno 1585Ga naar voetnoot3.
Derick Wylicks van Santen maakt deel uit van een klein drukkersgeslacht dat werkzaam was in de tweede helft van de zestiende eeuwGa naar voetnoot4. Hij stamt waarschijnlijk uit Xanten en is
waarschijnlijk van circa 1564 tot 1575 te Deventer werkzaam geweest als boekbinder en boekverkoper. Tussen 1575 en 1589 drukte hij boeken te Reeß (een stadje aan de Rijn tussen Emmerik en Wezel). In de periode tot 1594 is hij daar nog werkzaam als boekhandelaar, maar drukken uit die periode zijn niet overgeleverd.
Dirck Wylicks van Santen was werkzaam in de aanloop tot en de eerste fase van de Tachtigjarige Oorlog, een periode die gekenmerkt werd door een toenemende repressie tegen hervormingsgezinden. Dirck hoorde daarbij en zijn vertrek uit Deventer naar Reeß moet waarschijnlijk in dat licht gezien worden. Het gebied aan de Nederrijn kende toen een toleranter klimaat dan de Nederlanden waar Alva bezig was ‘de duimschroeven aan te draaien’. Overigens heeft zijn geloofsovertuiging Dirck Wylicks niet verhinderd behalve hervormingsgezinde werkjes ook katholieke teksten te drukken. Bovendien bevat zijn fonds naast religieuze boekjes ook andere teksten: receptenboekjes, alchemistisch werk, volksboeken.
Al zijn boeken zijn in het Nederlands. Voor welk publiek ze bedoeld waren, is niet met zekerheid uit te maken. Het is mogelijk dat ze naar de Nederlandse markt werden ‘geexporteerd’. Ze kunnen echter ook heel goed voor de lokale markt bedoeld zijn: in die tijd werd in het gebied van de Nederrijn zowel Nederlands als Duits gesproken en geschreven.
Dat wonderlicke leuen Esopi etc. staat in de traditie van Heinrich Steinhöwels beroemde fabelcollectie, die -via een Franse vertaling- Nederlandse drukken opleverde van Gheraert Leeu, Henrick Eckert van Homberch, Jan van Ghelen, Symon Cock en tenslotte die van Dirck Wylicks van SantenGa naar voetnoot5.
De meeste houtsneden in deze fabelbundel zijn illustraties van fabels, maar daarnaast komen ook de volgende Reynaerthoutsneden voorGa naar voetnoot6:
G-12. De kar met vos (uit Grimbeerts rede). Fol. 54v.; |
G-24. Reynaert als heremiet en Cantecleer. Fol. 80r.; |
G-32. Bruun daagt Reynaert. Fol. 46v.; |
G-46. Reynaert en Tibeert voor het gat in de schuurmuur. Fol. 51r.; |
G-63. Reynaert en Grimbeert komen aan het hof. Fol. 28r.; |
G-86. Reynaert ontvangt een pelgrimsstaf en neemt afscheid van de koning. Fol. 40v.; |
G-90. Reynaert doodt Cuwaert. Fol. 49v.; |
G-100. Isegrim en de merrie (uit Reynaerts tweede biecht). Fol. 44v., 58r. en 78 v. |
Door deze ontdekking is het ‘gat’ tussen de Plantijndrukken en de Noordnederlandse drukken kleiner geworden; hoeveel kleiner is echter niet precies te zeggen, omdat niet te bepalen is hoe oud de hier gebruikte Reynaerthoutsneden zijn. Het komt vaak voor, dat houtsneden ‘buiten’ de tekst worden gebruikt waarvoor ze zijn ontworpen en gesneden. Houtsneden hoorden immers tot de duurste elementen in de boekproduktie. Als daarop bezuinigd kon worden door al bestaand materiaal te gebruiken, dan was dat economisch zeer aantrekkelijk. We kennen dan ook een aantal gevallen waarin fabelhoutsneden worden gebruikt om Reynaertboeken te illustreren. In die gevallen liggen er steeds enkele jaren tussen de fabeldruk en de Reynaertdruk. Dat maakt het aannemelijk om te veronderstellen, dat de Reynaertdruk waarvoor deze houtsneden bedoeld waren, ook enige jaren ouder is dan de Esopusdruk waarin ze zijn overgeleverd. In dat geval zouden deze houtsneden dus wijzen op een Reynaertdruk van circa 1580.
Er is nog een ander aspect van deze Reynaerthoutsneden dat aandacht verdient. Verzandvoort heeft aangetoond, dat in de overgeleverde Noordnederlandse Reynaertdrukken (tenminste) drie verschillende
sets houtblokken zijn gebruiktGa naar voetnoot7. De houtblokken die in de Esopusdruk zijn gebruikt, horen tot een vierde set. (Ik moet enig voorbehoud maken, omdat ik uitsluitend met kopieen heb moeten werken, maar de hoeveelheid constateerbare verschillen geeft redelijke zekerheid.) Als bewijs mogen de afbeeldingen gelden. De afb. 1, 2 en 3 tonen de daging van Bruun in de Esopusdruk en in de twee oudste tot nu toe bekende series. Let bijvoorbeeld op de vorm van het zegel, de wijze waarop de tekst van het document is gesuggereerd, de linkerbovenzijde van het gebouw en de koppen van Reynaert en Bruun. De afb. 4 en 5 tonen het moment waarop Reynaert zijn pelgrimsstaf krijgt in de Esopusdruk en in de derde, tot nu toe bekende serie, die gebruikt is door Johannes Kannewet (in 1752 en 1753). De verschillen zijn hier heel duidelijk. Er is echter een heel interessante overeenkomst tussen beide blokken: de pelgrimsstaf in de rechterbovenhoek is in beide compleet. Verzandvoort heeft erop gewezen, dat in alle andere bekende Noordnederlandse volksboeken op deze illustratie het boveneinde van de pelgrimsstaf ontbreektGa naar voetnoot8.
Uit deze vaststellingen kunnen twee dingen worden afgeleid. Als Verzandvoort gelijk heeft, dat een set houtblokken gemiddeld voor vier drukgangen werd gebruikt, dan maakt het bestaan van deze nieuwe set het waarschijnlijk dat er meer dan één Noordnederlandse Reynaertdruk vóór 1589 is geweestGa naar voetnoot9.
De vraag die Verzandvoort stelt naar de bron(nen) van de reeks van Kannewet, kan nu ook met iets meer zekerheid beantwoord worden. Waarschijnlijk gaat Kannewets reeks terug op een Noordnederlandse druk uit de periode rond 1580, waarin de set houtblokken voorkwam, die ook voor de Esopusdruk is gebruikt. Een buitenlandse uitgave als bron is door deze overeenkomst erg onwaarschijnlijk geworden. Aannemen dat zo'n Noordnederlandse druk van vóór 1560 moet zijn (zoals Verzandvoort vragenderwijs doet), impliceert het aannemen van invloed van de Plantijnillustraties op de Noordnederlandse illustraties. M.i. is het veronderstellen van dit verband niet nodig. Beide reeksen kunnen onafhankelijk van elkaar teruggaan op dezelfde voorvader: de cyclus van de Haarlemmer meester of een directe afstammeling daarvan.
Tot nu toe heb ik aandacht besteed aan de wijzen waarop deze nieuwe houtblokken meer helderheid brengen in de Reynaerttraditie. Ter afsluiting zou ik een merkwaardigheid willen aanwijzen, die ik mij (pas) bij het ontdekken van deze blokken gerealiseerd heb. Alle Noordnederlandse Reynaerthoutsneden zijn redelijk tot erg primitief. Ze mochten niet al te duur zijn, dat blijkt uit alles. Toch zijn de verschillen tussen de afzonderlijke sets minimaal. Het gaat voortdurend om zeer kleine details. Bij het maken van een nieuwe set wordt de voorbeeldset dus zeer nauwkeurig gevolgd. Dat impliceert zorgvuldig, dus trager, dus duurder werk. Ligt hier geen tegenspraak? Of zou er een procédé bestaan dat het mogelijk maakt een bestaande houtsnede voor zeg 90% over te brengen op een nieuw houtblok, dat daarna alleen nog maar afgewerkt hoeft te worden? Zo'n procédé zou de gelijkvormigheid én de verschillen verklaren. Wordt het niet eens tijd dat we een kunsthistoricus met ‘technische’ kennis voor de Reynaerthoutsneden gaan interesseren?
Paul WACKERS
- voetnoot1
- Zie P. WACKERS, Hoe volks zijn de Reynaertboeken?, in: Leidschrift, 5 (1989), p. 87-106; en P. WACKERS & E. VERZANDVOORT, Bewerkingstechniek in de Reynaerttraditie, in: TNTL, 105 (1989), p. 152-181. Voor de illustraties: J. GOOSSENS, Die Reynaert-Ikonographie. Darmstadt, 1983. Verdere literatuur in de noten van deze studies.
- voetnoot2
- R. VAN DAELE, Een Reynaertdrukje in de winkel van H. Verdussen in 1635, in: Versl. en Meded. Kon. Acad. voor Nederl. Taal- en Letterkunde, (1989), afl. 2, p. 1-15. E. VERZANDVOORT, The Dutch Chapbooks of Reynaert de Vos and their Illustrations, in: Reinardus, 2 (1989), p. 176-184.
- voetnoot3
- In het colofon op de laatste bladzijde wordt als jaar van uitgave 1586 genoemd.
- voetnoot4
- Ik ontleen de gegevens over Wylicks van Santen aan: S.J.M. HOUTEN, Dirck Wylicks van Santen & Reynder Wylicks. Lijst met beschrijvingen van door hen gedrukte werken in de periode 1575 tot en met 1601. Doctoraalscriptie, Instituut voor Neerlandistiek, UVA, 1989. Ik betuig graag mijn dank aan dr. R. Resoort die het mogelijk maakte dat ik deze scriptie inzag.
- voetnoot5
- Zie P. WACKERS, Middle Dutch Fables, in: Reinardus, 6 (1993), ter perse. J. LANDWEHR, Fable-books printed in the Low Countries. A Concise Bibliography until 1800. Nieuwkoop, 1963, nr. 27-31.
- voetnoot6
- Per houtsnede worden gegeven: het nummer in J. GOOSSENS, Die Reynaert-Ikonographie, een korte omschrijving van de afbeelding en de folio/folia waar de betreffende houtsnede voorkomt.
- voetnoot7
- E. VERZANDVOORT, Dutch Chapbooks, p. 180.
- voetnoot8
- E. VERZANDVOORT, Dutch Chapbooks, p. 183; vgl. zijn afb. 13 + 14.
- voetnoot9
- Vgl. E. VERZANDVOORT, Dutch Chapbooks, p. 179-180.